dinsdag, februari 07, 2006

49. Wat weegt zwaarst: belang van kinderen en ouders of portemonnaie advocatuur?

Behandeling van Initiatiefwetsvoorstel Luchtenveld in eerste kamercommisie voor Justitie

De Eerste Kamer staat bij de behandeling van het Initiatiefwetsvoorstel Luchtenveld voor een duivels dillemma: Wat zal voor de kamer het zwaarst wegen: Belangen van kinderen, hun ouders en verdere familie op de zo noodzakelijke verbeterde handhaving van beschikte ouderschapsregelingen na scheiding of de portemonnaie en omzet van de advocatuur?

Afgelopen dinsdag 7 februari
werd in de commissie voor Justitie van de Eerste Kamer het voorbereidend onderzoek gestart naar het Initiatiefwetsvoorstel Luchtenveld ter voorbereiding op de plenaire behandeling in de Eerste Kamer. Over deze behandeling in de commissie is echter niet veel informatie beschikbaar.

Het verkorte schriftelijk verslag van de commissievergadering van 7 februari zegt er eigenlijk alleen over dat de volgende eerste kamerleden een inbreng hebben gehad in de commissiebehandeling, maar welke inbreng dat was laat zich raden:
-CDA - mr. P.W.L. Russell; advocaat bij Russel Advocaten te Amsterdaml
-PvdA - mr. I.Y. Tan; oud-adviseur bij organisatiebureau Berenschot
-VVD - mr. A. Broekers-Knol; medewerker pleitopleidingen juridische faculteit Leiden
-D66 - Prof. mr. J.W.M. Engels; bijzonder hoogleraar gemeenterecht Leiden
-ChristenUnie, SGP - mr. G. Holdijk; oud-zelfstandig juridisch adviseur

Eerder bleek al dat de eerste kamercommissie van Justitie middels een brief, die voor de commissie werd opgesteld door het CDA Eerste Kamerlid mr. P.W.L. Russell in het dagelijks leven advocaat bij Russell Advocaten te Amsterdam, vooral aan alle juridische instanties en hun belangenverenigingen om herhaald schriftelijk advies zal vragen. Ook bleek de commissie voor Justitie al eerder geen enkele belangstelling te hebben om ook met maatschappelijke organisaties van ouders en kinderen te spreken.

Belangrijk punt in de behandeling in de Eerste Kamer, een kamer met een hoog "juridisch gehalte", en in de commissie, met een zeer hoog "mr. gehalte", zal zijn de in het Initiatiefwetsvoorstel opgenomen handhaving van ouderschapsregelingen middels de openstelling van de verkorte gang naar de rechter voor ouders. Daarin vervalt de verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat, en daarmee de (vertragende) voorafgaande gang van ouders langs de advocatuur, als dwingende voorwaarde voor toegang tot de rechter. Ouders kunnen zich volgens het wetsinitiatief nu ook zelf direct tot de rechter wenden om problemen met de uitvoering van de afgesproken ouderschapsregelingen in het ouderschapsplan voor te leggen.

Deze mogelijkheid is een kernstuk uit het wetsvoorstel en werd in het wetsvoorstel opgenomen als toch al mager alternatief om het kernprobleem van de gebrekkige handhaving van bij rechterlijke beschikking afgesproken ouderschapsregelingen nu eindelijk aan te pakken en te verbeteren.

Het grote probleem dat hiermee eindelijk aangepakt moet worden is dat zorgouders soms met een vette knipoog, maar vaak zelfs met de directe steun, van de eigen advocaat de bij de rechtbank afgesproken ouderschapsregelingen na scheiding op grote schaal naast zich neer leggen en daarmee de kinderen en de andere ouder het nakijken geven. Geschat wordt dat inmiddels ca. 50% van alle scheidingskinderen (in totaal ca. 560.000 Nederlandse kinderen) alsook ca. 50% van de "omgangsouders" door deze wantoestand van het ontbreken van een deugdelijke handhaving van door de rechtbank beschikte ouderschapsregelingen wordt getroffen.

De aan deze rechterlijke wantoestanden zelf medeschuldige advocatuur vindt de verbeterde handhaving middels de verkorte gang naar de rechter voor ouders zonder dwingende procesvertegenwoordiging van een advocaat nu uiteraard minder leuk voor de eigen portemonnaie (ca. 50% van de totale omzet van de Nederlandse advocatuur komt uit de verplichte civiele procesvertegenwoordiging in scheidingszaken, dus het gaat hier om grote belangen en veel geld voor deze sector). Men vreest immers omzetderving nu ouders onder voorwaarden ook zelf direct naar de rechter kunnen stappen en de voorafgaande winkelnering bij de advocatuur niet langer dwingend bij wet wordt voorgeschreven.

Het ontbreken van deugdelijke handhaving van beschikte ouderschapsregelingen (regelingen welke voorheen vaak, naar analogie van het penitentiaire recht, "kontakt- of omgangsregelingen" werden genoemd) is een van de grootste problemen voor kinderen en ouders na een scheiding.

Een bezorgde vader heeft daarom inmiddels per brief al aan de commissie laten weten dat de handhaving van ouderschapsregelingen juist nog sterker moet. Want handhaving is een groot probleem. De verkorte gang naar de rechter zonder de dwingende noodzaak van een vertragende advocaat uit het initiatiefwetsvoorstel moet daarbij zeker gehandhaafd blijven. Maar er is nog meer nodig, vindt deze vader.

Om de leden van de commissie en de Eerste Kamer in hun verdere behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Luchtenveld te "verlichten" en weg te voeren van aardse belangen van juridische beroepsgroepen naar de hogere belangen van scheidingskinderen en hun recht op het behoud van relaties met beide ouders en de verdere familie, beveel ik de kamerleden daarom van harte het schilderij "Hawaiiaanse dromenvangers" van Rich Zubaty aan.


Kinderen moeten immers ook na een scheiding van beide ouders en de verdere familie "mogen" blijven houden. Een verbeterde handhaving van de afgesproken ouderschapsregelingen bij de scheiding, inclusief de nu in het Initiatiefwetsvoorstel opgenomen verkorte gang naar de rechter zonder de dwingende noodzaak daarbij een vertragende advocaat in te hoeven schakelen, is daartoe een absolute randvoorwaarde.

Zie verder ook:






Geen opmerkingen:

Een reactie posten