donderdag, februari 23, 2006

54. Voorlopig verslag van de Commissie voor Justitie

Eerste Kamer der Staten Generaal; Vaste Commissie voor Justie; Vergaderjaar 2005 – 2006; vastgesteld op 21 februari 2006

Initiatiefwetsvoorstel 29676
Voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap)

Voorlopig verslag VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE [1]
Vastgesteld 21 februari 2006

1. Algemeen

De CDA-fractie heeft kennis genomen van het wetsvoorstel en heeft grote bedenkingen, die tot uiting komen in de navolgende vragen. De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel. De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het wetsvoorstel. De reden voor deze gemengde gevoelens is gelegen in het feit dat het oorspronkelijke (initiatief)wetsvoorstel als gevolg van de amendementen die zijn aangenomen tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer dusdanig ingrijpend is gewijzigd dat, naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie, het wetsvoorstel thans consistentie en coherentie mist. De leden van de fractie van D66 hebben met veel belangstelling kennis genomen van dit voorstel. Zij willen, mede in het licht van de indringendheid van de problematiek, niet nalaten hun waardering uit te spreken over het door de aanhangigmaker genomen initiatief en de tot dusver geleverde inspanningen. Niettemin hadden deze leden aanleiding gevonden enkele kwesties voor te leggen. De leden van de SGP-fractie alsmede de leden van de CU-fractie hadden met belangstelling en, op onderdelen, met waardering van het voorstel van de initiatiefnemer kennis genomen. Evenwel koesterden deze leden op – andere – onderdelen fundamentele bezwaren. Bovengenoemde fracties willen de volgende vragen voorleggen.

2. Status huwelijk

De leden van de VVD-fractie constateren dat met het wetsvoorstel er twee typen huwelijk ontstaan: één zonder kinderen met, naast de mogelijkheid van echtscheiding via een gerechtelijke procedure, de mogelijkheid van administratieve echtscheiding, en één met kinderen, waarbij echtscheiding slechts mogelijk is via een gerechtelijke procedure. Hoewel dit zeker niet de bedoeling is van de initiatiefnemer van het wetsvoorstel, per slot van rekening ging het oorspronkelijke initiatiefwetsvoorstel ervan uit dat de administratieve echtscheiding ook mogelijk zou zijn voor een huwelijk mét kinderen, valt thans niet te ontkomen aan de indruk dat er huwelijken zijn van type a, zonder kinderen, en van type b, met kinderen. Naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie doet dit onderscheid afbreuk aan het instituut huwelijk zoals dit geregeld is in het Burgerlijk Wetboek. Het huwelijk vormt kennelijk niet meer een en hetzelfde begrip met voor eenieder dezelfde wettelijke rechten en plichten, maar een begrip waarvan de status verandert op het moment dat er kinderen uit het huwelijk worden geboren. Hoe beoordeelt de initiatiefnemer dit enigszins discriminatoire uitvloeisel van het wetsvoorstel?

De leden van de fracties van SGP en ChristenUnie formuleren bezwaren tegen met name het openen van de mogelijkheid van een administratieve scheiding door tussenkomst van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze als vereenvoudigde procedure ten opzichte van de gerechtelijke procedure te beschouwen weg tot beëindiging van het huwelijk werd door deze leden gezien als een vorm van voortgaande privatisering van huwelijk als een publiekrechtelijk instituut. Zij vroegen de initiatiefnemer of hij hun visie terzake deelt.

Ook zouden zij graag van de initiatiefnemer vernemen of hij van mening is dat de modaliteit van beëindiging van een huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst een drempel voor (te) lichtvaardige huwelijksontbinding wegneemt. Zij stelden voorts de vraag of als gevolg van het mogelijk maken van beëindiging van een huwelijk het onderscheid tussen een huwelijk en een geregistreerd partnerschap niet (verder) vervaagt. Ziet de initiatiefnemer het geregistreerd partnerschap als een contract in civielrechtelijke zin?

3. Administratieve echtscheiding

De leden van de VVD- en CDA-fractie hebben vraagtekens bij de voordelen van het onderhavige wetsvoorstel. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat een huwelijk zonder kinderen, met wederzijds goedvinden, wordt beëindigd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Daarvoor moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan (zie de artikelen 149a en 150). De doelstelling van die regeling is dat echtgenoten gezamenlijk de echtscheiding snel en soepel kunnen regelen. Echter ook bij de huidige wettelijke regeling is echtscheiding op gezamenlijk verzoek, wanneer de echtelieden het dus met elkaar eens zijn, simpel, soepel en snel mogelijk. Maar dan wel met tussenkomst van de rechter. Dat levert voor de echtelieden nauwelijks of geen vertraging op en voor de rechter slechts een zeer beperkte werkbelasting. Voordeel van deze wijze van beëindiging van het huwelijk is dat het geen onderscheid in huwelijken van type a, zonder kinderen, en type b, met kinderen, oplevert. Bovendien is deze wijze van beëindiging van het huwelijk wereldwijd erkend. Nu blijft deze mogelijkheid van gerechtelijke beëindiging van het huwelijk zonder kinderen, ook wanneer het wetsvoorstel tot wet zou worden, gehandhaafd. De leden van de VVD-fractie vragen zich af welke de voordelen zijn van de in het wetsvoorstel voorgestelde administratieve echtscheiding voor een huwelijk zonder kinderen ten opzichte van de huidige mogelijkheid tot echtscheiding op gezamenlijk verzoek.

Zoals de leden van de VVD-fractie het zien, zou wellicht slechts het kostenaspect een rol kunnen spelen, in de zin dat de administratieve echtscheiding goedkoper zou zijn dan de echtscheiding met tussenkomst van de rechter. De leden van deze fractie betwijfelen dat echter. Voor beide situaties zal er weinig onderscheid zijn in de kosten van advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar. Voor de gerechtelijke procedure dient griffiegeld betaald te worden. Het lijkt echter waarschijnlijk dat ook voor de werkzaamheden van de ambtenaar van de burgerlijke stand betaald zal moeten worden. Hoe beoordeelt de initiatiefnemer dit?

Ook de leden van de CDA-fractie vragen wat het financiële voordeel is van de administratieve echtscheiding met een mediator en kosten van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand versus de kosten van de advocaat en griffiekosten. Is de initiatiefnemer niet ook van mening dat er geen (groot) verschil in de kosten zullen ontstaan?

Bij de leden van de D66-fractie rees de vraag of in het kader van de administratieve scheiding de ambtenaar van de burgerlijke stand niet met een te zware verantwoordelijkheid wordt belast. Deze functionaris moet immers, ook al betreft het op zichzelf genomen slechts een formele toets, uiteindelijk zelfstandig een beslissing nemen door de administratieve echtscheiding uit te spreken, terwijl deze bevoegdheid op dit moment nadrukkelijk aan de rechter is toebedeeld.

De leden van de VVD-fractie vragen of maatregelen als maritaal beslag mogelijk zijn bij een administratieve scheiding.

3a. Rol en positie van advocatuur, het notariaat en de scheidingsbemiddelaars

De leden van de CDA-fractie willen vernemen hoe de initiatiefnemer denkt over de vrees dat de advocatuur, het notariaat en de scheidingsbemiddelaars, hun beroepsaansprakelijkheid indachtig, hun medewerking aan de voor de administratieve echtscheiding vereiste toets en handtekening niet zouden (kunnen) verlenen.

Hoe ziet de initiatiefnemer de positie van de advocaat, notaris en scheidingsbemiddelaar bij het toetsen van afspraken tussen partijen? Kan deze bijvoorbeeld, evenals de rechter, opening van de boeken bevelen om de samenstelling van het vermogen van partijen te controleren en zo ja, hoe? Hoever strekt de wettelijke toets van de advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar? (zie artikel 1:149b BW-voorstel)

In hoeverre kan de advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar die zijn handtekening onder een overeenkomst tussen partijen zet achteraf aansprakelijk worden gesteld door èèn van partijen omdat hij in strijd met zijn wettelijke taak zou hebben gehandeld, omdat een der partijen zich alsnog benadeeld voelt?

Hoe kunnen advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar – zo vervolgen de leden van de CDA-fractie - hun in artikel 1:149b lid 2 BW-voorstel genoemde taak vervullen, door een "persoonlijk" oordeel te vormen dat de belangen van één of beide echtgenoten onvoldoende hun weerslag hebben gevonden in de overeenkomst? Welke kwalificatie dienen deze personen daartoe volgens de initiatiefnemer te hebben en hebben deze personen de vereiste kwalificatie (meer dan de onafhankelijke rechter die daartoe getraind is) daartoe? En wat indien beide partijen anders aan genoemde personen melden en achteraf blijkt dat één van hen onder druk blijkt te zijn gezet? Zijn genoemde personen (advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar) dan aansprakelijk?

Hoe moeten advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar zich opstellen indien de belangen van de echtgenoten verschillen, bijvoorbeeld bij de beoordeling van de vraag wat de omvang van het vermogen is dat binnen en buiten de huwelijksgemeenschap valt op grond van de huwelijkse voorwaarden? Hoe bijvoorbeeld om te gaan met verkapte pensioenregelingen in bonussen?

De leden van de VVD-fractie willen graag vernemen welke garanties er zijn voor de kwaliteit van de scheidingsbemiddelaars, behalve dat zij lid moeten zijn van óf de VFAS óf de VMSN? Hoe moeten advocaten, notarissen en scheidingsbemiddelaars voldoende inzicht hebben/krijgen in bijvoorbeeld afspraken over het pensioen? Zij verklaren zich er wél mee akkoord en kunnen dan ook mogelijkerwijs aansprakelijk gesteld worden.

Ook de leden van de D66-fractie richten het oog op de positie van de advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar bij het opstellen van de beëindigingovereenkomst. Advocaten vertegenwoordigen normaal gesproken hun cliënt en komen voor diens belangen op. Past de plicht om te toetsen of de belangen van beide echtgenoten op evenwichtige wijze hun weerslag vinden in de beëindigingovereenkomst wel bij de taak van vooral de advocaat? Beschikken zij bovendien wel over voldoende instrumenten of rechtsmiddelen om deze taak naar behoren te kunnen vervullen? Hoe staat het verder met de aansprakelijkheid van de advocaat, notaris en scheidingsbemiddelaar, als een van de echtgenoten achteraf vindt dat zijn of haar belangen niet op evenwichtige wijze hun weerslag vinden in de beëindigingovereenkomst?

4. Rechterlijke echtscheiding met kinderen

4a. Ouderschapsplan

De leden van de CDA-fractie willen graag vernemen hoe de initiatiefnemer denkt over de kritiek dat het wetsvoorstel teveel anticipeert op de bereidheid en kunde van elke ouder om met de andere ouder in harmonieus overleg te treden, zeker in de fase voorafgaand aan de echtscheiding waarin conflictueuze momenten veelal op hun hoogtepunt zijn.

Met betrekking tot het ouderschapsplan hadden de leden van de D66-fractie de volgende vragen en opmerkingen. Deze leden staan positief tegenover een door de ouders zelf op te stellen ouderschapsplan. Dit creëert in zekere mate keuzevrijheid en legt de verantwoordelijkheid om praktische en werkbare afspraken te maken op de eerste plaats bij de ouders zelf. Vervolgens toetst de rechter of het overeengekomene een evenwichtige afweging van de belangen van beide ouders bevat.

De leden van de VVD-fractie merken op dat er voor het voorafgaande ouderschapsplan overeenstemming dient te bestaan tussen de beide scheidende echtelieden. Het wetsvoorstel gaat uit van redelijk denkende en handelende echtelieden, die bovendien min of meer gelijkwaardig aan elkaar zijn. Is het niet zo dat wanneer die stelling inderdaad juist zou zijn er überhaupt, ook nu, weinig problemen met echtscheiding zouden zijn? Is het niet zo dat de ervaring echter leert dat in geval van echtscheiding beide partijen dikwijls heel moeizaam of zelfs geheel niet met elkaar communiceren? En dat er dikwijls een zwakkere partij is: óf de vrouw wat betreft de financiën óf de man wat betreft het contact met de kinderen? Echtscheiding is in een groot aantal gevallen een emotioneel gebeuren. De vraag is dan ook of er in het algemeen nog wel gesproken kan worden van redelijk denkende en handelende echtelieden. Kan er in zo'n situatie wel een ouderschapsplan tot stand kan komen? Het is denkbaar dat scheidende echtelieden bijvoorbeeld een ouderschapsplan van internet downloaden om aldus te voldoen aan de eis van het voorafgaande ouderschapsplan, teneinde de gang naar de rechter mogelijk te maken en die rechter vervolgens hun (echtscheidings)problemen te laten oplossen. Hoe beoordeelt de indiener deze mogelijke problemen? Onderkent de indiener dat er dikwijls een zwakkere partij is en hoe beoordeelt de indiener de positie van de zwakkere partij?

4b. Belangen van minderjarige kinderen

Hoe denkt de initiatiefnemer over de in de doctrine geopperde mogelijkheid dat de vormgeving van het verplichte ouderschapsplan strijd zou opleveren met art. 6 EVRM, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Ook de leden van de VVD-fractie stellen de vraag aan de orde of er geen sprake kan zijn van strijd met artikel 6 EVRM bij het bemoeilijken van de gang naar de rechter door deze afhankelijk te maken van het voorafgaande ouderschapsplan.

Verder vragen de leden van deze fractie aandacht voor het volgende. De verzorgende ouder is verplicht de ontwikkeling van de band van het kind met de andere ouder te bevorderen (art- 247 lid 3). Deze verplichting blijft bestaan gedurende de gehele minderjarigheid. Dus hoe onaangenaam of hoe nalatig ten opzichte van de kinderen de andere ouder ook is, de verzorgende ouder moet steeds weer klaar staan om het ontwikkelen van de band te faciliteren. Is het kind daarbij zonder meer gebaat? Niet is opgenomen een bepaling dat de ouder die zijn/haar verplichtingen niet nakomt, zijn/haar rechten verspeelt of kan verspelen. Kan de indiener aangeven waarom een dergelijke bepaling niet is opgenomen? Onderkent de indiener dat een dergelijke regeling soms nodig zal blijken?

De leden van de D66-fractie willen aandacht vragen voor het inhoudelijk meest zwaarwegende, en tegelijkertijd meest gevoelige punt, namelijk het veilig stellen van de belangen van minderjarige kinderen bij echtscheiding. Deze leden zien heel goed dat voor het op zichzelf onmiskenbare recht op gelijkwaardige opvoeding en verzorging van het kind niet op voorhand gediend is met het nog veel gevolgde patroon van de hoofdverblijfplaats bij de moeder en een omgangsregeling voor de vader. De situatie overigens waarin het (veelal) vaders onmogelijk wordt gemaakt op zijn minst enige relatie met hun kinderen te blijven houden is in dit verband te schrijnend voor woorden. Aan de andere kant is het in zijn algemeenheid echter evenmin een uitgemaakte zaak dat kinderen in alle gevallen gebaat zijn bij een proportioneel wisselende verblijfplaats. In de praktijk ziet men niet zelden voortgezette vechtsituaties waarbinnen het kind heen en weer geslingerd of zelfs vermalen wordt. Kan de initiatiefnemer, mede in het licht van recent sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van echtscheidingen voor kinderen (‘Het verdeelde kind’), nog eens uiteenzetten in hoeverre met dit voorstel wordt bijgedragen aan een zekere verzoening van niet op voorhand in elkaars verlengde liggende belangen: het recht enerzijds van (meestal) vaders met een omgangsregeling op een meer gelijkwaardige rol in de zorg- en opvoedingstaken en het hebben van onderling contact, en de plicht anderzijds die beide ouders hebben om hun eigen belang ondergeschikt te maken aan het belang dat (met name minderjarige) kinderen hebben op een evenwichtig, harmonieus en verantwoord contact met beide ouders?

5. Rechtsgang voor executieproblemen

Hoe denkt de initiatiefnemer – zo vragen de leden van de CDA-fractie - een vloed van minder zinnige en geenszins zinnige (om met de woorden van initiatiefnemer te spreken: querulante) schriftelijke aanvragen door rechtzoekenden voor wie veel emotionele belangen op het spel staan, te voorkomen? In hoeverre kan initiatiefnemer zich vinden in de door de minister van Justitie voorgestelde snelle verzoekschriftprocedure met procureurstelling, teneinde dit probleem te ondervangen?

Art 253a biedt de mogelijkheid tot rechtstreekse toegang tot de rechter bij niet nakoming van gezagsvoorzieningen en omgangsregelingen. De Raad voor de Rechtspraak, Orde van Advocaten en Vereniging van Familierecht Advocaten en Scheidingsbemiddelaars (VFAS) hebben gewezen op de risico’s van tijdverlies aan bagatel zaken bij gebreke van de mogelijkheid tot niet-ontvankelijk verklaring. Is de laagdrempelige toegang in deze vorm wel wenselijk gelet op de overbelasting van de rechterlijke macht, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

Ook de leden van de VVD-fractie merken op dat in art. 253a, gezamenlijk gezag, en in art, 377 e, eenhoofdig gezag, de vormvrije toegang tot de rechter is opgenomen. De procedure vangt aan met het indienen van een schriftelijke aanvraag en procureurstelling is niet vereist. Hoe sympathiek deze regeling ook moge ogen, te vrezen valt dat de zeef weg is en als gevolg daarvan de rechter zich geconfronteerd ziet met een stroom bagatelzaken, waarvoor hij binnen drie weken een mondeling overleg moet houden. Ook door de Raad voor de Rechtspraak, (te Nederlandse Orde van Advocaten en de Vereniging van Familierecht Advocaten en Scheidingsbemiddelaars (VFAS) is hierop gewezen. Deelt de indiener deze vrees en zo niet, over welke gegevens beschikt de indiener waaruit valt op te maken dat de vrees ongegrond is?

De leden van deze fractie willen ook weten of er procesrechtelijke regels van toepassing zijn op de schriftelijke aanvraag en zo ja, welke.

De leden van de D66-fractie oordeelden het op zichzelf genomen positief dat als de afspraken in het ouderschapsplan geschonden worden er een snelle en adequate rechtsgang zonder procesvertegenwoordiging mogelijk moet zijn. De vraag is nu of de mogelijkheid van een snelle stap naar de rechter ouders voorzichtiger maakt bij het overtreden van de ouderschapsregelingen, of dat ouders juist voor elke onenigheid naar de rechter stappen. Is dit bovendien niet een al te gemakkelijke constructie in vergelijking met de in ditzelfde wetsvoorstel juist moeilijker gemaakte toegang tot de gerechtelijke echtscheiding? En het belangrijkste: is het belang van de betrokken kinderen met die constructie gediend?

5a. Geen hoger beroep

De huidige tekst sluit het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechter inzake het uitvoeren van de omgangsregeling uit. Dit staat op gespannen voet met uitspraken van de minister van Justitie en de Raad van State terzake. Is uitsluiting van hoger beroep wel wenselijk, vragen de leden van de PvdA-fractie, gelet op de diepe ingrijpendheid van de betreffende beslissingen?

In geval van een art. 253a c.q, een art 377c procedure is er geen mogelijkheid van hoger beroep, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Bij brief van 21 november 2005 verdedigt de indiener deze regeling met de opmerking dat de rechter in de bedoelde gevallen optreedt als een soort van "scheidsrechter' en dat daarbij de mogelijkheid van hoger beroep niet past. Niet te ontkennen valt dat ook als de rechter optreedt als een soort van "scheidsrechter", zijn beslissing diep kan ingrijpen in het family life, zeker wanneer de uitspraak van de rechter de gehele minderjarigheid van de kinderen betreft. Wanneer er geen mogelijkheid van hoger beroep is, valt er niets meer tegen de uitspraak van de rechter te beginnen, ook niet als bijvoorbeeld de rechter zijn oordeel op foutieve informatie blijkt te hebben gebaseerd. Daaruit kunnen schrijnende situaties voortvloeien, ook voor de kinderen. Wegen de eventuele voordelen wel op tegen de nadelen? Wordt er niet te gemakkelijk aan voorbij gegaan dat een uitspraak gedurende vele jaren van kracht kan zijn en derhalve gedurende vele jaren ingrijpt in het family life van betrokkenen?

6. Brussel II – erkenningsproblemen buiten de EU

Hoe denkt de initiatiefnemer, zo vragen de leden van de CDA-fractie, over de erkenningsproblemen omtrent de administratieve echtscheiding in landen waarmee veel Nederlanders sterke banden hebben? Gedacht moet in het bijzonder worden aan Turkije, Marokko, Suriname en de VS.

De leden van de PvdA–fractie vernemen graag of het klopt dat de administratieve echtscheiding in deze vorm alleen rechtsgeldige erkenning krijgt binnen de EU en verder nergens anders in het buitenland. Wat zullen hiervan de familie rechtelijke consequenties kunnen zijn voor betrokkenen?

Ook de leden van de VVD-fractie merken op dat de voorgestelde administratieve scheiding via Brussel II erkend wordt in de EU, maar niet elders in de wereld. Hoe ziet de initiatiefnemer de problemen die daaruit mogelijkerwijs kunnen voortvloeien voor personen die van origine afkomstig zijn van een land buiten de EU en wellicht na scheiding naar het land van herkomst willen terug keren?

De leden van de fracties van SGP en ChristenUnie zouden het op prijs stellen om van de initiatiefnemer te vernemen of de vorm waarin het voorstel thans aan de Kamer is voorgelegd naar algemene opvatting voldoet aan de eisen die door de EG-verordening 2201/2003 (Verordening Brussel II bis) worden gesteld.

7. Toets op consistentie?

In art. 149b, lid 2 staat nog vermeld dat de belangen van minderjarige kinderen in het convenant voor de administratieve scheiding moeten zijn behartigd. Via amendement is hij de behandeling in de Tweede Kamer de administratieve scheiding voor echtparen met minderjarige kinderen onmogelijk gemaakt. Naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie dient deze bepaling derhalve uit art. 149b lid 2 geschrapt te worden.

Bij brief van 31 januari 2006 wijst de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie eveneens op enkele bepalingen die óf kunnen vervallen óf aangepast dienen te worden. Daarnaast stelt de KNB nog enkele vragen ter verduidelijking aan de orde. Ook prof' mr. A.J.M. Nuytinck wijst in een nog te verschijnen artikel voor WPNR op een twintigtal slordigheden in het wetsvoorstel. De leden van de CDA- en VVD-fractie verwijzen volledigheidshalve naar de genoemde brief en het genoemde artikel. Is de indiener met brief en artikel bekend, heeft hij van de daarin genoemde opmerkingen kennis kunnen nemen, hoe beantwoordt hij de opgeworpen vragen en hoe stelt hij zich voor het wetsvoorstel op genoemde punten te perfectioneren?

Ook de leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat tijdens de behandeling door de Tweede Kamer diverse amendementen zijn aangenomen en vragen tot welke aanpassingen en correcties, anders dan de rechtstreeks uit de voorstellen voortvloeiende, deze hebben geleid. M.a.w. - zo willen de leden van deze fractie weten - heeft een consistentie toets op de gehele tekst van het voorstel plaats gevonden, en zo ja met welk resultaat?

8. Verhouding tot wetsvoorstel 30145

Wat zijn met het aannemen van dit wetsvoorstel de gevolgen voor wetsvoorstel 30145, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, waarin naast het afschaffen van de flitsscheiding, de verplichting voor ouders wordt ingesteld tot het vroegtijdig opstellen van een ouderschapsplan, bij handhaving van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kinderen na echtscheiding? In hoeverre blijft, of blijven delen van, wetsvoorstel nr. 30145 gehandhaafd?

Ook de leden van de D66-fractie vragen zich af hoe vanuit het thans voorliggende voorstel gekeken moet worden naar het regeringsvoorstel Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (30145).

9. Tenslotte

De leden van de CDA-fractie willen graag vernemen hoe initiatiefnemer de positie ziet van de Raad voor de Kinderbescherming voorafgaand, tijdens en na de echtscheidingsprocedure. Wat gebeurt er met de kennis en kunde die de Raad voor de Kinderbescherming heeft opgebouwd op het gebied van scheidings- en omgangsproblematiek, nu de rol daarvan als het CDA dit goed ziet wordt geminimaliseerd? Op welke wijze kan daar toch gebruik van worden gemaakt zodat er geen vernietiging van kennis, kunde en kapitaal plaatsvindt?

Hoe denkt initiatiefnemer over bijvoorbeeld het idee (forensisch) mediators (genoemd in artikelen 818 Rv-voorstel, 1:149b, 1:253a lid 5 en 1:377e lid 5 BW--voorstel) bij de Raad voor de Kinderbescherming aan te stellen, die daarbij van de bestaande kennis en kunde bij deze Raad gebruik kunnen maken?

De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe met betrekking tot de minder draagkrachtigen moet worden omgegaan met de kosten de advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar die nodig is om de schriftelijke beëindigingverklaring te ondertekenen. Voor minder draagkrachtigen geldt voor notariskosten in de familiepraktijk een maximumtarief voor een aantal handelingen zoals testamenten, huwelijksvoorwaarden, partnerschapsvoorwaarden, samenlevingsovereenkomsten en verdelingen van een negatief vermogen. Het lijkt de leden van deze fractie denkbaar dat dit ook voor de administratieve echtscheiding bij minder daadkrachtige individuen zou kunnen gelden. Hoe staat de initiatiefnemer hier tegenover?

De leden van CDA-fractie vragen of u wilt reageren op de artikelenreeks in WPNR van mw. Mr.drs. B.E.S. Chin-A-Fat en mw.prof.mr. M.V. Antokolskaia (december 2005)

Tenslotte stellen de leden van de fracties van SGP en Christen Unie de vraag of de initiatiefnemer kan meedelen wat het oordeel over de uitvoerbaarheid van zijn voorstel is van de Nederlandse Vereniging van ambtenaren van de burgerlijke stand.

Overgangsrecht

Met het wetsvoorstel komt een eind aan de flitsscheidingen. Geldt voor de flitsscheidingen, zo vragen de leden van de VVD-fractie, wanneer het wetsvoorstel zou worden aangenomen, eerbiedigende werking, inclusief omgangsregelingen met betrekking tot kinderen?

De leden van de vaste commissie voor Justitie zien de beantwoording van de vragen met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,
Van de Beeten

De wnd. griffier van de commissie,
Kim van Dooren


Voetnoten:

[1] Samenstelling:
Leden: Holdijk (SGP); Wagemakers (CDA); Witteveen (PvdA); De Wolff (GL); Van de Beeten (CDA) (voorzitter); Broekers-Knol (VVD); De Graaf (VVD); Kox (SP); Westerveld (PvdA); Engels (D66); Franken (CDA)
plv. Leden: Schuurman (CU); Pruiksma (CDA); Jurgens (PvdA); Thissen (GL); Dölle (CDA); Rosenthal (VVD); Biermans (VVD); Van Raak (SP); Tan (PvdA); Schuyer (D66); Russell (CDA)

dinsdag, februari 21, 2006

53. Brief aan Eerste Kamer in reactie op Jos Aalders en Coen Xhofleer

Brief met de stellingname van Stichting Kind en Omgangsrecht (SKO) en FatherCare Kenniscentrum i.o. (FKCE) n.a.v. de brief van Jos Aalders en Coen Xhofleer van Familie 4 Justice aan de Eerste Kamercommissie van Justitie gericht tegen het Initiatiefwetsvoorstel Luchtenveld

VERZONDEN PER EMAIL

Aan: mr. R.H. van de Beeten (CDA), de voorzitter van de Eerste Kamercommissie voor Justitie, mw. mr. E.C. Janssen, de griffier van de Eerste Kamercommissie voor Justitie, en aan dhr. Ruud Luchtenveld, Lid Tweede Kamer

Cc.: Stichting Dwaze Vaders (DV); Fathers 4 Justice Nederland Ltd (F4J); Stichting Kinderen - Ouders - Grootouders (KOG); Stichting Ouders Zonder Omgang (STOZO); Vereniging voor Nader Onderzoek Rechtspleging in familiezaken (VVNOR)

Van: drs. P.A.N. Tromp; namens Stichting Kind en Omgangsrecht (SKO) en FatherCare Kenniscentrum i.o. (FKCE)

Onderwerp: Stellingname van de Stichting Kind en Omgangsrecht (SKO) en het FatherCare Kenniscentrum i.o. (FKCE) inzake de brief van de heren J. Aalders (Velp) en C. Xhofleer (Arnhem) d.d. 7 februari 2006 gericht aan de Eerste Kamercommissie voor Justitie tegen het Initiatiefvoorstel-Luchtenveld wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap (29.676)

Utrecht, 16 februari 2006

Geachte voorzitter en griffier van de Eerste Kamercommissie voor Justitie, geachte heer Luchtenveld,

Op internet liep ik aan tegen de onder als bijlage bijgevoegde brief van dhr. J. Aalders die hij op 7 februari 2006 gestuurd heeft aan de Eerste Kamercommissie voor Justitie. In deze brief spreekt dhr. Aalders zich naar de commissie voor Justitie uit tegen het initiatiefwetsvoorstel 29.676, waarbij hij zijn brief mede laat ondertekenen door dhr.
C. Xhofleer uit Arnhem.

De brief is verder uitgegeven als persbericht en op het internet gepubliceerd. Hoewel de pers de brief heeft genegeerd, werd er wel uitgebreid aandacht aan de brief besteed door het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn) in haar nieuwsberichtgeving naar de jeugdbeschermings- en jeugdzorgsector.

Bij de Eerste Kamercommissie voor Justitie kan het misverstand ontstaan, dat dhr. Aalders zijn brief geschreven heeft namens een representatief of belangrijk deel van de "Nederlandse beweging voor gelijke rechten en gelijkwaardig ouderschap voor vaders" (ook wel kortweg: de vaderbeweging).
Namens de Stichting Kind en Omgangsrecht en FatherCare Kenniscentrum wil ik daarom bij deze schriftelijk laten weten dat dat geenszins het geval is.

In tegendeel zowel Stichting Kind en Omgangsrecht als FatherCare Kenniscentrum i.o. steunen wetsinitiatief 29.676 dat nu voor behandeling bij de Eerste Kamer ligt volledig en van harte als een eerste weliswaar voorzichtige maar noodzakelijke stap naar gelijkheid tussen de beide ouders en gelijke zorg en gelijkwaardig ouderschap na scheiding.

Zowel (a) het in het wetsinitiatief opgenomen uitgangspunt van gelijkwaardig en gedeeld ouderschap, dat vorm zal krijgen in een ouderschapsplan, als (b) de verbeterde handhaving middels de geopende mogelijkheid tot een verkorte rechtsstreekse toegang tot de rechter voor de ouders bij problemen (zonder de noodzaak van een vertragende voorafgaande gang naar een procureur/advocaat) terwijl het initiatiefwetsvoorstel daarnaast in het uiterste geval voorziet in handhaving met behulp van de 'sterke arm', zijn daarbij voor de Stichting Kind en Omgangsrecht en FatherCare Kenniscentrum i.o. wezenlijke elementen uit het wetsvoorstel waaraan niet getornd mag worden.

Daarbij wijzen Stichting Kind en Omgangsrecht en FatherCare Kenniscentrum i.o. uw Eerste Kamercommissie voor Justitie nogmaals op de dwingende urgentie van juist dit wetsinitiatief en de genoemde wezenlijk elementen daaruit.

Inmiddels groeit, door toedoen van het nu falende en gemankeerde familierecht, in Nederland immers één op elk vijfde kind op in vaderloze gezinnen, geïsoleerd van alle kontakt met de vader en de familie van vaderszijde. Het gaat daarbij in totaal nu om ca. 560.000 kinderen. De negatieve gevolgen daarvan voor deze Nederlandse scheidingskinderen zijn enorm.

Voor een eerste overzicht van deze negatieve gevolgen voor kinderen van het opgroeien in vaderloze gezinnen wordt de Eerste Kamercommissie voor Justitie verwezen naar de meta-studie "Experiments in Living: The Fatherless Family" van het Engelse Civitas-instituut, Instituut voor de studie van maatschappelijke vraagstukken, [1].

Uit deze zeer grondige meta-studie door het Civitas-instituut [1], die is gebaseerd op ca. 100 onderliggende studies, onderzoeken en bronnen komt naar voren dat:

- jonge kinderen (0-12) uit vaderloze gezinnen meer risico lopen om in armoede te leven, meer risico lopen op fysiek, emotioneel en seksueel misbruik (vgl. ook het meisje Savanna uit Alphen, de Tolbertkinderen en het meisje van Nulde), eerder van huis weg lopen (de overgrote meerderheid van zwerfkinderen zijn kinderen uit vaderloze gezinnen), meer risico lopen op gezondheidsklachten van allerlei aard en meer (gedrags)problemen hebben op school en meer problemen hebben in de omgang met anderen.

- tieners uit vaderloze gezinnen meer kans lopen op tienerouderschap, meer kans lopen om in de jeugdcriminaliteit te belanden, te roken, alcohol en drugs te gebruiken, te spijbelen van school, geschorst te worden van school, op jonge leeftijd school te verlaten (voortijdige schoolverlatersproblematiek) en aanpassings - en gedragsproblemen hebben.

- jong volwassenen uit vaderloze gezinnen meer moeite hebben om opleidingen af te maken, werk te vinden, vaker een laag inkomen en een uitkering hebben, meer kans en risico lopen om dak- en thuisloos te raken, meer risico lopen om in de criminaliteit te belanden, eerder chronisch emotionele en psychische problemen hebben, vaker gezondheidsklachten ontwikkelen, sneller relaties aangaan waar ze ook sneller mee gaan samenwonen, terwijl ze eerder gaan scheiden en vaker buitenechtelijke kinderen hebben.

Civitas-onderzoeker
Rebecca O’Neill concludeert in haar meta-studie verder dat de afwezige vader ook voor de algehele samenleving geen goede zaak is: geweld en criminaliteit nemen toe, de sociale cohesie neemt af, de scheidingscultuur neemt toe, de vaderloosheid wordt een vicieuze cirkel en er wordt een groter beroep op sociale voorzieningen gedaan.

In aanvulling daarop wordt in
een grootschalig Zweeds bevolkingsonderzoek over de periode 1991-1998 (steekproef: 64.000 Zweden) gepubliceerd in de Lancet, Elsevier [2] verder bevestigd dat vaderloos opgroeiende kinderen uit éénouder-gezinnen meer depressieklachten hebben, eerder drugs gebruiken en vaker zelfmoord plegen.

Zonodig en indien gewenst verklaren zowel Stichting Kind en Omgangsrecht als FatherCare Kenniscentrum zich daarom ook van harte bereid om van haar steun aan dit wetsinitiatief als een bescheiden maar zeer belangrijke eerste stap voorwaarts naar gelijkheid en gelijkwaardigheid tussen de beide ouders na scheiding verder getuigenis af te leggen.

Afschrift van deze stellingname per brief stuur ik tevens toe aan andere ouderorganisaties onderdeel uitmakend van de Nederlandse beweging voor gelijke rechten en gelijkwaardig ouderschap voor vaders zoals Stichting Dwaze Vaders (DV), Fathers 4 Justice Nederland Ltd (F4J), Stichting Kinderen - Ouders -Grootouders (KOG), Stichting Ouders Zonder Omgang (STOZO) en de Vereniging voor Nader Onderzoek Rechtspleging in familiezaken (VVNOR).

Met vriendelijk verzoek aan u om de ontvangst van onze brief en de invoeging daarvan in de behandelstukken van uw commissie bij het voorbereidend onderzoek ter behandeling van wetsinitiatief 29.676 in uw kamer te bevestigen,

Namens STICHTING KIND EN OMGANGSRECHT (SKO)
en FATHERCARE KENNISCENTRUM i.o. (FKCE),

Met vriendelijke groet,
drs. P.A.N. Tromp

voorzitter Stichting Kind en Omgangsrecht
coördinator Nederland van FatherCare Kenniscentrum i.o.

C.C.
  • Stichting Dwaze Vaders (DV)
  • Fathers 4 Justice Nederland Ltd (F4J)
  • Stichting Kinderen - Ouders -Grootouders (KOG)
  • Stichting Ouders Zonder Omgang (STOZO)
  • Vereniging voor Nader Onderzoek Rechtspleging in familiezaken (VVNOR)
Voetnoten:

[1] Experiments in Living: The Fatherless Family; Rebecca O'Neill; Civitas, The Institute for the Study of Civil Society; September 2002
. Zie verder ook: Civitas Factsheets on the Family and Marriage

[2] Mortality, severe morbidity, and injury in children living with single parents in Sweden: a population-based study; Gunilla Ringbäck Weitoft, Anders Hjern, Bengt Haglund, Måns Rosén (The Lancet- Elsevier, Volume 361, Number 9354, 25 January 2003)

Bijlage:

PERSBERICHT, Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt plaats op 7 februari 2006.
Presscenter.nl - Laatste nieuws- en persberichten

Datum: 6.2.2006 20:33
Bron: familie4justice
E-Mail: j.aalders5@chello.nl

Familie4justice, partijrechtenkind en de kinderombudsman hopen van harte dat het voostel Luchteveld (VVD) niet door de Eerstekamer zal komen.

PERSBERICHT

Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt plaats op 7 februari 2006. Familie4justice,partijrechtenkind en de kinderombudsman hopen van harte dat het voostel Luchteveld (VVD) niet door de Eerstekamer zal komen.

Het voorstel Luchteveld, dat op 29 november 2005 is aangenomen door de Tweede Kamer. SP, GroenLinks, PvdA, Groep Wilders, Groep Lazrak, D66, VVD, LPF en Groep Nawijn die voor stemde. De Eerste-Kamercommissie voor Justitie heeft op 17 januari 2006 vastgesteld dat er geen behoefte bestaat aan gesprekken met deskundigen ter voorbereiding van de behandeling.

Toch heeft familie4justice,partijrechtenkind en de kinderombudsman,een briefwisseling op gang weten te krijgen bij de eerstekamer,om het voorstel Luchteveld af te keuren en daar ook medestanders in de eerstekamer voor heeft kunnen winnen!

Het voorbereidend onderzoek en de bespreking van een conceptbrief door de Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt plaats op 7 februari 2006.

Wij Familie4justice hopen dat zij er niet mee accoord gaan daar het niets oplost,en er straks weer jaren over gedaan word om het familierecht voor eens en voor altijd goed te laten functioneren!

Hier ons verweer dat wij ook naar de Eerstekamer stuurde:

Aan de Eerste Kamer Commissie Justitie Onderwerp 29676 Luchtenveld

Zeer geachte leden van de Eerste Kamer,

Familie4Justice,Partijrechtenkind en de Kinderombudsman vragen dringend ook uw aandacht voor het volgende;

Het voorstel Luchtenveld, 29676 (Voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (invoering van een omgangsnorm, van de handhaving van het omgangsrecht van beide ouders en van de mogelijkheid van echtscheiding zonder rechterlijke tussenkomst) strekt niet tot IVRK 1,2,3,4,5,6,7,8,9,14,16,18, 19, 24, 25, 26, 27... niet tot EVRM 1. 6 en 8 en ook niet tot de Grondwet 1, er wordt een kapitale fout gemaakt.

Niet de relatie van ouders dient uitgangspunt te zijn maar de rechten van het kind, het IVRK.

Gedenkt u zich, het betreft de Wet; Daar waar wij allen gelijk dienen te zijn!

In die gevallen het kinderen betreft, staat hun belang voorop. Het primair betrekken van het familierecht voor kinderen op de relatie(vorm) van hun ouders, is in de grond een appartheidsbeginsel.

Kinderen buiten het huwelijk of geregistreerd samenwonendschap, dienen gelijk toegang tot hun recht te hebben. Met het voorstel van de heer Luchtenveld, blijven deze kinderen onderdrukt en veronachtzaamd.

Familie4Justice,Partijrechtenkind en de Kinderombudsman doen hierbij dringend beroep op een ouderschapsplan voor alle kinderen.

Met dien verstande dat indien er geen ouderovereenkomst bestaat in de zin van een huwelijk van ouders of een geregistreerd samenwonendschap ook die kinderen gelijk recht hebben op een dergelijk ouderschapsplan.

(Gelijk) Gezag bij geboorte, is niet extreem zoals de heer Luchtenveld acht. Gezag bij geboorte, geeft zicht op en voorziet in de verantwoordelijkheid van iedere ouder voor ieder kind en ook op de rechtszekerheid en –bescherming voor ieder kind.

Nu wordt bij geboorte van kinderen in Nederland niet naar de biologische vader omgekeken. Indien die niet bekend is, geen bericht. Maar indien blijkt bij aangifte van geboorte dat de moeder van het kind van rechtswege geen gezag heeft, dient dit aan de rechter gemeld. Dit is des te opmerkelijker, indien men opmerkt dat de overheid in geval de biologische vader bekend is die vader wel houdt aan de onderhoudsbijdrage voor het kind. Het voorstel Luchtenveld, houdt deze appartheid onverminderd in stand.

Vroegsignalering van jeugdproblematiek, is noodzakelijk. Ik wijs u op de Operatie Jong die juist ook tracht vroegsignalering en samenwerking van partijen daartoe tot stand te brengen. Bij jeugdproblematiek in het algemeen, blijkt dat veel jongeren uit gebroken gezinnen voortkomen. Familie4Justice,Partijrechtenkind en de Kinderombudsman, achten het juist dat ieder kind recht heeft op een ouderschapsplan/zorgplan. Dat bij het ontbreken ervan, ouders verplicht worden tot het opstellen en naleven van een ouderschapsplan/zorgplan Zowel de ouders die scheiden als de ouders zonder overeenkomst, dienen een ouderschapsplan op te stellen.

Verder;
29676 voorziet bovendien niet in een (beter) nalevings- en handhavingsbeleid. Ook dit is een zorgelijke kwestie. Huidig beleid voorziet namelijk reeds in naleving, handhaving en sancties maar wordt in de praktijk nagenoeg niet uitgevoerd.

Familie4Justice,Partijrechtenkind en de Kinderombudsman, maken zich sterk,en blijven zich sterk maken voor een rechtvaardige samenleving waarbij wij de zorg en opvoeding van onze kinderen hiertoe primair noodzakelijk achten.

Hopende u hierbij vooralsnog afdoende geïnformeerd te hebben, wijs ik u erop dat Familie4Justice,Partijrechtenkind en de Kinderombudsman,ten alle tijden graag bereid is, mee te werken aan de bevordering van een rechtvaardige samenleving voor jong en oud!

Wij hopen dus van harte dat het voostel Luchteveld (VVD) er niet door zal komen.

Het lost het probleem niet op,dus laten wij doorgaan om het voor eens en voor altijd op te lossen. Wij gaan zeker door ,want enkel met deze eisen,kan er rust komen in het familierecht.Dhr R.Luchteveld (vvd) stond in eerste instantie ook volledig achter onze eisen,maar helaas is ook hij zijn woord niet nagekomen.

Zie hier de handtekeningen die wij al hebben voor het Co-ouderschap : http://zorro.web-log.nl/log/1660755

Wij eisen:

1- Gelijk gezag bij geboorte !
EVRM en IVRK waaronder ook de reeds voorhanden jurisprudentie bij het Europese Hof, veronderstelt en bevestigt ons standpunt; gelijk gezag bij geboorte

2- Gelijkwaardigheid fiftyfifty Co-ouderschap dan kun je zorgplan pas echt waarborgen!

3- Dat De Raad voor de Kinderbescherming niet meer bij (echt)scheidingen betrokken worden. Die is en moet worden ingeschakeld bij strafbare feiten als Kindermishandeling Incest Ontvoering en Verwaarlozing."

4- Een Parlementaire Enquete: Een parlementaire enquête dient duidelijk te maken hoe het zo schandalig ver heeft kunnen komen. Erkenning en genoegdoening is noodzakelijk, eerlijk herstel zal het gedane leed en de ellende verzachten, ontzette families dienen herenigd te worden!
En met minder, wordt door ons geen genoegen genomen !

C. Xhofleer
Kloosterstraat 10,
6824 RH Arnhem
0264438095/0646317057
c.xhofleer2@chello.nl

J.Aalders (alias Zorro- Familie4justice)
Rietgansplein 23; 6883-DT Velp gld
T-0268440431 / 0610722063
Familie4justice.nl
Partijrechtenkind.nl
Kinderombudsman.nl
j.aalders5@chello.nl

Wilt u in de toekomst geen mails meer ontvangen, stuur ons dan nu uw reactie op dit bericht !

Let op!
Persberichten worden geplaatst zonder correcties of wijzigingen. De mening van de redactie komt niet altijd overeen met de mening van de auteur.

----------------

Aan: Jos Aalders en Coen Xhofleer
Van: Peter Tromp
Betreft: Initiatiefwetsvoorstel 29.676 en Eerste Kamerbehandeling

Beste Jos, beste Coen,

Bijgaand ook voor jullie informatie mijn brief namens SKO verstuurd aan de Eerste Kamercommissie voor Justitie in reactie op jullie schrijven/persbericht gericht tegen het initiatiefwetsvoorstel Luchtenveld aan die commissie. Het was spijtig te hebben moeten vaststellen dat onze standpunten inzake Initiatiefwetsvoostel 29.676 zo ver uit elkaar lagen. Het wetsvoorstel is m.i. toch een belangrijke eerste stap in de goede richting, hoewel het zeker niet alle huidige problemen zal kunnen oplossen.

En als het voorstel van Luchtenveld niet doorgaat, dan komt het voorstel van Donner weer in beeld, en dat is nog veel slechter voor vaders, onder andere omdat Donner niet kiest voor gelijkwaardig ouderschap na scheiding en het handhavings- en sanctiebeleid niet aanscherpt. Toegegeven, het oorspronkelijke voorstel van Luchtenveld ging nog een stuk verder, maar daarvoor was geen meerderheid in de Tweede Kamer. De keuze is dus: of een stap vooruit met het voorstel van Luchtenveld of een stap achteruit met het voorstel van Donner.

Hopend dat mijn brief hieronder jullie daarom toch ook weer nieuwe inspiratie kan opleveren tot jullie te voeren "strijd", maar meer nog het maken van de juiste keuzes daarbij, ben ik intussen in elk geval ook verheugd om uit jullie schrijven aan de Eerste Kamercommissie van Justitie en de daarin overgenomen hele zinnen van mijn website "Jurisprudentie Ouderschap na Scheiding (NL)" te hebben kunnen opmaken dat mijn website ook bij jullie in een zeer belangrijke informatiebehoefte kan voorzien. Ik zal mijn brief aan jullie daarom ook op die website publiceren.

Succes met jullie verdere initiatieven en ik zal 14 maart a.s. zeker kijken naar jullie documentaire "Een familie van vaders" bij NCRV Document om 22.55 uur op Nederland 1.

Met vriendelijke groet,
Peter Tromp

--------------------------------

De vindplaatsen op het internet waar bovenstaande brief als persbericht door Dhr. Jos Aalders was gepubliceerd zijn: (Als resultaat van een Google Search onder de zoekinstructie "Voorstel+Luchteveld+in+Eerste-Kamercommissie+voor+Justitie" op zondagmiddag 12 februari 2006) :

nizw > Home
PERSBERICHT, Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt
plaats op 7 februari 2006. Familie4justice,partijrechtenkind en de ...
nizw.howardshome.com/ - 98k – In cacheGelijkwaardige pagina's

nizw > Home
PERSBERICHT, Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt
plaats op 7 februari 2006. Familie4justice,partijrechtenkind en de ...
nizw.howardshome.com/Home/tabid/250/hmod/menu/uid/86198/pn/Opvoedingenontwikkeling/pr/943522/default.aspx - 94k - In cacheGelijkwaardige pagina's

nizw > Home
PERSBERICHT, Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt
plaats op 7 februari 2006. Familie4justice,partijrechtenkind en de ...
nizw.howardshome.com/default.aspx - 98k – In cacheGelijkwaardige pagina's

nizw > Home
PERSBERICHT, Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt
plaats op 7 februari 2006. Familie4justice,partijrechtenkind en de ...
nizw.howardshome.com/Home/tabid/250/hmod/menu/uid/86198/pn/Jeugd/pr/940969/default.aspx - 97k - In cacheGelijkwaardige pagina's

CG-raad Forum :: Bekijk onderwerp - Voorstel Luchteveld
PERSBERICHT, Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt
plaats op 7 februari 2006. Datum: 6.2.2006 20:33 Bron: familie4justice ...
www.cg-raad.nl/phpBB2/viewtopic.php?t=2953&view=next& - 32k – In cache - Gelijkwaardige pagina's

Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie
Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt plaats op 7
februari 2006. Familie4justice,partijrechtenkind en de kinderombudsman hopen ...
www.nieuwsbank.nl/inp/2006/02/07/F006.htm - Gelijkwaardige pagina's

Presscenter.nl - Laatste nieuws- en persberichten
PERSBERICHT, Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt
plaats op 7 februari 2006. Familie4justice,partijrechtenkind en de ...
presscenter.nl/default.asp?CatID=170 - 45k – In cacheGelijkwaardige pagina's

Presscenter.nl - Laatste nieuws- en persberichten
PERSBERICHT, Voorstel Luchteveld in Eerste-Kamercommissie voor Justitie vindt
plaats op 7 februari 2006. Familie4justice,partijrechtenkind en de ...
presscenter.nl/ - 57k - In cacheGelijkwaardige pagina's







vrijdag, februari 17, 2006

52. Donner: elke aangifte discriminatie opnemen

Donner: elke aangifte discriminatie opnemen
BNR Nieuwsradio - ANP - 16 februari 2006 15:48


DEN HAAG (ANP) - De politie moet elke aangifte van discriminatie opnemen. Dat is al zo, maar toch zal minister Donner (Justitie) er bij de politie opnieuw op laten aandringen dit ook altijd te doen. Hij kondigde dat donderdag aan tijdens een overleg in de Tweede Kamer.

Eerder bleek al uit onderzoek dat mensen die aangifte doen van discriminatie daar niet altijd tevreden over zijn. Ook zijn er signalen dat de politie soms geen aangifte wil opnemen of zelfs mensen wegstuurt, omdat de zaak toch geen kans van slagen zou hebben. Donner zal de kwestie via het Openbaar Ministerie (OM) laten aankaarten bij de Raad van Hoofdcommissarissen.

Gestage groei
Volgens de minister is er sprake van een ,,gestage'' groei van het aantal discriminatiezaken die bij het OM worden aangebracht. In 2004 ging het om 223 zaken, waarvan er 111 hebben geleid tot een veroordeling. Donner gaat ervan uit dat het om het topje van de ijsberg gaat, omdat het alleen zaken betreft die bij het OM terecht zijn gekomen.

Hoeveel aangiftes van discriminatie er daadwerkelijk bij de politie binnenkomen, is niet bekend omdat een centraal registratiesysteem nog altijd ontbreekt. Donner noemde dat laatste treurig, maar wees erop dat er al wel maatregelen zijn genomen om een en ander te verbeteren. Zo krijgt het OM rond de zomer een ,,googleachtige zoekmachine'' om bij de regionale politie te kunnen onderzoeken welke discriminatiezaken zijn aangemeld.

Commentaar:

Minister Donner heeft nu dus aan het OM de instructie gegeven dat elke aangifte van discriminatie ook behoord te worden opgenomen. Eigenlijk een vanzelfsprekendheid.

Dat dat echter wel anders is geweest laat zich opmaken uit een verslag van vader Joep Zander van ca. 10 jaar geleden ( in 1997 en 1998). Joep Zander deed toen aangifte van discriminatie bij de Zwolse politie tegen de Raad voor de Kinderbescherming. Toe hij zich bij het Zwolse politiebureau vervoegde om aangifte te doen, werd zijn aangifte echter niet opgenomen, maar in plaats daarvan werd hij zelf opgesloten en vervolgd wegens "lokaalvredebruik" bij de Zwolse politie.

Hoe justitie, politie en rechtbank toen omgingen met deze eerdere aangifte van discriminatie tegen de Raad voor de Kinderbescherming valt te lezen uit het verslag dat Joep Zander hiervan maakte op: http://www.gabnet.com/ep/zander/pamflet.htm

Volgens de nieuwe instructie van Donner aan het OM gaat dat nu dus allemaal anders. Laat het ons hopen. Ik roep alle vaders die gediscrimineerd worden daarom op actief aangifte te doen van discriminatie.

Discriminatie, wat is dat?

Discriminatie wil zeggen dat er onterecht onderscheid wordt gemaakt tussen mensen. Mensen worden ongelijk behandeld op grond van kenmerken die er niet toe doen, zoals sekse, handicap, leeftijd, afkomst, seksuele voorkeur... Dat mag niet. Maar het gebeurt wel!

Lees meer over discriminatie en het Nederlandse anti-discriminatiebeleid op de discriminatiewebsite van de overheid Discriminatie.nl

Ook gescheiden vaders worden als (tweederangs) ouders van hun kinderen in Nederland stelselmatig gediscrimineerd naar geslacht en naar burgerlijke staat.

Burgerlijke staat mag niet uitmaken
Discriminatie.nl; 16.12.2004

Getrouwd of gescheiden? Vader met gezamenlijk gezag of moeder met gezamenlijk gezag? In Nederland mag er geen onderscheid worden gemaakt tussen mensen op grond van hun burgerlijke staat. Het gaat om:

  • gehuwd
  • ongehuwd
  • geregistreerd partnerschap
  • gescheiden
  • wettig of onwettig kind.

Er mag ook geen indirect onderscheid worden gemaakt op grond van iemands leefsituatie, bijvoorbeeld alleenstaanden.

Wat mag niet?
Ongelijke behandeling op grond van burgerlijke staat is wettelijk op vier terreinen verboden:

  • bij de arbeid (van werving en selectie tot en met ontslag)
  • bij vrije beroepen (voorwaarden en toegang tot vrije beroepen)
  • bij het aanbieden van goederen en diensten
  • bij het geven van advies over school- en beroepskeuze.
    Direct onderscheid is altijd verboden, tenzij de wet zelf een uitzondering maakt. Indirect onderscheid op grond van burgerlijke staat kan objectief gerechtvaardigd zijn.

Seksediscriminatie is verboden
Discriminatie.nl; 20.12.2004

Directe en indirecte discriminatie
Van directe discriminatie is sprake als iemand op grond van sekse, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele voorkeur in een vergelijkbare situatie anders behandeld wordt dan een ander.

Van indirecte discriminatie is sprake als bijvoorbeeld een bepaling of maatregel, die neutraal en voor iedereen gelijk lijkt te zijn, toch mensen van een bepaald ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, sekse, leeftijd of seksuele voorkeur benadeelt.

Wat mag niet?
Ongelijke behandeling op grond van sekse is wettelijk verboden op vier terreinen:

  • op het werk
  • bij vrije beroepen
  • bij het aanbieden van goederen en diensten
  • bij het geven van advies over school- en beroepskeuze.
    Direct onderscheid op grond van geslacht is altijd verboden, tenzij de wet zelf een uitzondering maakt. Indirect onderscheid is ook verboden tenzij er een objectieve reden voor is.
Advies aan gescheiden vaders

Omdat Minister Donner nu aan de politie de richtlijn heeft gegeven dat elke aangifte van discriminatie dient te worden opgenomen, worden gescheiden vaders dringend geadviseerd om bij de politie nu daadwerkelijk aangifte te doen van ieder geval waarin sprake is van discriminatie of ongelijke behandeling naar geslacht of burgerlijke staat door instanties als kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg, gemeentelijke huisvestingsinstantie, Sociale Verzekeringsbank, huisarts van de kinderen, school van de kinderen, familierechter, het ziekenhuis waar de kinderen behandeld worden, het AMK, de politie zelf, etc.

Waar kun je terecht?


Aangifte van discriminatie bij de politie
Als u slachtoffer bent geworden van discriminatie, kunt u daarvan het beste zo snel mogelijk aangifte doen bij uw politiekorps. Dat kan op het politiebureau van uw woonplaats en bij een aantal politiekorpsen ook telefonisch. Op de website van de Nederlandse Politie kunt u de adresgegevens van het politiebureau in uw directe woonomgeving vinden.


Klacht over discriminatie door exclusieve overheidsinstellngen bij de Nationale ombudsman
Wie ongelijk wordt behandeld door overheidsinstellingen en –instanties (AMK, Kinderbescherming, politie, etc.) bij de uitoefening van hun exclusieve overheidstaak kan kosteloos een klacht indienen bij de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman kan worden ingeschakeld door burgers met klachten over de overheid. Zij is aangesteld door de Tweede Kamer en bemoeit zich uitsluitend met problemen tussen burgers en de overheid.


Klacht over discriminatie door andere instellingen bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB)
Wie ongelijk wordt behandeld in de dienstverlening door andere instanties (scholen, vrijwillige jeugdzorg, ziekenhuis, etc.), kan de situatie verder voorleggen aan de Commissie Gelijke Behandeling. Dit is een onafhankelijke instantie die kijkt of de wetten op het gebied van gelijke behandeling goed worden nageleefd. De Commissie Gelijke Behandeling kan een onderzoek instellen en een oordeel geven. De Commissie Gelijke Behandeling is telefonisch bereikbaar op: (030) 888 38 88 of per mail: info@cgb.nl . Op de website staan ook allerlei uitspraken over gelijke behandeling.


Peter Tromp
FatherCare Kenniscentrum Nederland