Posts tonen met het label Art. 279 Sr. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Art. 279 Sr. Alle posts tonen

dinsdag, maart 26, 2013

568. Niet-nakomen 'omgang': Ervaringsverslag aangifte onttrekking (Art. 279 Sr)

-------------------------------------------
  • Betreft uitspraak LJN: BZ0555, Rechtbank Amsterdam, d.d. 24-12-2012 (Inhoud: Vrouw veroordeeld op grond van Art. 279 Sr vanwege het onttrekken aan het wettig gezag van het minderjarige kind aan de vader bij het niet-nakomen van de door de rechter beschikte omgangsregeling bij een situatie van gezamenlijk gezag over het kind.)
  • Zie hier voor een 'Stappenplan of handleiding voor het doen van aangifte van onttrekking (Art. 279 Sr) voor gezagsouders met een door de rechter beschikte omgangsregeling die niet nagekomen wordt'
-------------------------------------------
 
Ervaringen van een vader
De laatste tijd valt het op dat het Openbaar Ministerie (OM) in het geval van aangiftes van omgangsonttrekking op grond van Art. 279 Sr weer vaker niet ontvankelijk verklaard wordt.
Dit is een direct gevolg van een brief van 4 december 2002 van de Minister van Justitie die is geschreven in het kader van de totstandkoming van de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.

In uitspraak LJN: BZ0555 d.d. 24-12-2012 van de Rechtbank Amsterdam staat deze brief daarbij als volgt samengevat:
“Het naleven van een omgangsregeling dient volgens de kennelijke bedoeling van de wetgever te worden gehandhaafd door middel van maatregelen van civielrechtelijke aard, zoals de dwangsom, lijfsdwang, afgiftebevel of het toewijzen van het eenhoofdig gezag aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft of de ondertoezichtstelling of aanwijzing van een bijzonder curator.”
Met andere woorden indien de ouder die aangifte wegens onttrekking aan het ouderlijk gezag, Art 279 Sr, doet, geen voorafgaande civiele procedure(s) heeft gevoerd om dwangmaatregelen te eisen, wordt het O.M. niet ontvankelijk verklaard.

Je heb je woede om de onrechtvaardigheid dat je je kind van je ex niet mee krijgt, terwijl de uitspraken van de rechtbank er duidelijk in zijn, kunnen kanaliseren.
Je gaat met de beschikkingen in de hand naar het politiebureau, waar je vaak in eerste instantie al te horen krijgt: “dit is een civiele zaak”.
Je kunt de politie, omdat je op deze mededeling voorbereid bent, ervan overtuigen dat het wel degelijk toch een strafzaak is en dat je aangifte wilt doen.
Je krijgt uiteindelijk een aangifte op papier.

Als een Officier van Justitie dan besluit om te vervolgen loop je echter de grote kans dat deze Officier niet ontvankelijk wordt verklaart omdat je geen voorafgaande civiele procedure gericht op handhaving van de omgangsregeling hebt gevoerd.

Je lange frustrerende weg om een aangifte op papier te krijgen is dan voor niks geweest.
Je ex komt met onttrekking aan het ouderlijk gezag (Art. 279 Sr) weg en de rechten van je kind op zorg van en omgang met de andere ouder (degene die de omgangsregeling heeft) leggen blijkbaar geen gewicht in de schaal. Je kind ziet jou niet en jij ziet je kind niet.

Terwijl het nota bene zwart op wit in de beschikking van de rechtbank staat.
Een verschrikkelijk onrechtvaardige situatie voor het kind en de ouder die elkaar toch al slechts op de weinige dagen van de beschikte omgangsregeling zien.

Voer eerst een civiele procedure tot handhaving van de omgang
De kans dat een Officier van Justitie besluit om niet te vervolgen wordt dus groter als er geen civiel rechtelijke procedure gevoerd is.
Hierdoor wordt je bijna verplicht, als je wilt dat het daadwerkelijk tot gerechtigheid komt, om een voorafgaande civielrechtelijke procedure, waarin je dwangmaatregelen eist, gevoerd te hebben voordat je aangifte doet/ kan doen van onttrekking aan het ouderlijk gezag.

Te gek voor woorden!
Waarbij je nog moet bedenken dat de ouder die afhankelijk is van de omgangsregeling, en waar het kind niet zijn of haar hoofdverblijfplaats heeft, een ouder is die over het algemeen werkt en als zodanig vaak niet in aanmerking komt om civielrechtelijk te kunnen procederen op basis van een toevoeging. Dit brengt hoge en onnodige kosten voor de ‘omgangsouder’ met zich mee.

In deze zaak had ik als de vader al twee keer een “verzamelaangifte“ gedaan.
Een aangifte waarin in een keer meerdere overtredingen waren opgenomen. Ik had als vader een journaal aangelegd met alle communicatie en pogingen tot communicatie; sms-berichten, emails, (aangetekende) brieven en ontvangstbewijzen van aangetekende brieven (dit laatste via internet). Kortom alles gearchiveerd en gedocumenteerd.

Met behulp hiervan kon ik aannemelijk maken dat moeder willens en wetens de omgangsregeling frustreerde.

Omdat er in deze zaak al een civiele procedure, een kort geding, had plaatsgevonden voorafgaand aan het doen van de aangiftes merkte de rechtbank op;
"dat in dit geval niet kan worden geoordeeld dat er zodanig weinig civielrechtelijke pogingen zijn ondernomen dat dit aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in haar vervolging in de weg zou moeten staan".
Het verweer van de advocaat om het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren werd verworpen.

Aangifte doen bij de Jeugd- en zedenpolitie
Ik merkte bij de aangifte dat er bij de reguliere politie te weinig kennis is over het feit dat onttrekking aan de ouderlijke macht een strafbaar feit/strafzaak is. Uiteindelijk belandde ik bij de Jeugd- en Zedenpolitie waar een wereld voor mij open ging en waar wel iemand met kennis van zaken de “verzamelaangiftes” gedocumenteerd opnam.
Goede voorbereiding van de aangiften in de vorm van een verhaal met het refereren naar de beschikkingen en het bijvoegen van, indien mogelijk, uitgeprint bewijsmateriaal, is een pre.
En laat vooral de relevante sms-berichten als bewijs in je telefoon staan.

Voor de overtreding in de laatste “verzamelaangifte” is moeder uiteindelijk vervolgd. Een lange weg.

Meldt je bij aangifte ook aan bij Slachtofferhulp en 'voeg' je in de strafzaak
Vergeet daarbij ook niet om je bij de aangifte zelf al meteen via de politie als slachtoffer van een strafbaar feit bij Slachtofferhulp aan te melden. Je bent nl. technisch gezien in de strafzaak benadeelde of slachtoffer. Het echte slachtoffer is natuurlijk het kind dat altijd kind van de rekening is.
Via slachtofferhulp kun je informatie opvragen, zoals de datum van de behandeling van de strafzaak. De strafzitting is in principe openbaar.

Het verdient verder aanbeveling om je in overleg met Slachtofferhulp ook 'te voegen' in de strafzaak met een civiele schadevordering. Daaraan zijn geen verdere kosten verbonden en door je te voegen kun je als benadeelde of slachtoffer civiel de geleden schade terugvorderen , b.v. vergoeding van een gemiste vakantievlucht vanwege het niet op tijd overdragen van je kind. Ook in gevallen waarin de geleden schade beperkt is of vooral emotioneel, verdient het toch aanbeveling om je 'te voegen' aangezien je dan de stukken van de rechtzaak kunt opvragen.
Altijd goed om die achteraf rustig in te kunnen zien en indien de tegenpartij op basis van toevoeging procedeert zal er ongetwijfeld een hoger beroep komen.

Voorwaarden voor voeging in het strafproces

  • U heeft schade geleden door een strafbaar feit;
  • De verdachte is opgespoord;
  • U heeft uw schade of een deel daarvan niet op een andere manier vergoed gekregen;
  • De verdachte moet voorkomen, er vindt dus een strafzitting voor de rechter plaats;
  • De verdachte moet voorkomen voor het feit waarvan u slachtoffer bent geworden.
In mijn geval bleek dat er eerst een regiezitting was gepland waar de zaak niet inhoudelijk werd besproken.
De strafzaak werd door de meervoudige kamer behandeld. Misschien een teken dat de zaak serieus genomen werd?
Na herhaaldelijk weer bij Slachtofferhulp te hebben geïnformeerd, bleek dat er opnieuw een regiezitting gepland was.
Als vader heb ik toen met hulp van slachtofferhulp een brief naar de rechtbank/Officier van Justitie gestuurd met daarin de laatste gang van zaken - mijn ex bleef gewoon door gaan met het frustreren van de omgangsregeling - en het verzoek de regiezitting te mogen bijwonen, hetgeen werd toegestaan.
Op de regiezitting zelf werd mij eerst te verstaan gegeven dat ik niks kon zeggen maar gedurende de behandeling heb ik toch het een en ander kunnen zeggen.

Maak op de strafzitting gebruik van je spreekrecht als slachtoffer
Op de uiteindelijke strafbehandeling van de zaak heb ik gebruik gemaakt van mijn spreekrecht als slachtoffer en de rechtbank gevraagd om een duidelijk signaal af te geven;
“tot hier en niet verder. Als er geen sanctie staat op het niet naleven van de beschikking betekent dit een vrijbrief. Mevrouw, gaat u uw gang maar, u wordt toch niet bestraft.”

De boodschap hier is; je kunt heel veel zelf doen. Doe dat ook. Wees actief om voor de rechten van je kind(eren) op te komen en breng het op om er emotioneel en geestelijk ook toe in staat te zijn, hoe frustrerend, deprimerend en moeizaam dat ook allemaal vaak is. Zoek informatie, geef je mening in een brief aan de rechtbank en maak gebruik van je spreekrecht als slachtoffer op de strafzitting.

Al met al een lange weg waarin je als ouder met een omgangsregeling, waarvoor je hoogst waarschijnlijk in eerdere procedures al zoveel moeite hebt moeten doen, de instanties moet overtuigen dat je kind recht heeft om bij je te zijn, je als ouder te mogen kennen en liefde en zorg van je te mogen ontvangen.

Het knelpunt bij de vervolging van onttrekking volgens Art. 279 Sr bij het niet-nakomen van de beschikte omgang door de ‘verblijfsouder’ is nu het niet ontvankelijk verklaren van het O.M. door de strafrechter vanwege het ontbreken van voorafgaande civiele procedures door de ‘omgangsouder’.
Wil je de lange weg naar gerechtigheid ingaan, overweeg dan eerst een civiel rechtelijke procedure. Dit kan een kort geding zijn maar dan moet er wel een spoedeisend belang zijn.
Het voordeel van een strafzaak is/was dat je geen advocaat hoeft te betalen. Je kunt/kon, theoretisch, de handhaving van de omgangsregeling via een strafzaak afdwingen.
Nu lijkt het er op dat je toch eerst hoge kosten zult moeten maken door een advocaat te moeten nemen om een civiele procedure te voeren.

Onbegrijpelijk
Wie begrijpt de motivatie van ouders die hun kind niet de liefde van de andere ouder gunnen? Niemand, toch!?
Of begrijpt iedereen dat die ouders het kind als wapen inzetten om hun ex te straffen.
Dat het ontzettende egoïstische redenen zijn, waarbij ze totaal voorbij gaan aan het feit dat een kind recht heeft op een vader en een moeder, op de liefde en zorg van een vader en een moeder.

Peter Woudstra
Amsterdam, 26 maart 2013


_____
Disclaimer: Op deze website wordt geen sluitend juridisch advies gegeven: neemt u hiervoor, als het zover komt, contact op met bijvoorbeeld een advocaat, notaris of de geëigende overheidsinstanties. Deze website huldigt een eigen rechtsopvatting op een rechtsgebied dat in ontwikkeling is. Hoewel er de grootst mogelijke algemene zorg aan uw adviesverzoek en – in voorkomend geval - melding besteedt wordt, zijn we niet aansprakelijk voor de gegeven adviezen. Adviezen en reacties worden uitsluitend gegeven onder volledige uitsluiting van alle aansprakelijkheid voor de gegeven adviezen en reacties.
_____

dinsdag, februari 05, 2013

567. Vrouw veroordeeld op grond van Art. 279 Sr wegens niet-nakomen van door de rechter beschikte omgangsregeling (LJN BZ0555, Rechtbank Amsterdam, 24-12-2012)

LJN: BZ0555, Rechtbank Amsterdam, 13/654195-11

Datum uitspraak: 24-12-2012
Datum publicatie: 05-02-2013
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaats: Rechtspraak.nl

Inhoudsindicatie:
De rechtbank heeft een vrouw veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur vanwege het op 8 juni 2011 onttrekken aan het wettig gezag van haar minderjarige kind aan de vader met wie een omgangsregeling was afgesproken.

Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/654195-11
Datum uitspraak: 24 december 2012

Tegenspraak

VERKORT VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],
geboren te [plaats] op [1967],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] te [plaats].

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2012.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Mannen en van wat de verdachte en haar raadsman mr. M.R.P. Hoppenbrouwers naar voren hebben gebracht.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij op of omstreeks 08 juni 2011 (vanaf ongeveer 12.00 uur) te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige, te weten [A] (geboren in 2004) , heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar toen niet voldaan aan de afspraak/overeenkomst ( welke ( gezamenlijk) was overeengekomen en/of afgesproken en/of vastgesteld met de vader van voornoemde minderjarige [A], die ( eveneens) het wettig gezag over voornoemde [A] uitoefende) om voornoemde minderjarige [A] op de afgesproken tijd ( te weten 8 juni 2011 om 12.00 uur) aan hem, de vader, over te dragen, immers heeft zij, verdachte voornoemde minderjarige [A] meegenomen naar en/of laten verblijven in een volkstuinencomplex zonder de vader daarvan in kennis te stellen en/of was zij, verdachte, ondanks het verzoek van de vader, weigerachtig om voornoemde minderjarige [A] aan de vader mee te geven.

2. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en overige voorvragen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een civiele kwestie waarbij de aangever civielrechtelijke wegen had moeten bewandelen als hij van mening was dat de vrouw, verdachte in deze zaak, de omgangsregeling niet nakwam. Het Openbaar Ministerie dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Hiertoe heeft de raadsman verwezen naar een brief van 4 december 2002 van de Minister van Justitie die is geschreven in het kader van de totstandkoming van de Wet bevordering ouderschap en zorgvuldige scheiding. Het naleven van een omgangsregeling dient volgens de kennelijke bedoeling van de wetgever te worden gehandhaafd door middel van maatregelen van civielrechtelijke aard, zoals de dwangsom, lijfsdwang, afgiftebevel of het toewijzen van het eenhoofdig gezag aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft of de ondertoezichtstelling of aanwijzing van een bijzonder curator. In deze zaak heeft de man zich tot op heden niet tot de civiele rechter gewend met een vordering tot het opleggen van voornoemde dwangmaatregelen. Het strafrecht en dan met name artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht is niet bedoeld voor een situatie als de onderhavige. Volgens de raadsman is er, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 26 september 2012, LJN: BX8691, geen plaats voor strafrechtelijke handhaving waar nog (ruime) civielrechtelijke mogelijkheden zijn. In die zaak heeft het Openbaar Ministerie zelf de niet-ontvankelijkheid gevorderd.

De officier van justitie heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is het opportuniteitsbeginsel verwoord. Dit houdt in dat het Openbaar Ministerie, op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het al dan niet strafrechtelijk vervolgen van verdachten, de in het geding zijnde belangen kan afwegen. Deze belangenafweging staat, in geval van vervolging, slechts marginaal ter beoordeling van de rechter. Slechts indien het Openbaar Ministerie in redelijkheid niet tot vervolging had kunnen besluiten, of wanneer anderszins sprake is van schending van enig beginsel van behoorlijke procesorde, kan het recht tot strafvervolging vervallen worden verklaard.

Het is de rechtbank niet gebleken dat in de onderhavige zaak van een dergelijke situatie sprake is, ook al heeft de aangever wellicht niet alle civielrechtelijke dwangmiddelen bij de civiele rechter afgedwongen. Vast staat in ieder geval dat in de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam van 2 januari 2008 afspraken zijn gemaakt over een omgangs- en vakantieregeling. Vervolgens is op 3 april 2008 door de Voorzieningenrechter te Amsterdam tussen aangever en verdachte een vonnis gewezen waarin de omgangsregeling nader is uitgewerkt. De reguliere omgangsregeling vormt geen probleem tussen aangever en verdachte, maar vanaf 2008 zijn aangever en verdachte in conflict over de interpretatie van de vakantieregeling. Sindsdien hebben aangever en verdachte over en weer al dan niet middels advocaten gecorrespondeerd en tevergeefs getracht om hier overeenstemming over te krijgen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in een geval als het onderhavige eerst het nodige op civielrechtelijk gebied dient te worden betracht, echter in dit geval kan niet worden geoordeeld dat er zodanig weinig civielrechtelijke pogingen zijn ondernomen dat dit aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in haar vervolging in de weg zou moeten staan. Het verweer wordt verworpen.

Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in zijn vervolging. Voorts is de dagvaarding geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3. Waardering van het bewijs

De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [A] op 8 juni 2011 aan het gezag van aangever heeft onttrokken nu de overdracht conform het vakantieschema op 8 juni 2011 heeft plaatsgevonden.

De rechtbank verwerpt dit verweer. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op de bewuste dag (8 juni 2011) moest [A] om 12.00 uur worden overgedragen aan haar vader. Verdachte wilde haar dochter die dag niet meegeven omdat zij – op advies van haar toenmalige advocaat – eigenhandig een dag wilde compenseren die de vader (aangever) zich naar haar mening ten onrechte op 29 april 2011 had toegeëigend. Verdachte is, zonder de vader hiervan op de hoogte te stellen, met haar dochter naar het volkstuincomplex gegaan. Ze heeft hierdoor opzettelijk niet voldaan aan de vastgestelde omgangsregeling. Het verweer dat zij een dag wilde compenseren, gaat niet op omdat de vader op 29 april 2011 gerechtigd was om [A] volgens de omgangsregeling bij zich te hebben. Dat hij [A] die dag niet naar school heeft laten gaan zonder overleg met verdachte is een andere kwestie.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 08 juni 2011 vanaf 12.00 uur te Amsterdam, opzettelijk een minderjarige, te weten [A] (geboren in 2004) , heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, immers heeft verdachte daar toen niet voldaan aan de omgangsregeling welke was vastgesteld met de vader van voornoemde minderjarige [A], die eveneens het wettig gezag over voornoemde [A] uitoefende, om voornoemde minderjarige [A] op de afgesproken tijd (te weten 8 juni 2011 om 12.00 uur) aan hem, de vader, over te dragen, immers heeft zij, verdachte voornoemde minderjarige [A] meegenomen naar en laten verblijven in een volkstuinencomplex zonder de vader daarvan in kennis te stellen en was zij, verdachte, ondanks die omgangsregeleling welke was vastgesteld, weigerachtig om voornoemde minderjarige [A] aan de vader mee te geven.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4. Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5. De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7. Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen, waarvan een gedeelte, groot 40 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank zal de officier van justitie in haar eis volgen. Dit om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden de strijd die zij met aangever voert over de uitleg van de vakantieregeling over de rug van [A] te voeren. De belangen van [A] dienen voorop te staan en zwaarder te wegen dan die van verdachte.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.

Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. Martens, voorzitter, mrs. E. Dinjens en G.W.A. Lamsvelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2012.





_____
Disclaimer: Op deze website wordt geen sluitend juridisch advies gegeven: neemt u hiervoor, als het zover komt, contact op met bijvoorbeeld een advocaat, notaris of de geëigende overheidsinstanties. Deze website huldigt een eigen rechtsopvatting op een rechtsgebied dat in ontwikkeling is. Hoewel er de grootst mogelijke algemene zorg aan uw adviesverzoek en – in voorkomend geval - melding besteedt wordt, zijn we niet aansprakelijk voor de gegeven adviezen. Adviezen en reacties worden uitsluitend gegeven onder volledige uitsluiting van alle aansprakelijkheid voor de gegeven adviezen en reacties.
_____

woensdag, november 14, 2012

560a. Handleiding Aangifte Onttrekking Ouderlijk Gezag (art 279) bij niet nakomen omgang bij gezamenlijk gezag

Aangifte Onttrekking Ouderlijk Gezag (art 279) bij niet nakomen omgang bij gezamenlijk gezag


Handleiding aangifte doen bij niet nakomen omgangsregeling

Peter Tromp

Sinds 15 februari 2005 heeft een arrest van de Hoge Raad het mogelijk gemaakt om - bij het niet nakomen van de beschikte omgangsregeling in een situatie van gezamenlijk gezag - tegen de ouder die zich niet aan een door de rechter beschikte omgangsregeling houdt bij politie en justitie aangifte te doen wegens "Onttrekking aan de ouderlijke macht" (Artikel 279 Sr.) als strafbaar feit.

Onderstaande praktijkhandleiding werd ingezonden door een vader met gezamenlijk gezag die zelf in de praktijk bij niet-nakoming van de omgangsregeling door zijn ex, tegen de moeder aangifte bij de politie deed. Zijn aangifte is opgenomen door de politie en vervolgd door justitie.

We roepen anderen die sinds 15 februari 2005 gebruik gemaakt hebben van deze mogelijkheid om aangifte te doen om hier op deze website rapport te doen van hun ervaringen met politie, justitie en rechtbanken in de afhandeling van hun aangifte. U kunt uw ervaringen direct op deze website publiceren door gebruik te maken van de commentaarmogelijkheid onderaan dit artikel.

Op grond van de vele aan ons gerapporteerde ervaringen in de afgelopen jaren met het doen van aangifte bij het niet nakomen van een door de rechter beschikte omgangsregeling heb ik inmiddels de volgende uitgebreide handreiking samengesteld.

Praktijkhandleiding "aangifte doen bij het niet nakomen van de omgangsregeling". Onttrekking aan de ouderlijke macht Artikel 279 Sr.

1. Het verdient aanbeveling om voorafgaand of parallel aan het doen van aangifte van onttrekking - met hulp van uw advocaat - eerst een civiele procedure (zgn. Kort Geding) te voeren met een verzoek om civiele handhaving van de beschikte maar niet-nagekomen omgangsregeling

De kans dat de strafrechter de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaart bij de strafvervolging van uw aangiften van onttrekking (Art. 279 Sr) wordt iets groter, als u als benadeelde ouder voorafgaand niet eerst een civiel rechtelijke procedure (zgn. Kort Geding) heeft gevoerd, waarin u om civiele handhavingsmiddelen (dwangsom, civiele gijzeling, omgangs-OTS (*) etc.) voor de beschikte maar niet-nagekomen omgangsregeling gevraagd heeft en deze vervolgens - zoals de praktijkervaring leert - weinig tot niets hebben geholpen.

Dit zou nog steeds een gevolg zijn van een zinsnede uit een brief van 4 december 2002 van de Minister van Justitie die werd geschreven in het kader van de toenmalige debatten in de Tweede Kamer als wetgever over de scheidings- en omgangsproblematiek. Daarin valt te lezen:
Strafbaarstelling van het niet nakomen van een omgangsregeling
Ten aanzien van de aanbeveling een strafbepaling in de wet op te nemen sluit ik mij aan bij het door mijn voorganger ingenomen standpunt hiervan af te zien, onder meer omdat hiermee een handhavingsverplichting wordt geschapen, die onvoldoende toegevoegde waarde heeft ten opzichte van het middel van (civielrechtelijke) lijfsdwang (art. 585 Rv). We beschikken zoals eerder vermeld al over een uitgebreid scala aan civiele dwangmaatregelen. Ik wil bovendien benadrukken dat ik het strafrecht beschouw als ultimum remedium en geen geëigend middel acht om deze problematiek op te lossen.
Deze zinsnede is naar onze mening echter inmiddels door de jurisprudentie in de rechtspraktijk achterhaald als gevolg van de latere uitspraken van de Hoge Raad uit 2005, waarin het niet-nakomen van de beschikte omgang bij gezamenlijk gezag inmiddels wel strafbaar verklaard werd conform Art. 279 Sr. En een strafbaar feit blijft een strafbaar feit dat ook vervolging bij de strafrechter verdient. De eis van sommige strafrechters voor ontvankelijkheid van de Officier van Justitie bij de strafvervolging, dat eerst een civiele procedure gevoerd moet zijn, jaagt ouders ons inziens daarom geheel onnodig op hoge eigen advocaat- en procedurekosten, terwijl de wederpartij daarbij vaak op een toevoeging opereert en op kosten van de Nederlandse staat weer beroep aantekent. Dit heeft grote rechtsongelijkheid tot gevolg, waarvan de kinderen het slachtoffer worden.

Toch adviseren we u indien mogelijk het zekere voor het onzekere te nemen en eerst met uw advocaat een civiel rechtelijke Kort-Geding-procedure te voeren, waarin u om civiele handhavingsmiddelen (dwangsom, civiele gijzeling, omgangs-OTS (*) etc.) voor de beschikte maar niet-nagekomen omgangsregeling vraagt.
(*) Omgangs-OTS: Dit betreft een Onder Toezicht Stelling van het kind/de kinderen bij Jeugdzorg als civiele handhavingsmaatregel, met het oogmerk om de naleving van een door de rechter beschikte maar niet-nagekomen omgangsregeling te bewerkstelligen. Het wordt ouders bij een verzoek om civiele handhavingsmiddelen bij de KortGeding-rechter echter sterk afgeraden om als mogelijke handhavingsmaatregel te vragen om deze zgn. 'Omgangs-OTS' bij Jeugdzorg, omdat de ervaringen inmiddels hebben geleerd dat Jeugdzorg bij deze Omgangs-OTS-en steeds aan de kant van de de omgang frustrerende ouder gaat staan en daarbij eindeloze trajecten ingaat, waarbij in de praktijk weinig tot helemaal niets wordt gedaan om de naleving van de door de rechter beschikte (maar niet-nagekomen) omgangsregeling ook daadwerkelijk te bewerkstelligen.

2. Aangifte doen bij de politie van het strafbaar feit van "onttrekking" conform Art 279 Sr. 

Als de civiele handhavingsmiddelen niets hebben geholpen, en dat is helaas meestal de praktijkervaring, dan rest u als ouder geen andere weg dan bij de politie aangifte van onttrekking te doen conform Art. 279 Sr.

U kunt alleen aangifte van onttrekking doen wanneer uw zaak voldoet aan de volgende drie voorwaarden:
1. U beschikt over een bij rechterlijke beschikking vastgestelde omgangsregeling met uw kind(eren)
2. U heeft het 'gezamenlijk gezag' over uw kind(eren) van de rechter toegewezen gekregen
3. De andere ouder houdt zich zonder uw toestemming niet aan de door de rechter beschikte omgangsregeling.

Is dit het geval dan doet u het volgende:

In de woonplaats van het adres waar u de omgang geweigerd wordt belt u de politie.
Deze komt ter plaatse, constateert de weigering en zal op uw verzoek sommeren de omgangsregeling na te komen.
U noteert tijdstip en namen van de politieagenten.
Bij volhardende weigering gaat u naar het dichtstbijzijnde politiebureau om aangifte te doen van onttrekking aan de ouderlijke macht.

U neemt mee:

1. Uw identiteitsbewijs.

2. De uitspra(a)k(en) van de rechtbank in uw zaak omtrent (a) uw omgangsregeling en (b) de toekenning van het gezamenlijk gezag aan u.

3. (a) De uitspraak van de Hoge Raad van 15 februari 2005 (die het niet-nakomen van de beschikte omgangsregeling bij gezamenlijk strafbaar stelt) en (b) het Rapport 2007/034 van De Nationale Ombudsman (met daarin de aanbeveling aan de Nederlandse politie om aangiften onttrekking (Art. 279 Sr) bij het niet-nakomen van een omgangsregeling bij gezamenlijk gezag ook daadwerkelijk op te nemen).
Zorg dat de prints goed leesbaar zijn.

4. Onderstaand onttrekkingsartikel Art. 279 Sr uit het Wetboek van Strafrecht. (selecteren/knippen/plakken)
Artikel 279 Sr, Wetboek van Strafrecht.
  1. Hij die opzettelijk een minderjarige onttrekt aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
  2. Gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt opgelegd indien list, geweld of bedreiging met geweld is gebezigd, of indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.
U zegt op het politiebureau dat u aangifte wil doen van onttrekking aan de ouderlijke macht tegen de ouder die de beschikte omgangsregeling niet nakomt, waarbij u naargelang de situatie al dan niet expliciet al dan niet melding laat maken van een evt. verzwarende omstandigheid, indien er sprake is van "list, geweld of bedreiging met geweld is gebezigd, of indien de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is".

Als de politie niet begrijpt wat u bedoeld laat u hen de uitspraak van de Hoge Raad en de aanbeveling in Rapport 2007/034 van De Nationale Ombudsman zien en een printje van Art 279 Sr van het Wetboek van Strafrecht.

Ongeldige redenen van de politie om de aangifte niet op te nemen kunnen zijn:

1. “Het betreft een CIVIELE zaak.”
Antwoord: “Voor de civiele zaak zal ik een kortgeding aanspannen en een dwangsom eisen. De strafrechterlijke kant van de zaak handelt u af.”

2. “Wij gaan niet aan kinderen trekken.”
Antwoord: “Dat doet u wel als u de aangifte niet opneemt. U trekt dan mee aan de kant waar het misdrijf begaan word.”

3. Vul zelf maar in, alles is mogelijk: “Wij houden niet van wijsneuzen.” Zelfs: “Uw ex wil het gewoon niet.”

Uw antwoord is bij weigering van de politie om de aangifte op te nemen altijd:
“Ik zal dan direct bij de officier van Justitie zelf aangifte laten doen door mijn advocaat.”
U belt uw advocaat en laat die direct bij de officier van Justitie bij de rechtbank horende bij de woonplaats waar u aangifte wil doen de aangifte doen. Die zal de politie dan opdracht geven de aangifte op te nemen. Informeer zelf bij de politie wanneer u welkom bent, nadat uw advocaat van de officier van Justitie bericht heeft ontvangen dat u aangifte kunt gaan doen.

Als dat dan nog niet heeft geholpen kunt u nog een brief schrijven aan de voor de Nederlandse politie verantwoordelijke minister van Veiligheid en Justitie, waarin u er op grond van de uitspraak van de Hoge Raad op wijst dat sprake is van een strafbaar feit en u de minister als baas van de politie verzoekt om de opname van uw aangifte van onttrekking door de politie te gelasten.

Waar het bij dit alles op aankomt is dat u zich bij het doen van uw aangiften onttrekking bij de politie niet gemakkelijk uit het veld laat slaan en laat wegsturen. De aarzelende houding van de politie om uw aangifte onttrekking op te nemen overigens niet noodzakelijkerwijs een gevolg van directe onwil maar soms ook van onwetendheid bij de politie, dat het ook hier gaat om het strafbaar feit van onttrekking.

Herhaald aangifte doen bij de politie i.v.m. dossieropbouw tegen omgangsfrustrerende ouder
U dient de aangifte bij de politie bij elke nieuwe keer dat de beschikte omgangsregeling niet wordt nagekomen te herhalen om zo politie en justitie in staat te stellen om een goed strafdossier (een zgn. verzamelaangifte) tegen de omgangsfrustrerende ouder op te bouwen ten behoeve van de vervolging door het OM voor de strafrechter.

Aanmelden bij Buro Slachtofferhulp:
Vergeet niet om u bij de aangifte bij de politie ook tegelijk als slachtoffer van een misdrijf aan te laten melden bij Buro Slachtofferhulp (Telefoon: 0900-0101 (lokaal tarief)) en hun hulp te vragen in deze moeilijke omstandigheden. Via de Slachtofferinformatielijn kunt u nl. navragen hoe de stand van zaken is met de afhandeling en vervolging van uw aangifte, op welke datum de strafzitting gepland is en hoe u op de strafzitting gebruik kunt maken van uw spreekrecht als slachtoffer. Het nummer staat op de aangifte vermeld.

3. Vervolging van het strafbaar feit "onttrekking" conform Art 279 Sr. door de Officier van Justitie (Openbaar Ministerie - OM)

Seponering/sepot door de Officier van Justitie en Artikel 12-Sv-procedure bij het Gerechtshof
Als u aangifte gedaan heeft bij de politie bent u er nog steeds niet. De Officier van Justitie kan dan alsnog besluiten om uw aangifte niet te vervolgen maar te seponeren. Tegen dat sepotbesluit kunt u echter zelf en zonder hulp van een advocaat weer beroep aantekenen bij het Gerechtshof middels een zgn. Artikel 12-Sv-procedure, waarin u het Gerechtshof vraagt de Officier van Justitie te gelasten om dit strafbaar feit toch te vervolgen.  Wij adviseren u ook om dat te doen. Het belang van uw kind(eren) op beide ouders is een zeer zwaarwegend belang.

4. Strafzitting bij de strafrechter

Voorafgaande of gelijklopende civiele stappen (Kort Geding) zijn aanbevolen:
N.b. Zie toelichting boven bij stap 1:
Het verdient aanbeveling om voorafgaand of gelijklopend aan het doen van de hierboven beschreven strafrechtelijke aangiften bij de politie tegen het niet nakomen van de omgangsregeling door de verzorgende ouder, eerst via een Kort Geding de civiele rechter om nakoming van de omgangsregeling te verzoeken, waarbij u niet vergeet handhavingsmiddelen (een dwangsom, gijzeling etc.) te eisen op het nakomen van de omgangsregeling. Daarvoor gaat u naar een advocaat.
DAT is die civiele procedure waar wel eens naar verwezen word.

Sexe-justitie in de Nederlandse rechtspraak
De uiteindelijk uitgesproken straf van de rechter tegen de onttrekkende ouder wanneer dit een vrouw of moeder kan u mogelijk tegenvallen. Het gaat tot nu toe vaak uitsluitend om een voorwaardelijke taakstraf van zo'n 40 uur of meer en deze is bovendien tot nog toe bij geen van de voor onttrekking veroordeelde vrouwen of moeders daadwerkelijk ten uitvoer gelegd..

Misschien was u daar nog niet van op de hoogte, maar in de Nederlandse rechtspraak is naar analogie van de vroegere 'Klassejustitie' nu noch steeds sprake van een ernstige en chronische vorm van 'Sexejustitie'. De veroordelingen voor het strafbare feit van onttrekking zijn hiervan een goed voorbeeld. Waar


Dit is een direct gevolg van een brief van 4 december 2002 van de Minister van Justitie die is geschreven in het kader van de totstandkoming van de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.

In uitspraak LJN: BZ0555 d.d. 24-12-2012 van de Rechtbank Amsterdam staat deze brief daarbij als volgt samengevat:
“Het naleven van een omgangsregeling dient volgens de kennelijke bedoeling van de wetgever te worden gehandhaafd door middel van maatregelen van civielrechtelijke aard, zoals de dwangsom, lijfsdwang, afgiftebevel of het toewijzen van het eenhoofdig gezag aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft of de ondertoezichtstelling of aanwijzing van een bijzonder curator.”
Met andere woorden indien de ouder die aangifte wegens onttrekking aan het ouderlijk gezag, Art 279 Sr, doet, geen voorafgaande civiele procedure(s) heeft gevoerd om dwangmaatregelen te eisen, wordt het O.M. niet ontvankelijk verklaard.
_____
Disclaimer: Op deze website wordt geen sluitend juridisch advies gegeven: neemt u hiervoor, als het zover komt, contact op met bijvoorbeeld een advocaat, notaris of de geëigende overheidsinstanties. Deze website huldigt een eigen rechtsopvatting op een rechtsgebied dat in ontwikkeling is. Hoewel er de grootst mogelijke algemene zorg aan uw adviesverzoek en – in voorkomend geval - melding besteedt wordt, zijn we niet aansprakelijk voor de gegeven adviezen. Adviezen en reacties worden uitsluitend gegeven onder volledige uitsluiting van alle aansprakelijkheid voor de gegeven adviezen en reacties.
_____

woensdag, februari 21, 2007

110. Aanbeveling Nationale Ombudsman aan Nederlandse politie om aangiften onttrekking (Art. 279 Sr) bij niet nakomen omgangsregeling bij gezamenlijk gezag ook op te nemen (conform HR 15 feb 2005, LJN AR8250)

Belangrijke aanbeveling van de Nationale Ombudsman aan de Nederlandse politie om bij het niet-nakomen van een door de rechter beschikte omgangsregeling in situaties van gezamenlijk gezag de relevante jurisprudentie (de uitspraak van de Hoge Raad van 15 februari 2005) als uitgangspunt te nemen voor het politieoptreden en aangiften van onttrekking daarbij ook op te nemen.

Bron: Rapport 2007/034 d.d. 16 februari 2007 van De Nationale Ombudsman

In haar samenvatting van Rapport 2007/34 concludeert De Nationale Ombudsman:
Verder bleek tijdens het onderzoek dat verzoeker op 26 augustus 2004 aangifte van onttrekking aan het ouderlijk gezag van zijn kinderen door zijn ex-echtgenote had gedaan. Na overleg van de politie met de officier van justitie werd geconcludeerd dat er geen sprake was van een strafbaar feit, aangezien het een civiele aangelegenheid betrof. De aangifte van verzoeker werd geseponeerd.

Uit het onderzoek bleek dat het regionale politiekorps Noord-Holland-Noord het Handboek Jeugdzaken als uitgangspunt neemt voor het politieoptreden bij omgangsproblemen. Hierin is opgenomen dat de politie als er sprake is van gezamenlijk gezag slechts kan bemiddelen. Als een van de ouders gezag heeft en de andere ouder (zonder gezag) weigert om zijn kind terug te brengen, dan kan de politie, eventueel na bemiddeling, strafrechtelijk optreden. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 15 februari 2005 kan worden afgeleid dat ook degene die (mede) het gezag over het kind uitoefent dit kind desondanks aan het gezag van een ander kan onttrekken. Dus ook als er sprake is van gezamenlijk gezag kan de politie strafrechtelijk optreden. Gelet op de voorgaande jurisprudentie zag de Nationale ombudsman aanleiding om de korpsbeheerder in overweging te geven om de relevante jurisprudentie (de uitspraak van de Hoge Raad van 15 februari 2005) als uitgangspunt te nemen voor het politieoptreden.
En in haar volledige Rapport 2007/34 schrijft De Nationale Ombudsman:

Nadere overweging betreffende het politieoptreden bij omgangsproblemen

1. Verzoeker deed op 26 augustus 2004 aangifte van onttrekking aan het ouderlijk gezag van zijn kinderen door zijn ex-echtgenote. Na overleg van de politie met de officier van justitie werd geconcludeerd dat er geen sprake was van een strafbaar feit, aangezien het een civiele aangelegenheid betrof. De aangifte van verzoeker werd geseponeerd.

2. Verzoeker was het hier niet mee eens en stelde dat de uitspraak van de Hoge Raad van 15 februari 2005 gevolgd diende te worden (zie Achtergrond, onder 3.).

3. De officier van justitie heeft de motivering bij brief van 10 februari 2006 herzien.
Hij stelde dat er formeel sprake was van een strafbaar feit, maar dat het gemeenschapsbelang zeer gering was. Daarom was er geen reden tot overheidsingrijpen. Partijen konden hun conflict beter onderling gerechtelijk uitvechten, aldus de officier van justitie. Verzoeker heeft tegen deze sepotbeslissing op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering beklag aangetekend bij het gerechtshof.

4.1. Op 15 augustus 2006 gaf de klachtencoördinator van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord aan, dat het korps het 'Handboek Jeugdzaken van het regionale politiekorps Haaglanden 2005' hanteert als uitgangspunt bij het optreden van de politie bij omgangsproblemen.

4.2. In het Handboek Jeugdzaken Haaglanden 2005 is onder meer het volgende opgenomen:

"In de praktijk wil het nog wel eens voorkomen dat de politie wordt betrokken bij probleem als het gaat om het niet terugbrengen van kinderen van de ene ouder naar de andere ouder. Bepalend voor het politieoptreden is de vraag wie gezag of voogdij heeft over het kind. Als er sprake is van gezamenlijk gezag of voogdij, dan kan de politie slechts bemiddelen en eventueel naar een advocaat of een omgangshuis verwijzen. De zaak wordt anders als de ouders zijn gescheiden en bij rechterlijke uitspraak alleen een van de ouders het gezag heeft. Als de andere ouder weigert om zijn kind of kinderen na een bezoekregeling terug te brengen naar de ouder die het gezag heeft (bijvoorbeeld als de ouders zijn gescheiden en de rechter heeft bepaald dat alleen de moeder het gezag heeft). Vraag in zo'n situatie altijd om de beschikking van de rechter waarin de omgangsregeling is opgenomen. De politie kan dan eventueel bemiddelen om dit probleem op te lossen. Mocht ondanks deze bemiddeling de niet-gezaghebbende ouder weigeren het kind af te staan, dan bestaat de mogelijkheid om strafrechtelijk op te treden. In dit geval maakt de niet-gezaghebbende ouder zich schuldig aan overtreding van artikel 279 van het wetboek van Strafrecht."

4.3. In jurisprudentie van de Hoge Raad (15 februari 2005) is onder meer het volgende opgenomen (Achtergrond, onder 3.):

"Voor zover (…) het standpunt wordt ingenomen dat de verdachte het kind niet aan het gezag en het opzicht van de moeder kan onttrekken in de zin van artikel 279 Sr, omdat ook de verdachte het gezag over het kind had, wordt miskend dat degene die (mede ) het gezag over een minderjarig kind uitoefent, dit kind desondanks aan het gezag en/of het opzicht van een ander kan onttrekken bijvoorbeeld door zich niet te houden aan een bij rechterlijke beslissing vastgestelde (voorlopige) omgangsregeling."

5. Gebleken is dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord het Handboek Jeugdzaken als uitgangspunt neemt voor het politieoptreden bij omgangsproblemen. Hierin is opgenomen dat de politie als er sprake is van gezamenlijk gezag slechts kan bemiddelen. Als een van de ouders gezag heeft en de andere ouder (zonder gezag) weigert om zijn kind terug te brengen, dan kan de politie, eventueel na bemiddeling, strafrechtelijk optreden. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 15 februari 2005 kan worden afgeleid dat ook degene die (mede) het gezag over het kind uitoefent dit kind desondanks aan het gezag van een ander kan onttrekken. Dus ook als er sprake is van gezamenlijk gezag kan de politie strafrechtelijk optreden.

Gelet op de hiervoor genoemde jurisprudentie ziet de Nationale ombudsman aanleiding om de korpsbeheerder in overweging te geven om de relevante jurisprudentie (de uitspraak van de Hoge Raad van 15 februari 2005) als uitgangspunt te nemen voor het politieoptreden bij omgangsproblemen.

AANBEVELING

De beheerder van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord wordt in overweging gegeven om de relevante jurisprudentie in het kader van omgangsproblemen (de uitspraak van de Hoge Raad van 15 februari 2005) als uitgangspunt te nemen voor het politieoptreden.

SLOTBESCHOUWING

De Nationale ombudsman wenst hier te benadrukken dat, indien er sprake is van gezamenlijk gezag, de ouders gezamenlijk de verantwoordelijkheid dragen voor de kinderen en de onderlinge verhoudingen. De ruimte voor de politie om zich in dit soort conflicten te mengen is beperkt.

ACHTERGROND

1. Grondwet

Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet

"Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer."

2. Artikel 2 van de Politiewet 1993

"De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven".

3. Uitspraak Hoge Raad, 15 februari 2005, NJ 2005/218

"(...)Hoge Raad:

3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel 3.1. In de middelen wordt onder meer geklaagd dat het Hof ten onrechte bewezen heeft verklaard dat de verdachte het kind aan het ouderlijk gezag of aan het opzicht van de moeder heeft onttrokken in de zin van art. 279 Sr.

3.2. De aan het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof gehechte pleitnotities houden in dat namens de verdachte het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging dan wel tot vrijspraak, is gevoerd, waartoe is gesteld dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan overtreding van art. 279 Sr, omdat de verdachte samen met de moeder het gezag over het minderjarige kind uitoefende.

3.3. Het Hof heeft onder het kopje "Verweer betreffende de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie" in de bestreden uitspraak als volgt overwogen en beslist:

"Anders dan de raadsman stelt is het hof van oordeel dat een ouder die formeel nog wel het gezag heeft over zijn minderjarig kind dat kind aan het ouderlijke gezag/opzicht van de andere ouder kan onttrekken. Verdachte heeft zijn dochter niet teruggebracht naar haar moeder nadat de omgangsregeling ten einde was gekomen. Het verweer wordt dan ook verworpen." 3.4. Voor zover in de middelen het standpunt wordt ingenomen dat de verdachte het kind niet aan het gezag en het opzicht van de moeder kan onttrekken in de zin van art. 279 Sr, omdat ook de verdachte het gezag over het kind had, wordt miskend dat degene die (mede) het gezag over een minderjarig kind uitoefent, dit kind desondanks aan het gezag en/of het opzicht van een ander kan onttrekken bijvoorbeeld door zich niet te houden aan een bij rechterlijke beslissing vastgestelde (voorlopige) omgangsregeling. 's Hofs onder 3.3 weergegeven oordeel getuigt derhalve niet van een onjuiste rechtsopvatting.

3.5. De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Slotsom Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep."