zaterdag, december 31, 2005

36. Friese rechter trekt agenda voor omgangs- en schoolvakantieregeling

Standvastige Friese rechter pakt omgangsfrusterende moeder aan en trekt agenda’s voor weliswaar beperkte maar wel heldere regeling omgang en schoolvakanties
Gerechtshof Leeuwarden; Hoger beroepsprocedure; LJN: AU8843; rekestnummer 0500258; 28 december 2005

Inhoudsindicatie:
Omgangsregeling bij gezamenlijke gezagsuitoefening. Geschil over schoolvakanties.

De beslissing

Het gerechtshof:
  • verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar in hoger beroep gedaan verzoek te bepalen dat aan haar alleen het gezag over de minderjarige [de minderjarige], geboren [in] 1997, toekomt;
  • vernietigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van de daarbij vastgestelde omgangsregeling;

en in zoverre opnieuw beslissende:
  • stelt tussen de vader en de minderjarige [de minderjarige], geboren [in] 1997, een omgangsregeling vast, in die zin dat de vader gerechtigd is de minderjarige bij zich te ontvangen gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 18.00 uur, alsmede de helft van alle schoolvakanties, een en ander zoals hiervoor in rechtsoverweging 27 is omschreven. De vader haalt en brengt [de minderjarige];

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het verzoek van de vrouw te bepalen dat de vader een dwangsom verbeurt van Euro 1.500,-- voor iedere dag dat hij [de minderjarige] in strijd met de omgangsregeling bij zich houdt;

wijst af het meer of anders verzochte;

bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.

Aldus gegeven door mrs Melssen, voorzitter, Wachter en Garos, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 28 december 2005.

Rechtsoverwegingen 26 en 27 uit het vonnis:

26. Tot de schoolvakanties behoren de voorjaarsvakantie (1 week), de meivakantie (1 week), de zomervakantie (6 weken), de herfstvakantie (1 week) en de kerstvakantie (2 weken). De schoolvakanties duren van vrijdagmiddag na schooltijd (van de laatste schooldag vóór de vakantie) tot maandagochtend voor schooltijd (van de eerste schooldag ná de vakantie). De weekend-omgangsregeling wordt onderbroken gedurende de schoolvakanties en wordt nadien hervat in het lopende schema.

In de even jaren (2006, 2008 en zo verder) verblijft [de minderjarige] gedurende de voorjaarsvakantie, de eerste drie weken van de zomervakantie en de herfstvakantie bij zijn vader. In de oneven jaren (2007, 2009 en zo verder) verblijft [de minderjarige] gedurende de meivakantie en de laatste drie weken van de zomervakantie bij zijn vader. In de kerstvakanties verblijft [de minderjarige] afwisselend de eerste en de tweede week bij zijn vader, te beginnen met de eerste week van de kerstvakantie van 2006/2007. Indien [de minderjarige] een vakantie bij zijn vader doorbrengt, vangt de omgang aan op vrijdagmiddag na schooltijd (als de omgang start in het eerste weekend van de betreffende schoolvakantie) dan wel op zaterdagmiddag 12.00 uur (als de omgang plaatsvindt in de tweede helft van de schoolvakanties die langer duren dan één week). De omgang eindigt steeds op zaterdagmiddag 12.00 uur.

27. Het staat partijen vanzelfsprekend vrij in onderling overleg af te wijken van de omgangsregeling zoals die hiervoor is omschreven.

35. Rechter veroordeeld Nederlands gezinsherenigingsbeleid

Afschaffing vaderschap na 5 jaar door Verdonk door de rechter veroordeeld

Een vader wil zijn zoon uit Turkije naar Nederland laten komen aangezien de moeder, van wie de vader gescheiden was, is overleden.
De vreemdelingendienst IND van Minister Verdonk wijst de aanvraag echter af, omdat de scheiding tussen vader en zoon langer heeft geduurd dan vijf jaar. De IND is van mening dat dan geen sprake meer is van 'feitelijk behoren tot het gezin' in de relatie tussen een vader en zijn zoon.
Het Nederlandse vreemdelingenrecht zegt namelijk dat als een ouder en kind langer dan vijf jaar gescheiden leven er geen sprake meer is van een gezinsverband. Volgens de rechter is die beleidsregel echter in tegenspraak met EU Richtlijn 2003/86/EG.

Verdonk in beroep in zaak gezinshereniging
NU; Uitgegeven: 28 december 2005 15:39

AMSTERDAM - Minister Verdonk tekent beroep aan tegen de uitspraak van de rechter in een herenigingszaak. Dat zegt woordvoerder Anroud Strijbis van Justitie. Vorige week bepaalde de rechtbank in Haarlem dat het beleid van de Nederlandse overheid strenger is dan een Europese richtlijn voorschrijft. Het effect van de uitspraak kan zijn dat Nederland soepeler moet zijn als uit het buitenland afkomstige mensen familieleden willen laten overkomen.

Een klacht van een man die zijn zoon uit Turkije wilde laten komen was aanleiding voor de uitspraak. Die aanvraag werd afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De dienst is van mening dat in de relatie tussen de man en zijn zoon geen sprake was van 'feitelijk behoren tot het gezin'. Het Nederlandse vreemdelingenrecht zegt dat als een ouder en kind langer dan vijf jaar gescheiden leven er geen sprake meer is van deze situatie. Volgens de rechter is die regel te strikt.

De door de IND gehanteerde regel is opgenomen in het zogeheten Vreemdelingenbesluit. In deze wettelijke regeling zijn de voorwaarden verzameld die Nederland stelt aan toelating van buitenlanders.

Nederlands beleid gezinshereniging in strijd met EU-richtlijn
Rechtbank Haarlem; LJ Nummer AU8416; 27 december 2005

Een vader wil zijn zoon uit Turkije naar Nederland laten komen aangezien de moeder, van wie de vader gescheiden was, is overleden. De IND van Minister Verdonk wijst deze aanvraag af omdat de scheiding tussen vader en zoon langer heeft geduurd dan vijf jaar. In het nationale vreemdelingenbeleid is opgenomen dat de feitelijke gezinsband dan is verbroken.

De advocaat van de vader doet een beroep op de richtlijn 2003/86/EG van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging en stelt dat het nationale beleid op dit punt in strijd is met de richtlijn.

De rechtbank behandelt verschillende vragen zoals of er een beroep kan worden gedaan op de richtijn, of het ter zake doende artikel van de richtlijn rechtsstreekse werking heeft en tenslotte of het nationale beleid in overeenstemming is met de richtlijn. Deze laatste vraag wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord:"het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder artikel 16, eerste lid, onder b, van de richtlijn niet juist in het nationale recht heeft omgezet en verweerder het beleid, voorzover daarin in beginsel wordt aangenomen dat de feitelijke gezinsband tussen de ouder en kind is verbroken, indien de scheiding langer dan vijf jaar heeft geduurd, buiten toepassing had dienen te laten".

Richtlijn 2003/86/EG:
De richtlijn bevat gemeenschappelijke minimumregels met betrekking tot het recht op gezinshereniging van derde landers: dat zijn mensen die wettig in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER) verblijven, maar onderdaan zijn van een land buiten de EER. De richtlijn krijgt veel kritiek, onder meer vanuit het Europees Parlement, omdat ze het recht op gezinshereniging zeer sterk beperkt. Zo kunnen kinderen van niet-EER-onderdanen zich maar tot de leeftijd van twaalf jaar onvoorwaardelijk herenigen met hun ouder(s). De wettigheid van de richtlijn wordt aangevochten bij het Europees Hof van Justitie.

Nederlandse behandelgeschiedenis EU Richtlijn 2003/86/EG

De richtlijn (2003/86/EG) is op 3 oktober 2003 gepubliceerd in Pb EU L251.

De richtlijn gezinshereniging stond geagendeerd als hamerstuk tijdens de Interne Marktraad van 22 september 2003. Document 10755/03 add1 bevat de Nederlandse verklaring bij de richtlijn:
"Nederland verklaart met nadruk dat de richtlijn inzake het recht op gezinshereniging zodanig moet worden geïnterpreteerd dat er sprake is van volledige eerbiediging van het familie- en gezinsleven. De richtlijn dient dan ook conform artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te worden toegepast."

Op 3 juni 2003 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden, tenzij de minister bereid zou zijn een verklaring af te leggen inzake toepassing van de richtlijn conform artikel 8 EVRM.

Op 2 juni 2003 werd een antwoord ontvangen van minister Verdonk, waarin zij bepleit alsnog instemming te verlenen aan de ontwerprichtlijn.

Op 6 mei 2003 heeft de bijzonder commissie voor de JBZ-Raad van de Eerste Kamer besloten minister Nawijn uit te nodigen voor een overleg op 13 mei 2003 over deze ontwerprichtlijn. Na evaluatie van dit overleg heeft de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad een brief aan minister Nawijn gezonden waarin de wens van een aantal leden is overgebracht te pogen alsnog een verwijzing naar artikel 8 EVRM (bepaling over 'familylife') in de richtlijn op te doen nemen.

In de JBZ-Raad van 27/28 februari 2003 werd een politiek akkoord bereikt na drie jaar uiterst moeizame onderhandelingen. Het compromis op de nog uitstaande knelpunten is in document 6912/03 MIGR 16 neergelegd. De twee knelpunten die voor Nederland bestonden, namelijk de verhoging van de huwelijksleeftijd boven de wettelijke meerderjarigheidsgrens (artikel 4 lid 5) en opname van het zogenaamde nareiscriterium voor vluchtelingen (artikel 12 lid 1), zijn in het compromis op voor Nederland positieve wijze opgelost.

Tijdens een AO in de Tweede Kamer op 26 maart 2003 werd vooral gesproken over het integratievereiste voor kinderen boven de 12 jaar en de naar 21 jaar opgetrokken leeftijdsgrens. Beide Kamers hebben nog niet ingestemd.

In de laatste tekstversie (6912/03) zijn vooral nog teksten opgenomen die in de preambule of de raadsverklaring zullen worden opgenomen. O.a. de bepaling dat de richtlijn ook van toepassing kan zijn op gezinnen die in hun geheel worden toegelaten, dat de lidstaten toegang kunnen weigeren (bij toekomstig vrij verkeer voorlangdurig gevestigde derdelanders: zie dossier 2.2.5) aan niet-huwelijkse partners die i.h.k.v. gezinshereniging door een `ruimhartige' lidstaat zijn toegelaten. Verduidelijking van de mogelijke integratietoets voor kinderen ouder dan 12 twaalf jaar. Expliciteren openbare orde-criterium: Het huldigen van extremistische doelstellingen of het behoren tot c.q. steunen van een vereniging die steun verleent aan het internationale terrorisme kan reden vormen gezinshereniging te weigeren.

Op 2 mei 2002 heeft de EC wederom een aangepaste ontwerprichtlijn gepubliceerd, na eerdere voorstellen op 1 december 1999 en 10 oktober 2000. De EC maakt melding van moeizame onderhandelingen in de JBZ-Raad. In de nieuwe tekst werd rekening gehouden met reeds bereikte compromissen in de Raad.

34. Verzoek rechtsbijstand bij grensoverschrijdende geschillen

Raad voor de Rechtsbijstand; 22/12/2005

De Europese Commissie heeft een modelformulier vastgesteld in 19 talen voor rechtsbijstandverzoeken bij grensoverschrijdende geschillen. Onderstaand een overzicht van de verschillende talen. Klik op één van de talen om het formulier (pdf) in die taal te downloaden.

- Deens

- Litouws

- Duits

- Nederlands

- Engels

- Pools

- Estlands

- Portugees

- Fins

- Sloveens

- Frans

- Slowaaks

- Grieks

- Spaans

- Hongaars

- Tjechisch

- Italiaans

- Zweeds

dinsdag, december 20, 2005

32. Weigerachtig Bureau Jeugdzorg veroordeeld tot voortvarende uitvoering "Omgangs-OTS"

Vooraf
Onderstaande uitspraak in Kort Geding tegen Bureau Jeugdzorg Alkmaar werd toegestuurd door Hans Groenewegen, waarvoor hartelijk dank.

Introductie en toelichting belang van de uitspraak
Het frustreren van afgesproken of door de rechtbank beschikte omgangsregelingen door zorgouders heeft in Nederland epidemische vormen aangenomen. Ca. de helft van de Nederlandse scheidingskinderen groeit hierdoor ontworteld, eenzaam en verlaten op, buitengesloten door hun zorg- of verblijfsouders van menselijk contact en omgang met de andere ouder en daarmee ook buitengesloten van de helft van zijn/haar familie, nl. de familie (opa's en oma's, tantes en ooms, neefjes en nichtjes) van de kant van die andere ouder. Het gaat bij dit probleem om ca. 560.000 kindeeren, ruim een half miljoen kinderen dus: door omgangsfrustratie en ouderverstoting van zorgouders groeit één op elk vijfde kind (meestal) vaderloos op. De gevolgen van deze noodsituatie zijn voor deze kinderen enorm.

Een centraal probleem bij afgesproken of beschikte omgangsregelingen is het ontbreken van goede "handhaving" daarop. Als de omgangsregeling door de zorgouder geblokkeerd wordt kan de andere ouder nergens anders terecht dan opnieuw naar de rechtbank stappen om in een nieuwe kostbare, langdurige en slopende procedure om "handhavingsmiddelen" te vragen.
De handhavingsmiddelen die de rechtbank daarbij levert zijn vervolgens vaak nutteloos en ineffectief. Ze werken niet, de omgangsouder wordt door de rechtbank met een kluit in het riet gestuurd.

"Omgangs-OTS"
Een van de vele tot nu toe nutteloze en alleen frusterende handhavingsmiddelen van de rechtbank is de zgn. "Omgangs-OTS".

Een OTS is een Onder Toezicht Stelling, een gezagsbeperkende maatregel. De ouder(s), waaronder ook de zorgouder houdt/houden het gezag over hun/haar kinderen, maar het gezag wordt wel beperkt. Spreekt de kinderrechter de ondertoezichtstelling uit, dan draagt hij de uitvoering van de ondertoezichtstelling op aan Bureau Jeugdzorg en een gezinsvoogdij-instelling.
Bureau Jeugdzorg en gezinsvoogdij instelling instelling houden toezicht op de minderjarige en zorgen dat aan de minderjarige en de met het gezag belaste zorgouder hulp en steun wordt geboden teneinde de bedreiging, waarvoor de ondertoezichtstelling werd uitgesproken, weg te nemen. Hoe Bureau Jeugdzorg en Gezinsvoogdijinstelling dat gaan aanpakken moet uitgewerkt worden in een wettelijk verplicht gesteld schriftelijk hulpverleningsplan of behandelplan.

Bij de Omgangs-OTS gaat het daarbij bovendien om een ondertoezichtstelling met een specifiek doel. De rechtbank schakelt Bureau Jeugdzorg in door het kind of de kinderen bij de zorgouder "onder toezicht te stellen" van Bureau Jeugdzorg met als opdracht om er zorg voor te dragen dat de omgang tussen het kind en de andere ouder tot stand komt.

De hulp en steun van jeugdzorg richt zich niet alleen op het kind, maar ook op het vergroten van de mogelijkheden van de ouders (zorgouder en omgangsouder) om hun kind te verzorgen en op te voeden. Jeugdzorg en gezinsvoogdij instelling zoeken daarbij naar mogelijkheden die het gezinsverband met de zorgouder in stand kunnen houden.

Middelen Bureau Jeugdzorg (Schriftelijke aanwijzingen en ontzetting)
Bureau Jeugdzorg krijgt met de OTS ook wettelijke middelen beschikbaar om een weigerachtige zorgouder te disciplineren en tot medewerking te dwingen.

Ter uitvoering van haar taak kunnen Bureau Jeugdzorg en gezinsvoogdij-instelling "schriftelijk aanwijzingen" geven over de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zorgouder en minderjarige moeten deze aanwijzingen opvolgen. Het in ernstige mate veronachtzamen van deze aanwijzingen door de ouder is een grond voor ontzetting uit het gezag van de omgangsfrusterende zorgouder en contraire gezagswijziging naar de omgangsouder door de rechtbank (art. 1:258 BW). Zie voor jurisprudentie over contraire gezagswijziging van zorgouder naar omgangsouder de uitspraak door het Gerechtshof Amsterdam in artikel 1 op deze website.

Nagelaten hulp of falende hulp(verleningsplicht) - Omitted assistance - Unterlassene Hilfeleistung

Bureau Jeugdzorg en gezinsvoogdijinstelling weigeren echter meestal om gebruik te maken van de hun ter beschikking staande dwangmiddelen om het doel van de OTS ook daadwerkelijk te bereiken. Men is bij jeugdzorg vaak niet overtuigd van de schadelijke effecten van omgangsfrustratie, schaart zich aan de kant van de weigerachtige zorgouder en blijft eindeloos pappen en nathouden (men noemt dat begeleiding en hulp) met weigerachtige zorgouders terwijl intussen het kind en de omgangsouder het nakijken hebben. Dat kan zomaar jaren duren terwijl er geen enkele omgang tot stand wordt gebracht.

Omdat het de wettelijke taak en plicht van jeugdzorg en gezinsvoogdijinstelling is haar middelen tot het hulp- of zorgdoel aan te wenden kan hier gesproken worden over falende en/of onvoldoende hulp- of zorginspanning.

Dat was ook de achterliggende mening van de Rechtbank Alkmaar toen zij in onderstaande beschikking in Kort Geding Bureau Jeugdzorg Alkmaar beval om op straffe van een dwangsom zijn medewerking te verlenen aan de door de Rechtbank te Alkmaar d.d. 16 november 2005 bepaalde omgangsregeling met nevenvorderingen, in die zin dat het eerste herstelcontact zal plaatsvinden op woensdag 7 december 2005 van 12.15 uur tot 15.45 uur, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Euro 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat BJZ na betekening van dit vonnis, in gebreke blijft met de nakoming daarvan.

Peter Tromp
Fathercare Kenniscentrum

--------------------------------------------------------------------
Samenvatting uitspraak tegen Bureau Jeugdzorg Alkmaar:
LJN: AU7522,Voorzieningenrechter Rechtbank Alkmaar, 05-436
Datum uitspraak: 06-12-2005; Datum publicatie: 06-12-2005
Rechtsgebied: Personen-en familierecht; Soort procedure: Kort geding

Inhoudsindicatie: Vordering van eiseres om Bureau Jeugdzorg te bevelen mee te werken aan de omgangsregeling, toegewezen. Bureau Jeugdzorg dient de beslissingen van het Gerechtshof en de rechtbank te respecteren en na te komen. Er bestaat geen aanleiding om de dwangsom te matigen, gelet op de afwijzende houding die Bureau Jeugdzorg tot op heden in deze zaak ten aanzien van die rechterlijke uitspraken heeft aangenomen.

---------------------------------------------------------------------

Volledige uitspraak RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht

KG nummer: 05-436
datum: 6 december 2005

Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding

in de zaak van:

[eiseres],
wonende te Alkmaar,
EISERES IN KORT GEDING,
procureur mr. J.C. de Goeij,

tegen:

BUREAU JEUGDZORG N.H., AFDELING JEUGDBESCHERMING,
gevestigd te Alkmaar,
GEDAAGDE IN KORT GEDING.

Partijen zullen verder ook worden genoemd "[eiseres]" respectievelijk "BJZ".

1. HET VERLOOP VAN HET GEDING

Ter terechtzitting van 5 december 2005 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.

BJZ heeft bij monde van mr. M.E. Goverts, jurist, de vordering bestreden.

Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eiseres] de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.

De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.

2. DE UITGANGSPUNTEN

2.1 [eiseres] is gehuwd geweest met [ex-echtgenoot eiseres] (hierna ook: [ex-echtgenoot eiseres]). Tussen hen is bij beschikking van 15 juli 1999 de echtscheiding uitgesproken.

2.2 Uit het huwelijk van [eiseres] en [ex-echtgenoot eiseres] is op [geboortedatum] geboren de thans nog minderjarige [naam dochter].

2.3 [naam dochter] staat sedert november 2004 onder toezicht van BJZ. [naam gezinsvoogd] fungeert daarbij als gezinsvoogd. [naam dochter] verblijft sedert de echtscheiding bij [ex-echtgenoot eiseres].

2.4 Tussen [eiseres] en [ex-echtgenoot eiseres] is een aantal procedures aanhangig geweest omtrent een omgangsregeling tussen [eiseres] en [naam dochter]. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij beschikking van 22 juli 2004, kort gezegd, bepaald dat [naam dochter] en [eiseres] recht op omgang met elkaar hebben, onder begeleiding van de gezinsvoogd of een vervanger en onder de voorwaarde dat [naam dochter] onder neutrale therapeutische behandeling wordt gesteld.

2.5 BJZ heeft nadien deze rechtbank enkele keren verzocht om de omgangsregeling op te schorten. De rechtbank heeft die verzoeken tweemaal gehonoreerd, waarbij de omgang in totaal gedurende zes maanden werd opgeschort.

2.6 Bij beschikking van 16 november 2005 van deze rechtbank is het verzoek van BJZ om te omgang nogmaals op te schorten, afgewezen. De rechtbank heeft daarbij, verkort weergegeven, bepaald dat er drie herstelcontacten tussen [naam dochter] en [eiseres] zullen plaatsvinden en dat de omgangsregeling daarna dient te worden uitgebreid. Hierbij is tevens bepaald dat de gezinsvoogd de omgang zal faciliteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.7 BJZ heeft aangekondigd niet mee te zullen werken aan de in voormelde beschikking vastgestelde omgangsregeling. Bij brief van 25 november 2005, gericht aan de ouders van [naam dochter], deelt BJZ mee dat zij van mening is dat de begeleiding van de omgang op deskundige, zorgvuldige en neutrale wijze dient plaats te vinden en dat zij in dat kader Bureau Visser & Van Lith heeft ingeschakeld.

3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [eiseres] vordert, kort gezegd, BJZ te bevelen de beschikking van 16 november 2005 na te komen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Euro 10.000,- per dag dat BJZ daarmee in gebreke blijft, met veroordeling van BJZ in de kosten van het geding.

3.2 [eiseres] stelt zich op het standpunt dat BJZ gehouden is de beschikking van
16 november 2005 na te komen en dat er geen enkele reden is om Bureau Visser & Van Lith in te schakelen.

3.3 BJZ voert tegen de vordering aan dat de belangen van [naam dochter] voldoende gewaarborgd moet worden, waarbij zorgvuldig moet worden nagedacht over de voorbereiding van [naam dochter] op omgang met zijn moeder.

3.4 Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet, onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.

4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING

4.1 Het verweer van BJZ komt erop neer dat zij het niet eens is met de beschikking van de rechtbank, omdat [naam dochter] moet worden voorbereid op omgang met [eiseres] en omdat het belang van [naam dochter] met zich brengt dat de omgang plaatsvindt onder begeleiding van een neutrale deskundige.

4.2 Het verweer van BJZ faalt en daartoe wordt als volgt overwogen. Door in weerwil van de beschikking, die nog geen maand geleden is gegeven, erop aan te sturen dat de omgang onder begeleiding van een derde plaatsvindt en geleidelijker wordt opgebouwd dan door het hof en de rechtbank is beslist, legt BJZ beide uitspraken in feite naast zich neer en plaatst BJZ haar eigen oordeel daarmee boven dat van de rechterlijke macht. Niet valt in te zien op basis waarvan BJZ boven de wet geplaatst zou moeten worden. BJZ dient de beslissingen te respecteren en na te komen.

4.3 Daarnaast valt niet in te zien waarom begeleiding van de omgang door Bureau Visser & Van Lith noodzakelijk is. In de beschikking van 16 november 2005 heeft de rechtbank immers expliciet overwogen dat er reeds voldoende waarborgen aanwezig zijn om de contacten tussen [naam dochter] en [eiseres] op te starten. Er is derhalve geen enkele grond die de betrokkenheid van een derde, zoals Bureau Visser & Van Lith, bij de omgang rechtvaardigt. Verder is van belang dat de rechtbank, alvorens tot een beslissing te komen, zorgvuldig te werk is gegaan door contact op te nemen met de therapeut van [naam dochter], waarbij die laatste heeft verklaard neutraal te staan tegenover omgang. Hieruit moet worden afgeleid dat die therapeut geen bezwaar heeft tegen omgang tussen [naam dochter] en [eiseres]. Geenszins aannemelijk is dat die therapeut een dergelijke verklaring ook afgelegd zou hebben indien omgang thans in het geheel niet in het belang van [naam dochter] zou zijn geweest. De rechtbank overweegt in de desbetreffende beschikking voorts dat er geen reden is voor verdere opschorting van de omgangsregeling.

4.4 Op grond van het vorenstaande dient BJZ de beschikking, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, na te komen en ligt de vordering voor toewijzing gereed. Gelet op de inhoud van brief van 24 november 2005 van de adjunct directeur van de school van [naam dochter], wordt daarbij bepaald dat de omgang dient plaats te vinden van 12.15 uur tot 15.45 uur.

4.5 In verband met de afwijzende houding die BJZ tot op heden in deze zaak ten opzichte van rechterlijke uitspraken ten toon heeft gespreid, bestaat er geen aanleiding de dwangsom te matigen.

4.6 BJZ wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding.

5. DE BESLISSING

De voorzieningenrechter:

- beveelt BJZ om zijn medewerking te verlenen aan de door de Rechtbank te Alkmaar d.d. 16 november 2005 bepaalde omgangsregeling met nevenvorderingen, in die zin dat het eerste herstelcontact zal plaatsvinden op woensdag 7 december 2005 van 12.15 uur tot 15.45 uur, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Euro 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat BJZ na betekening van dit vonnis, in gebreke blijft met de nakoming daarvan;

- veroordeelt BJZ in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op Euro 329,60 aan verschotten en op Euro 816,- aan salaris procureur;

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2005 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.