Posts tonen met het label Handhaving. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Handhaving. Alle posts tonen

dinsdag, maart 26, 2013

568. Niet-nakomen 'omgang': Ervaringsverslag aangifte onttrekking (Art. 279 Sr)

-------------------------------------------
  • Betreft uitspraak LJN: BZ0555, Rechtbank Amsterdam, d.d. 24-12-2012 (Inhoud: Vrouw veroordeeld op grond van Art. 279 Sr vanwege het onttrekken aan het wettig gezag van het minderjarige kind aan de vader bij het niet-nakomen van de door de rechter beschikte omgangsregeling bij een situatie van gezamenlijk gezag over het kind.)
  • Zie hier voor een 'Stappenplan of handleiding voor het doen van aangifte van onttrekking (Art. 279 Sr) voor gezagsouders met een door de rechter beschikte omgangsregeling die niet nagekomen wordt'
-------------------------------------------
 
Ervaringen van een vader
De laatste tijd valt het op dat het Openbaar Ministerie (OM) in het geval van aangiftes van omgangsonttrekking op grond van Art. 279 Sr weer vaker niet ontvankelijk verklaard wordt.
Dit is een direct gevolg van een brief van 4 december 2002 van de Minister van Justitie die is geschreven in het kader van de totstandkoming van de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.

In uitspraak LJN: BZ0555 d.d. 24-12-2012 van de Rechtbank Amsterdam staat deze brief daarbij als volgt samengevat:
“Het naleven van een omgangsregeling dient volgens de kennelijke bedoeling van de wetgever te worden gehandhaafd door middel van maatregelen van civielrechtelijke aard, zoals de dwangsom, lijfsdwang, afgiftebevel of het toewijzen van het eenhoofdig gezag aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft of de ondertoezichtstelling of aanwijzing van een bijzonder curator.”
Met andere woorden indien de ouder die aangifte wegens onttrekking aan het ouderlijk gezag, Art 279 Sr, doet, geen voorafgaande civiele procedure(s) heeft gevoerd om dwangmaatregelen te eisen, wordt het O.M. niet ontvankelijk verklaard.

Je heb je woede om de onrechtvaardigheid dat je je kind van je ex niet mee krijgt, terwijl de uitspraken van de rechtbank er duidelijk in zijn, kunnen kanaliseren.
Je gaat met de beschikkingen in de hand naar het politiebureau, waar je vaak in eerste instantie al te horen krijgt: “dit is een civiele zaak”.
Je kunt de politie, omdat je op deze mededeling voorbereid bent, ervan overtuigen dat het wel degelijk toch een strafzaak is en dat je aangifte wilt doen.
Je krijgt uiteindelijk een aangifte op papier.

Als een Officier van Justitie dan besluit om te vervolgen loop je echter de grote kans dat deze Officier niet ontvankelijk wordt verklaart omdat je geen voorafgaande civiele procedure gericht op handhaving van de omgangsregeling hebt gevoerd.

Je lange frustrerende weg om een aangifte op papier te krijgen is dan voor niks geweest.
Je ex komt met onttrekking aan het ouderlijk gezag (Art. 279 Sr) weg en de rechten van je kind op zorg van en omgang met de andere ouder (degene die de omgangsregeling heeft) leggen blijkbaar geen gewicht in de schaal. Je kind ziet jou niet en jij ziet je kind niet.

Terwijl het nota bene zwart op wit in de beschikking van de rechtbank staat.
Een verschrikkelijk onrechtvaardige situatie voor het kind en de ouder die elkaar toch al slechts op de weinige dagen van de beschikte omgangsregeling zien.

Voer eerst een civiele procedure tot handhaving van de omgang
De kans dat een Officier van Justitie besluit om niet te vervolgen wordt dus groter als er geen civiel rechtelijke procedure gevoerd is.
Hierdoor wordt je bijna verplicht, als je wilt dat het daadwerkelijk tot gerechtigheid komt, om een voorafgaande civielrechtelijke procedure, waarin je dwangmaatregelen eist, gevoerd te hebben voordat je aangifte doet/ kan doen van onttrekking aan het ouderlijk gezag.

Te gek voor woorden!
Waarbij je nog moet bedenken dat de ouder die afhankelijk is van de omgangsregeling, en waar het kind niet zijn of haar hoofdverblijfplaats heeft, een ouder is die over het algemeen werkt en als zodanig vaak niet in aanmerking komt om civielrechtelijk te kunnen procederen op basis van een toevoeging. Dit brengt hoge en onnodige kosten voor de ‘omgangsouder’ met zich mee.

In deze zaak had ik als de vader al twee keer een “verzamelaangifte“ gedaan.
Een aangifte waarin in een keer meerdere overtredingen waren opgenomen. Ik had als vader een journaal aangelegd met alle communicatie en pogingen tot communicatie; sms-berichten, emails, (aangetekende) brieven en ontvangstbewijzen van aangetekende brieven (dit laatste via internet). Kortom alles gearchiveerd en gedocumenteerd.

Met behulp hiervan kon ik aannemelijk maken dat moeder willens en wetens de omgangsregeling frustreerde.

Omdat er in deze zaak al een civiele procedure, een kort geding, had plaatsgevonden voorafgaand aan het doen van de aangiftes merkte de rechtbank op;
"dat in dit geval niet kan worden geoordeeld dat er zodanig weinig civielrechtelijke pogingen zijn ondernomen dat dit aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in haar vervolging in de weg zou moeten staan".
Het verweer van de advocaat om het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren werd verworpen.

Aangifte doen bij de Jeugd- en zedenpolitie
Ik merkte bij de aangifte dat er bij de reguliere politie te weinig kennis is over het feit dat onttrekking aan de ouderlijke macht een strafbaar feit/strafzaak is. Uiteindelijk belandde ik bij de Jeugd- en Zedenpolitie waar een wereld voor mij open ging en waar wel iemand met kennis van zaken de “verzamelaangiftes” gedocumenteerd opnam.
Goede voorbereiding van de aangiften in de vorm van een verhaal met het refereren naar de beschikkingen en het bijvoegen van, indien mogelijk, uitgeprint bewijsmateriaal, is een pre.
En laat vooral de relevante sms-berichten als bewijs in je telefoon staan.

Voor de overtreding in de laatste “verzamelaangifte” is moeder uiteindelijk vervolgd. Een lange weg.

Meldt je bij aangifte ook aan bij Slachtofferhulp en 'voeg' je in de strafzaak
Vergeet daarbij ook niet om je bij de aangifte zelf al meteen via de politie als slachtoffer van een strafbaar feit bij Slachtofferhulp aan te melden. Je bent nl. technisch gezien in de strafzaak benadeelde of slachtoffer. Het echte slachtoffer is natuurlijk het kind dat altijd kind van de rekening is.
Via slachtofferhulp kun je informatie opvragen, zoals de datum van de behandeling van de strafzaak. De strafzitting is in principe openbaar.

Het verdient verder aanbeveling om je in overleg met Slachtofferhulp ook 'te voegen' in de strafzaak met een civiele schadevordering. Daaraan zijn geen verdere kosten verbonden en door je te voegen kun je als benadeelde of slachtoffer civiel de geleden schade terugvorderen , b.v. vergoeding van een gemiste vakantievlucht vanwege het niet op tijd overdragen van je kind. Ook in gevallen waarin de geleden schade beperkt is of vooral emotioneel, verdient het toch aanbeveling om je 'te voegen' aangezien je dan de stukken van de rechtzaak kunt opvragen.
Altijd goed om die achteraf rustig in te kunnen zien en indien de tegenpartij op basis van toevoeging procedeert zal er ongetwijfeld een hoger beroep komen.

Voorwaarden voor voeging in het strafproces

  • U heeft schade geleden door een strafbaar feit;
  • De verdachte is opgespoord;
  • U heeft uw schade of een deel daarvan niet op een andere manier vergoed gekregen;
  • De verdachte moet voorkomen, er vindt dus een strafzitting voor de rechter plaats;
  • De verdachte moet voorkomen voor het feit waarvan u slachtoffer bent geworden.
In mijn geval bleek dat er eerst een regiezitting was gepland waar de zaak niet inhoudelijk werd besproken.
De strafzaak werd door de meervoudige kamer behandeld. Misschien een teken dat de zaak serieus genomen werd?
Na herhaaldelijk weer bij Slachtofferhulp te hebben geïnformeerd, bleek dat er opnieuw een regiezitting gepland was.
Als vader heb ik toen met hulp van slachtofferhulp een brief naar de rechtbank/Officier van Justitie gestuurd met daarin de laatste gang van zaken - mijn ex bleef gewoon door gaan met het frustreren van de omgangsregeling - en het verzoek de regiezitting te mogen bijwonen, hetgeen werd toegestaan.
Op de regiezitting zelf werd mij eerst te verstaan gegeven dat ik niks kon zeggen maar gedurende de behandeling heb ik toch het een en ander kunnen zeggen.

Maak op de strafzitting gebruik van je spreekrecht als slachtoffer
Op de uiteindelijke strafbehandeling van de zaak heb ik gebruik gemaakt van mijn spreekrecht als slachtoffer en de rechtbank gevraagd om een duidelijk signaal af te geven;
“tot hier en niet verder. Als er geen sanctie staat op het niet naleven van de beschikking betekent dit een vrijbrief. Mevrouw, gaat u uw gang maar, u wordt toch niet bestraft.”

De boodschap hier is; je kunt heel veel zelf doen. Doe dat ook. Wees actief om voor de rechten van je kind(eren) op te komen en breng het op om er emotioneel en geestelijk ook toe in staat te zijn, hoe frustrerend, deprimerend en moeizaam dat ook allemaal vaak is. Zoek informatie, geef je mening in een brief aan de rechtbank en maak gebruik van je spreekrecht als slachtoffer op de strafzitting.

Al met al een lange weg waarin je als ouder met een omgangsregeling, waarvoor je hoogst waarschijnlijk in eerdere procedures al zoveel moeite hebt moeten doen, de instanties moet overtuigen dat je kind recht heeft om bij je te zijn, je als ouder te mogen kennen en liefde en zorg van je te mogen ontvangen.

Het knelpunt bij de vervolging van onttrekking volgens Art. 279 Sr bij het niet-nakomen van de beschikte omgang door de ‘verblijfsouder’ is nu het niet ontvankelijk verklaren van het O.M. door de strafrechter vanwege het ontbreken van voorafgaande civiele procedures door de ‘omgangsouder’.
Wil je de lange weg naar gerechtigheid ingaan, overweeg dan eerst een civiel rechtelijke procedure. Dit kan een kort geding zijn maar dan moet er wel een spoedeisend belang zijn.
Het voordeel van een strafzaak is/was dat je geen advocaat hoeft te betalen. Je kunt/kon, theoretisch, de handhaving van de omgangsregeling via een strafzaak afdwingen.
Nu lijkt het er op dat je toch eerst hoge kosten zult moeten maken door een advocaat te moeten nemen om een civiele procedure te voeren.

Onbegrijpelijk
Wie begrijpt de motivatie van ouders die hun kind niet de liefde van de andere ouder gunnen? Niemand, toch!?
Of begrijpt iedereen dat die ouders het kind als wapen inzetten om hun ex te straffen.
Dat het ontzettende egoïstische redenen zijn, waarbij ze totaal voorbij gaan aan het feit dat een kind recht heeft op een vader en een moeder, op de liefde en zorg van een vader en een moeder.

Peter Woudstra
Amsterdam, 26 maart 2013


_____
Disclaimer: Op deze website wordt geen sluitend juridisch advies gegeven: neemt u hiervoor, als het zover komt, contact op met bijvoorbeeld een advocaat, notaris of de geëigende overheidsinstanties. Deze website huldigt een eigen rechtsopvatting op een rechtsgebied dat in ontwikkeling is. Hoewel er de grootst mogelijke algemene zorg aan uw adviesverzoek en – in voorkomend geval - melding besteedt wordt, zijn we niet aansprakelijk voor de gegeven adviezen. Adviezen en reacties worden uitsluitend gegeven onder volledige uitsluiting van alle aansprakelijkheid voor de gegeven adviezen en reacties.
_____

dinsdag, februari 05, 2013

567. Vrouw veroordeeld op grond van Art. 279 Sr wegens niet-nakomen van door de rechter beschikte omgangsregeling (LJN BZ0555, Rechtbank Amsterdam, 24-12-2012)

LJN: BZ0555, Rechtbank Amsterdam, 13/654195-11

Datum uitspraak: 24-12-2012
Datum publicatie: 05-02-2013
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaats: Rechtspraak.nl

Inhoudsindicatie:
De rechtbank heeft een vrouw veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur vanwege het op 8 juni 2011 onttrekken aan het wettig gezag van haar minderjarige kind aan de vader met wie een omgangsregeling was afgesproken.

Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/654195-11
Datum uitspraak: 24 december 2012

Tegenspraak

VERKORT VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte],
geboren te [plaats] op [1967],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [postcode] te [plaats].

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2012.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Mannen en van wat de verdachte en haar raadsman mr. M.R.P. Hoppenbrouwers naar voren hebben gebracht.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij op of omstreeks 08 juni 2011 (vanaf ongeveer 12.00 uur) te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige, te weten [A] (geboren in 2004) , heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar toen niet voldaan aan de afspraak/overeenkomst ( welke ( gezamenlijk) was overeengekomen en/of afgesproken en/of vastgesteld met de vader van voornoemde minderjarige [A], die ( eveneens) het wettig gezag over voornoemde [A] uitoefende) om voornoemde minderjarige [A] op de afgesproken tijd ( te weten 8 juni 2011 om 12.00 uur) aan hem, de vader, over te dragen, immers heeft zij, verdachte voornoemde minderjarige [A] meegenomen naar en/of laten verblijven in een volkstuinencomplex zonder de vader daarvan in kennis te stellen en/of was zij, verdachte, ondanks het verzoek van de vader, weigerachtig om voornoemde minderjarige [A] aan de vader mee te geven.

2. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en overige voorvragen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een civiele kwestie waarbij de aangever civielrechtelijke wegen had moeten bewandelen als hij van mening was dat de vrouw, verdachte in deze zaak, de omgangsregeling niet nakwam. Het Openbaar Ministerie dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Hiertoe heeft de raadsman verwezen naar een brief van 4 december 2002 van de Minister van Justitie die is geschreven in het kader van de totstandkoming van de Wet bevordering ouderschap en zorgvuldige scheiding. Het naleven van een omgangsregeling dient volgens de kennelijke bedoeling van de wetgever te worden gehandhaafd door middel van maatregelen van civielrechtelijke aard, zoals de dwangsom, lijfsdwang, afgiftebevel of het toewijzen van het eenhoofdig gezag aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft of de ondertoezichtstelling of aanwijzing van een bijzonder curator. In deze zaak heeft de man zich tot op heden niet tot de civiele rechter gewend met een vordering tot het opleggen van voornoemde dwangmaatregelen. Het strafrecht en dan met name artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht is niet bedoeld voor een situatie als de onderhavige. Volgens de raadsman is er, onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 26 september 2012, LJN: BX8691, geen plaats voor strafrechtelijke handhaving waar nog (ruime) civielrechtelijke mogelijkheden zijn. In die zaak heeft het Openbaar Ministerie zelf de niet-ontvankelijkheid gevorderd.

De officier van justitie heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is het opportuniteitsbeginsel verwoord. Dit houdt in dat het Openbaar Ministerie, op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het al dan niet strafrechtelijk vervolgen van verdachten, de in het geding zijnde belangen kan afwegen. Deze belangenafweging staat, in geval van vervolging, slechts marginaal ter beoordeling van de rechter. Slechts indien het Openbaar Ministerie in redelijkheid niet tot vervolging had kunnen besluiten, of wanneer anderszins sprake is van schending van enig beginsel van behoorlijke procesorde, kan het recht tot strafvervolging vervallen worden verklaard.

Het is de rechtbank niet gebleken dat in de onderhavige zaak van een dergelijke situatie sprake is, ook al heeft de aangever wellicht niet alle civielrechtelijke dwangmiddelen bij de civiele rechter afgedwongen. Vast staat in ieder geval dat in de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam van 2 januari 2008 afspraken zijn gemaakt over een omgangs- en vakantieregeling. Vervolgens is op 3 april 2008 door de Voorzieningenrechter te Amsterdam tussen aangever en verdachte een vonnis gewezen waarin de omgangsregeling nader is uitgewerkt. De reguliere omgangsregeling vormt geen probleem tussen aangever en verdachte, maar vanaf 2008 zijn aangever en verdachte in conflict over de interpretatie van de vakantieregeling. Sindsdien hebben aangever en verdachte over en weer al dan niet middels advocaten gecorrespondeerd en tevergeefs getracht om hier overeenstemming over te krijgen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in een geval als het onderhavige eerst het nodige op civielrechtelijk gebied dient te worden betracht, echter in dit geval kan niet worden geoordeeld dat er zodanig weinig civielrechtelijke pogingen zijn ondernomen dat dit aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in haar vervolging in de weg zou moeten staan. Het verweer wordt verworpen.

Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in zijn vervolging. Voorts is de dagvaarding geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3. Waardering van het bewijs

De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [A] op 8 juni 2011 aan het gezag van aangever heeft onttrokken nu de overdracht conform het vakantieschema op 8 juni 2011 heeft plaatsgevonden.

De rechtbank verwerpt dit verweer. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op de bewuste dag (8 juni 2011) moest [A] om 12.00 uur worden overgedragen aan haar vader. Verdachte wilde haar dochter die dag niet meegeven omdat zij – op advies van haar toenmalige advocaat – eigenhandig een dag wilde compenseren die de vader (aangever) zich naar haar mening ten onrechte op 29 april 2011 had toegeëigend. Verdachte is, zonder de vader hiervan op de hoogte te stellen, met haar dochter naar het volkstuincomplex gegaan. Ze heeft hierdoor opzettelijk niet voldaan aan de vastgestelde omgangsregeling. Het verweer dat zij een dag wilde compenseren, gaat niet op omdat de vader op 29 april 2011 gerechtigd was om [A] volgens de omgangsregeling bij zich te hebben. Dat hij [A] die dag niet naar school heeft laten gaan zonder overleg met verdachte is een andere kwestie.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 08 juni 2011 vanaf 12.00 uur te Amsterdam, opzettelijk een minderjarige, te weten [A] (geboren in 2004) , heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, immers heeft verdachte daar toen niet voldaan aan de omgangsregeling welke was vastgesteld met de vader van voornoemde minderjarige [A], die eveneens het wettig gezag over voornoemde [A] uitoefende, om voornoemde minderjarige [A] op de afgesproken tijd (te weten 8 juni 2011 om 12.00 uur) aan hem, de vader, over te dragen, immers heeft zij, verdachte voornoemde minderjarige [A] meegenomen naar en laten verblijven in een volkstuinencomplex zonder de vader daarvan in kennis te stellen en was zij, verdachte, ondanks die omgangsregeleling welke was vastgesteld, weigerachtig om voornoemde minderjarige [A] aan de vader mee te geven.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4. Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5. De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7. Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen, waarvan een gedeelte, groot 40 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank zal de officier van justitie in haar eis volgen. Dit om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden de strijd die zij met aangever voert over de uitleg van de vakantieregeling over de rug van [A] te voeren. De belangen van [A] dienen voorop te staan en zwaarder te wegen dan die van verdachte.

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9. Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.

Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. Martens, voorzitter, mrs. E. Dinjens en G.W.A. Lamsvelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2012.





_____
Disclaimer: Op deze website wordt geen sluitend juridisch advies gegeven: neemt u hiervoor, als het zover komt, contact op met bijvoorbeeld een advocaat, notaris of de geëigende overheidsinstanties. Deze website huldigt een eigen rechtsopvatting op een rechtsgebied dat in ontwikkeling is. Hoewel er de grootst mogelijke algemene zorg aan uw adviesverzoek en – in voorkomend geval - melding besteedt wordt, zijn we niet aansprakelijk voor de gegeven adviezen. Adviezen en reacties worden uitsluitend gegeven onder volledige uitsluiting van alle aansprakelijkheid voor de gegeven adviezen en reacties.
_____

donderdag, november 08, 2012

558. Rapport van de Kinderombudsman over de effectiviteit van de ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen (zgn. omgangs-OTS)

Rapport 2012/166 - De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen - Onderzoek op eigen initiatief naar aanleiding van klachten en signalen over de Bureaus Jeugdzorg
Bron: De Kinderombudsman / De Nationale Ombudsman – Rapport 2012/166 - Datum: 08-11-2012
  • Download hier het volledige rapport ‘De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen - Onderzoek op eigen initiatief naar aanleiding van klachten en signalen over de Bureaus Jeugdzorg’; De Kinderombudsman en De Nationale Ombudsman, Rapportnummers: 2012/166 en KOM5A/2012, Datum: 6 november 2012

Samenvatting


Aanleiding
Wanneer conflicten tussen twee gescheiden ouders voor zodanige problemen bij het kind zorgen dat de ontwikkeling van dat kind bedreigd raakt, kan de rechter een ondertoezichtstelling opleggen. Die ondertoezichtstelling heeft als doel om de bedreigde ontwikkeling van het kind weg te nemen. Zowel de Nationale ombudsman als de Kinderombudsman ontvangen regelmatig klachten en signalen van kinderen en ouders die problemen hebben met de manier waarop de gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg deze ondertoezichtstelling, en met name de omgangsregeling, uitvoert. Deze signalen en klachten waren aanleiding voor een breed onderzoek.

Opzet
De vraag die bij dit onderzoek centraal heeft gestaan is:
"Welke problemen doen zich voor in de relatie tussen ouders en Bureau Jeugdzorg in gevallen van ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen, en op welke manier kunnen Bureaus Jeugdzorg deze problemen verminderen, bezien vanuit de behoorlijkheidsvereisten en kinderrechten?"

Doel onderzoek
Met dit onderzoek willen de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman een bijdrage leveren aan de uitvoeringspraktijk van deze ondertoezichtstellingen. Gezocht is naar mogelijkheden voor verandering in de hele keten, zodat álle betrokkenen minder problemen ervaren in de uitvoering van deze ondertoezichtstellingen. De betrokkenen hebben het idee het nooit goed te doen en dat het kind daar als eerste de dupe van is.

Uitvoering onderzoek
Met Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, kinderrechters, advocaten en enkele deskundigen zijn gesprekken gevoerd over hun huidige betrokkenheid bij deze ondertoezichtstellingen. Daarbij zijn knelpunten en succesfactoren verzameld. Daarna is een expertmeeting georganiseerd waar drie betrokken Bureaus Jeugdzorg hun best practices met de andere aanwezigen hebben gedeeld, met aansluitend een korte discussie. Ook is literatuuronderzoek gedaan vanuit de vraag: welke kennis is al beschikbaar over dit onderwerp?

Korte analyse
Op het moment dat de rechter een ondertoezichtstelling oplegt, voeren de ouders vaak al een aantal jaren een strijd. Een strijd waar al meerdere professionals bij betrokken zijn geweest, zoals bijvoorbeeld rechters die uitspraak hebben gedaan over de boedelscheiding, de omgangsregeling en de alimentatie. Maar ook de Raad voor de Kinderbescherming is erbij betrokken geweest, om onderzoek te doen voorafgaand aan de ondertoezichtstelling. Soms is ook al vrijwillige hulp geweest vanuit Bureau Jeugdzorg. Verder hebben beide ouders vaak ook nog een (of meerdere) advocaten die hen ondersteunen bij de procedures. Kortom, er zijn diverse betrokkenen bij het gezinssysteem met elk hun eigen dynamiek.

Bij de start van een ondertoezichtstelling zijn de verwachtingen vaak hooggespannen. Inherent aan het probleem is echter dat er juist vanwege de strijd voor een gezinsvoogd niet meteen veel te bereiken valt. En dan volgt er teleurstelling van een of beide ouders met vaak klachten en/of nieuwe procedures tot gevolg.

Uitwisseling kennis en ervaring
Uit het onderzoek blijkt dat verschillende Bureaus Jeugdzorg een eigen aanpak voor deze ondertoezichtstelling hebben ontwikkeld en dat zij daarbij meer van elkaar zouden kunnen leren.

Kwaliteitskader en goede voorbereiding
Een belangrijk onderdeel van deze eigen praktijken is de zeer grondige voorbereiding en de analyse van het conflict van de ouders. Ook de manier van communiceren met ouders hoort daarbij.

Belang van het kind
Het blijkt dat de betrokken instanties de wens van het (oudere) kind om geen omgang te willen met de uitwonende ouder veelal respecteren. In die gevallen zien zij de wens van het kind als belang van het kind. Soms is deze wens van het kind niet authentiek, omdat de thuiswonende ouder op basis van al dan niet expliciet afgedwongen loyaliteit het kind beïnvloedt, zeker wanneer deze ouder zijn of haar scheiding nog niet heeft verwerkt.

Samenwerking in de keten
De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman constateren verder dat de samenwerking in de keten per regio verschilt. De samenwerking tussen Bureaus Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming vindt in de ene regio in een eerder stadium plaats dan in de andere. Samenwerking in een vroeg stadium zorgt voor betere informatie-uitwisseling. Als Bureau Jeugdzorg ook bij de rechtszitting is, kan de rechter tijdens de zitting een zaak met alle partijen bespreken, afspraken maken en Bureau Jeugdzorg een goede start geven.

Aanbod hulpverlening
Ook is uit het onderzoek gebleken dat het hulpverleningsaanbod voor ouders en kinderen niet landelijk dekkend is en dat de inzet van vrijwillige hulpverlening bij begeleide omgang omstreden is. Dit maakt het voor de Bureaus Jeugdzorg moeilijk om effectief te opereren en dat baart de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman zorgen.

Effectiviteit van een ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen
De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman realiseren zich dat de conflictdynamiek in scheidingszaken extra hoge eisen stelt aan de professionaliteit van de gezinsvoogd. Het ingrijpen van overheidswege kan, gelet op de partijdige insteek van de ouders zelf, immers in veel gevallen als niet neutraal over komen. De maatregel kan zelfs bijdragen tot verdere escalatie. Het is daarom de vraag, hoe effectief een ondertoezichtstelling kan zijn. De instanties monitoren de effecten van de ondertoezichtstellingen niet. De indruk van de Nationale ombudsman en Kinderombudsman is, dat effecten sterk afhangen van professionaliteit en competenties van gezinsvoogden. De ondertoezichtstelling is een ingrijpende maatregel, waarvan de effectiviteit wel gemonitord zou moeten worden.
  • Download hier het volledige rapport ‘De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen - Onderzoek op eigen initiatief naar aanleiding van klachten en signalen over de Bureaus Jeugdzorg’; De Kinderombudsman en De Nationale Ombudsman, Rapportnummers: 2012/166 en KOM5A/2012, Datum: 6 november 2012


zaterdag, juni 19, 2010

355. Moeders die zich laten leiden door rancune over hun ex, zijn niet in staat goed voor hun kinderen te zorgen (Hassnae Bouazza, NRC Handelsblad)

Bron: NRC Handelsblad - NH - katern 2 pagina 08 - Hassnae Bouazza - 19-06-10

Hassnae Bouazza
Columnist voor Vrij Nederland.
Vertaalster Arabisch-Engels.



Foto Jupiterimages
Hoeveel vaders zullen dit jaar vaderdag alleen doorbrengen? Met opgekropt verdriet en woede omdat hun ex hun het recht ontzegt hun eigen kind te zien? In de wet ligt het recht van de ouder op het kind verankerd, maar in de praktijk is de vader volledig overgeleverd aan de grillen van zijn voormalige vrouw of geliefde. Te vaak komt het nog voor dat moeders hun eigen rancune belangrijker vinden dan het recht van zowel het kind als de vader elkaar te zien. Veel te vaak nog is het antwoord van feministes die ik spreek: „Zolang er nog vaders zijn die hun verantwoordelijkheid ontlopen, kan ik me er niet druk om maken.” Een godgeklaagd schandaal.

Als vaders kinderen ontvoeren en de moeder het recht op haar kind(-eren) ontzeggen, wordt het hele justitiële apparaat in werking gesteld, maar om onbekende redenen wordt er aanzienlijk minder adequaat gereageerd als de moeder hetzelfde onrecht begaat. Sterker, de vrouw kan ongestoord haar gang gaan en de vaders die het op kunnen brengen, moeten jarenlang procederen om te krijgen waar ze recht op hebben.

Neem stel A. Na een jarenlange, turbulente relatie gaan ze uit elkaar. Ze spreken co-ouderschap af zonder tussenkomst van rechter of mediator. Dit gaat een drietal jaar goed tot de man een nieuwe, serieuze relatie krijgt. De vrouw belt hem op en deelt hem mee dat, omdat hij een relatie heeft, hij zijn zoon niet meer mag zien. Hij stapt naar de rechter, maar door de tegenwerking van de vrouw, duurt het en duurt het, tot hij het opgeeft.

Zijn zoon zou hij acht jaar lang niet zien. Alleen op zijn verjaardag werd hij geacht een duur cadeau te geven (zijn geld was kennelijk wel goed genoeg), hetgeen hij ook deed want zijn liefde voor zijn zoon was allesverzengend en de pijn die hij voelde bij het gemis ook. Alimentatie moest hij ook betalen, ook al mocht hij zijn kind niet zien.

Stel B: vrouw ziet haar relatie niet meer zitten en pakt haar spullen en het zoontje. De vader wordt in onwetendheid gelaten. Als de vrouw weer contact met hem opneemt, gebruikt ze het zoontje als wisselgeld: ze wil het huis, en als dat gebeurt, kan hij zijn kind weer zien. De vader in dit geval heeft mazzel: het stel woonde samen en het huurcontract stond op zijn naam, dus haar chantagepoging mislukt jammerlijk. Na mediation besluiten ze dat vader het zoontje ieder weekend heeft en de moeder doordeweeks. Al na een paar weken verandert de moeder de afspraak zonder overleg met de vader.

Stel C: bij de rechtbank wordt de scheiding behandeld. De vader geeft aan dat hij heel graag vaker zijn kind wil zien. De rechter toont alle begrip en kent hem één dag in de maand extra toe. Eén dag naast twee weekends in de maand.

En daar zit het euvel. Als de wet de vader al niet als gelijke behandelt, hoe kunnen we dat dan verwachten van verbitterde vrouwen die alleen nog maar in termen van wraak en macht kunnen denken?

Hoe goed ben jij als moeder wanneer jij je kind ontzegt zijn of haar vader te zien?

Toegegeven, inmiddels kunnen vrouwen strafrechtelijk vervolgd worden voor het niet nakomen van de bezoekregeling, maar ook dat leidt in de praktijk tot niets. De zaak van Peter Brons, de eerste vader die zijn ex aanklaagde, zegt alles: de vrouw weigert mee te werken ondanks de taakstraf die ze opgelegd krijgt. Brons blijft met lege handen achter, terwijl dat niet zou hoeven. Waarom durven we niet de vraag te stellen hoe goed je als moeder bent als je je kind zijn of haar vader ontzegt?

Een moeder die niet in staat is haar eigen gevoelens van rancune opzij te zetten en zich als een volwassene te gedragen, is wat mij betreft niet in staat de zorg voor haar kinderen op zich te nemen. Toen duidelijk werd dat de ex van Brons niet mee zou werken, had hij meteen zijn zoon toegewezen moeten krijgen. Moeders die weigeren mee te werken, verliezen het recht op hun kind. Grof geschut? Jazeker, maar de status quo handhaven en duizenden vaders in de steek laten, mag niet langer een optie zijn. Bovendien mag, als het aan mij ligt, de alimentatieplicht voor een vader vervallen zodra hem zijn kind wordt ontzegd. Nu worden vaders aan hun plicht gehouden, maar hun recht wordt met voeten getreden.

Als we niet accepteren dat vaders kinderen ontvoeren, mogen we ook niet accepteren dat moeders de vaders frustreren. Moeders hebben niet het alleenrecht op kinderen. Zolang je samen het kind verwekt, heb je evenveel recht erop. De vaders (en moeders, laten we die ook niet vergeten) die hun verantwoordelijkheid ontlopen, staan hier volledig buiten.

Daarnaast is het van essentieel belang dat bij scheiding, net als in België, co-ouderschap de norm wordt. Op die manier hoeft de bezoekregeling niet eens ter discussie te staan en sla je het machtsmiddel uit de handen van wrokkige exen.

Het wordt tijd dat de feministes hun eigen slachtofferschap waar ze zo aan hechten aan de kant zetten en opkomen voor vaders die wél de zorg voor hun kinderen op zich willen nemen. Laten we hun grieven serieus nemen en voorbij het Batman- of Spiderman-masker kijken dat de radeloze vaders opzetten om gebouwen te beklimmen en aandacht voor hun verdriet te vragen.

------------------------

Hassnae Bouazza eerder als panellid in het Vara-programma Vrouw & Paard van 9 oktober 2009 over omgangsfrustratie door moeders


Een voortdurend frisse en relativerende wind in "Vrouw & Paard", het inmiddels beëindigde VARA-vrouwenpanel onder de gespreksleiding van Hanneke Groenteman, was Hassnae Bouazza. En ik zeg het dan ook maar meteen eerlijk en ruiterlijk: "Ik ben een echte fan van Hassnae Bouazza."

In de aflevering van 9 oktober 2009 van Vrouw & Paard zegt Hassnae Bouazza tegen Tweede Kamerlid Joël Voordewind van de ChristenUnie n.a.v. zijn voorstel voor verplichte vaderregistratie (14min20):

"Dit is èèn aspect, maar d'r zijn toch ook ontzettend veel vaders die hèèl erg graag hun kinderen willen zien en die die kans niet krijgen vanwege de moeders. Want d'r zijn heel veel moeders die gewoon hun kinderen gebruiken als wapens. Wat doet u daar tegen? Is het niet eigenlijk achterlijk dat we in Nederland hier ..., dat de vader standaard slechts een keer in de twee weken het kind kan zien? Zou het niet gewoon evenredig verdeeld moeten worden? ... Die vrouwen moeten aangepakt worden."
(Een vraag van Hassnae Bouazza waar vervolgens door zowel gespreksleider Hanneke Groenteman als Joël Voordewind snel, schielijk en ontwijkend over heen gepraat wordt, zonder dat er een antwoord op gegeven wordt. En zoals uit het nu in NRC Handelsblad door Hassnae Bouazza gepubliceerde artikel blijkt, laat zij zich gelukkig niet zo makkelijk door Hanneke Groenteman en Joël Voordewind de mond snoeren. Zie hoe dat toegaat de video van deze aflevering van Vrouw & Paard hieronder vanaf 14min20.)

Peter Tromp
Vaderkenniscentrum.nl


------------------------------------------------
Vara-programma Vrouw & Paard
Bron: VARA - 9 oktober 2009

Get Microsoft Silverlight
------------------------------------------------
Hassnae Bouazza (geboren 1973 in Oujda, Marokko) is schrijver, journalist, columnist, programmamaker en vertaler Arabisch-Engels. Ze werkt onder andere als columnist voor Vrij Nederland, de Volkskrant, NRC Handelsblad, Frontaal Naakt en De Buren en als programmamaker voor de VPRO. Ze is geboren in de stad Oujda nabij de Algerijnse grens. Ze verliet met haar familie Marokko om zich bij haar vader te voegen die al in Nederland was, als gastarbeider. Ze kwam in Arkel te wonen, waar de familie Bouazza de enige Marokkaanse was. Ze studeerde Engels taal-en letterkunde aan de Universiteit van Utrecht en, na haar afstuderen, een jaar Franse literatuur aan diezelfde Universiteit.

Het werk van Bouazza valt op vanwege de vrijmoedige aanpak van taboeonderwerpen zoals porno in de Arabische wereld. ‘Eens per maand open ik het raam voor u naar de Arabische wereld.’ Zo schrijft Hassnae Bouazza in Vrij Nederland. In de stukken van Hassnae voorziet zij verschijnselen uit de Islamitische wereld die haar bezighouden van haar eigentijdse en humoristische mening.Misschien heb je haar ook gezien in de aflevering van het programma Advocaat van de Duivel waarin Geert Wilders terecht staat.

Ze stelde een bundel samen met verhalen over sterke Arabische vrouwen, Achter de sluier (1999), in een poging het clichébeeld bij te stellen dat in Nederland heerst over de Arabische vrouw. In de bundel zijn verhalen opgenomen van onder anderen Nawal el Saadawi, Tahar Ben Jelloun en Naguib Mafouz. Ze werkt op dit moment aan haar debuut, een bundel met korte verhalen over relaties tussen mensen, waarbij de altijd intrigerende relatie tussen mannen en vrouwen de boventoon voert. De schrijver Hafid Bouazza is haar broer.

Aangepast op basis van: Hassnae Bouazza - Winternachten - internationaal literatuurfestival Den Haag en Hassnae Bouazza: VARA
----------
Het artikel van Hassnae Bouazza in NRC Handelsblad van zaterdag 19 juni 2010 was onderdeel van een drieluik artikelen over vaderschap dat in verband met vaderdag verscheen in het Opinie en Debat Katern van NRC Handelsblad met daaraan toegevoegd een interactieve debatmogelijkheid onder de titel “Vrouwen, laat het moedermonopolie los!” in het opinie weblog van de NRC. U kunt daar ook nog steeds zelf reageren.

De andere twee, in het drieluik over vaderschap in NRC handelsblad van 19 juni 2010 verschenen, artikelen zijn:
1. “Vrouw, laat het moedermonopolie toch los” van schrijver Herman Stevens
2. “Vaders die vaderen verdienen meer dan bevallingsverlof” van publiciste Heleen Crul
----------

Vaderschap in drie bedrijven

Bron: NRC Handelsblad - NH – Opinie & Debat - katern 2 pagina 08 - 19-06-10

Deze zondag is Vaderdag. Publicisten Heleen Crul, Herman Stevens en Hassnae Bouazza over zorgende vaders, rancuneuze exen, Tarzan en Jane.


Vrouwen, laat het moedermonopolie los!

Bron: NRC Handelsblad - Opinieblog - Zelf reageren, zaterdag 19 juni 2010
http://weblogs.nrc.nl/expertdiscussies/vrouwen-laat-het-moedermonopolie-los/

Het is niet stoer en slecht voor je carrière om er meer voor je kinderen te willen zijn en een aandeel in het huishouden te leveren. Voor mannen dan. Zou het daarom zijn dat vaders iets minder gelukkig zijn dan kinderloze mannen, zoals uit onderzoek blijkt, vraag publiciste Heleen Crul zich vandaag af in NRC Handelsblad. Des te meer reden om te zorgen voor een betere balans tussen werk en privé.


Hoe kan de overheid helpen? Denk eens aan langer bevallingsverlof, langer doorbetaald zorgverlof voor vrouwen en mannen, zoals dat bijvoorbeeld in Duitsland bestaat, flexibele werktijden voor beide ouders en thuiswerken, een mama- en papatraject waarin beide ouders hooguit vier dagen werken. “De aanvulling op hun salaris kan dan gebeuren door tijdelijke kwijtschelding van AOW omdat ze zelf zorgen voor toekomstige premiebetalers,” meent Crul.

Trouwens, waarom zouden vaders hun aandeel in de opvoeding niet mogen opeisen, vraagt schijver Herman Stevens zich af. Nederland lijkt wel stil te staan! Het oude rolpatroon bestaat nog steeds: mannen werken, vrouwen tutten en zorgen. Me Tarzan, you Jane. En dat heeft ook gevolgen voor het opvoeden van kinderen: “Het gros van de mannen komt thuis tegen de tijd dat de kleine kinderen al in hun pyjama rondlopen. Mannen spelen de eerste vier jaar een marginale, karikaturale rol in de opvoeding.” Stevens zich af waarom. Omdat moeders negen maanden voorsprong hebben? “Een man die met zijn kind op een speelplaatsje komt (en ik doe dat bijna elke dag) krijgt al gauw het woord papadag naar zijn hoofd gegooid, alsof ze de rest van de week geen vader zijn. Anders komt het moedermonopolie in gevaar.” Stevens pleit dan ook voor het einde van de archaïsche rolverdeling, helemaal in een economie met tweeverdieners. En omdat niemand alleen leeft om te werken, moeten mannen ook werk van hun vaderschap maken en dat kan alleen als vrouwen het moedermonopolie loslaten.

Wat vindt u? Moeten mannen meer voor hun kinderen gaan zorgen? Waarom is dat nog steeds geen usance in Nederland? En is het een taak van de overheid om het vaderschapsverlof te bevorderen?

Dit bericht “Vrouwen, laat het moedermonopolie los!” heeft 29 reacties: Zelf reageren

Vrouw, laat het moedermonopolie toch los

Bron: NRC Handelsblad - NH - katern 2 pagina 08 - 19-06-10

Herman Stevens
Schrijver.
Onlangs verscheen zijn nieuwe roman ‘Vaderland ’ (Prometheus).




Foto AFP
Sinds de pil is het krijgen van kinderen een keuze geworden, en een keuze die vooral voor vrouwen met de tijd prangender wordt. Vrouwen die na hun studie een carrière beginnen, komen na het krijgen van kinderen al snel in tijdnood, want zij zullen toch voor het leeuwendeel van de verzorging opdraaien, als we de statistieken moeten geloven. Veel mannen gaan immers meer uren werken. De reden daarvoor is simpel. De meeste moeders gaan minder werken, of stoppen er helemaal mee, dus moeten vaders harder werken, want kinderen maken het leven niet goedkoper.

De ongelovige reacties op Wouter Bos’ besluit om meer tijd te besteden aan zijn kinderen lieten zien hoezeer Nederland met zichzelf in de knoop zit. Op veel terreinen lijkt het zo’n modern land. Maar als je beter gaat kijken, lijkt de tijd stil te staan. De meeste Nederlanders leven niet zoveel anders dan hun ouders. Mannen werken, vrouwen tutten en zorgen. Als de vrouw werkt, doet ze dat in veel gevallen voor een tweede autootje en wat andere extra’s.

Meer dan de helft van de collegebanken wordt bezet door meisjes en toch zit een groot aantal van die vrouwen later thuis om te genieten van de kinderen. Dat er al een generatie lang van hogerhand op vrouwen wordt ingepraat dat het goed zou zijn als ze carrière maakten, verandert daar weinig aan. Veel gestudeerde vrouwen doen na hun zwangerschapsverlof een stapje terug omdat ze het belangrijk vinden om zelf voor hun kinderen te zorgen. En geef ze ongelijk. Niemand verwijt zich op zijn sterfbed dat hij te veel tijd aan zijn kinderen heeft besteed.

Dit traditionele gezinsmodel zal pas veranderen wanneer de economie er geen ruimte meer voor laat. De kans is groot dat de huidige crisis in een paar jaar het behaaglijke vloerkleed onder de middenklasse vandaan zal trekken. Dan wordt het leven zo duur dat beide ouders wel gedwóngen zijn om te gaan werken. Anders kunnen ze zich geen leuke woning, geen goede school en geen betrouwbare gezondheidszorg veroorloven.

Als het zover komt (aan de winnaar van de verkiezingen zal het niet liggen), wordt het ook tijd om de rolverdeling in de huishouding eens opnieuw te bekijken. Want het kostwinnersgezin is ook een vorm van apartheid. Me Tarzan, you Jane. Het gros van de mannen komt thuis tegen de tijd dat de kleine kinderen al in hun pyjama rondlopen. Mannen spelen de eerste vier jaar een marginale, karikaturale rol in de opvoeding. Maar als we naar een economie van tweeverdieners toegaan, is het ook afgelopen met de Tarzan-en-Jane-spelletjes. Waarom zouden vaders hun aandeel in de opvoeding niet mogen opeisen? Omdat moeders negen maanden voorsprong hebben?

Dankzij de crisis wordt het leven zo duur dat beide ouders wel gedwóngen worden te werken

Het beeld is bekend. Mannen voetballen met hun kinderen, maar de rest hoort tot het territorium van de vrouw. Onder elkaar letten vrouwen al scherp op ieder foutje, maar een man kan het nooit goed doen. Een man die met zijn kind op een speelplaatsje komt (en ik doe dat bijna elke dag) krijgt al gauw het woord papadag naar zijn hoofd gegooid, alsof ze de rest van de week geen vader zijn. Anders komt het moedermonopolie in gevaar. Op het schoolplein wisselen moeders informatie met elkaar uit, terwijl vaders aan de zijlijn staan. Dat is zonde. De evolutie van onze soort is te danken aan zulke geprekjes, en het wordt zo langzamerhand tijd dat mannen mogen meepraten.

Kinderen opvoeden is niet alleen een kwestie van luiers verschonen en op het schoolplein kleumen. Kinderen opvoeden is ook een wereld betreden van spel, fantasie en liefde, al is die wereld soms ook griezelig, want hij herinnert ons aan onze vergankelijkheid. Het is treurig dat zoveel mannen zich deze wereld door de neus laten boren omdat moeders doen alsof ze er alleenrecht op hebben. Net zoals je maar liever niet wilt weten wat er gebeurt in al die gezinnen die uiteenvallen, en hoe makkelijk knikkebollende rechters gescheiden vrouwen maar hun gang laten gaan, want de kinderen horen nu eenmaal bij hun moeder.

Als we afgaan op een economie van tweeverdieners, mag het ook afgelopen zijn met die archaïsche rolverdeling. Niemand wil naar een wereld toe waar we alleen nog leven om te werken. Daarom moeten mannen ook werk van hun vaderschap maken en dat kan alleen als vrouwen het moedermonopolie loslaten.





Foto Thomas Schlijper

Vaders die vaderen verdienen meer dan bevallingsverlof


Heleen Crul
Publicist.
Auteur van ‘Tussen de generaties’ (Atlas).

Vaderschap wordt tegenwoordig op uiteenlopende manieren ingevuld: huismannen, parttime vaders, mannen met één papadag per week en carrièrevaders. De eerste drie krijgen in de media veel aandacht, maar ze zijn en blijven een aanzienlijke minderheid.

De meest voorkomende vorm is nog steeds de carrièrevader. „De bijdrage van mannen in de opvoeding en zorg van kinderen is in de loop der jaren licht gestegen in vergelijking met de forse stijging van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt en hun aandeel in de zorg voor kinderen”, luidt een weinig verrassende conclusie van een nieuw onderzoek Mannen in het gezin, gepubliceerd door het NIDI, het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut. Wel verrassend is de verklaring voor de hardnekkigheid van het allesbehalve emancipatoire verschijnsel carrièrevader: „Het maakt mannen tot een betrouwbaarder werkgever, ze gaan zelfs harder werken.” De Nederlandse cultuur speelt een belangrijke rol bij dit gedrag, want daarin geldt nog steeds ‘dat een echte vader brood op de plank brengt’. Dat de groepsdwang onder mannen om als vader een meer solide kostwinner te worden groot is, was al langer bekend. Minder werken om er meer voor je kinderen te zijn en een aandeel in het huishouden te leveren, is ‘niet stoer’ en slecht voor je carrière, luidt het oordeel.

Zou het daarom zijn dat vaders iets minder gelukkig zijn dan kinderloze mannen, zoals uit NIDI-onderzoek blijkt? Dan is er des te meer reden om te zorgen voor een betere balans tussen werk en privé. Dat is alleen mogelijk als de overheid de komende tien jaar actief vaderschap tot speerpunt van emancipatie maakt. Andere Europese landen kunnen als voorbeeld dienen. In Zweden hebben mannen na de bevalling een maand doorbetaald ouderschapsverlof, ingegeven door het inzicht dat vaderinstinct bestaat, maar het hechtingsgedrag tussen vader en kind de kans moet krijgen zich te ontwikkelen. Het bevallingsverlof van twee dagen dat Nederlandse mannen ten deel valt, steekt wel heel schraal af bij de tien, veertien of twintig doorbetaalde verlofdagen waarop mannen elders in Europa recht hebben.

De beleidsverkenning Modernisering regeling voor verlof en arbeidstijden, die onder leiding van minister Piet Hein Donner in november 2008 werd afgerond, behelst een voorstel om de verschillende regelingen voor zorg-, kraam- en calamiteitenverlof te vereenvoudigen en samen te voegen. Vaders zouden ook een ruimer zorgverlof krijgen. Deze regeling zou begin dit jaar als wetsvoorstel naar de Kamer worden gestuurd, maar er is niets meer van vernomen.

Met een zorgverlof voor vaders bespaart de overheid veel geld op kinderopvang

De balans tussen werk- en privé is ook in ons land gediend met de mogelijkheid van een langer doorbetaald zorgverlof voor vrouwen en mannen, zoals dat in Duitsland, Noorwegen en Zweden bestaat. Voor een overheid die de komende tijd 29 miljard moet gaan bezuinigen, lijkt zo’n zorgverlof op het eerste gezicht onhaalbaar. Maar er staat een besparing tegenover, zoals de aanzienlijke subsidiëring van kinderopvang in het eerste levensjaar. De noodzaak tot meer deeltijdwerken, eveneens ingegeven door de crisis, kan ook leiden tot een mama- en papatraject, waarin beide ouders drie, hooguit vier dagen werken. De aanvulling op hun salaris kan dan gebeuren door tijdelijke kwijtschelding van AOW-premie omdat ze zelf zorgen voor toekomstige premiebetalers. De continuïteit van ouderlijke zorg is op zo’n manier gewaarborgd omdat er altijd één ouder thuis is en er hooguit twee dagen per week van een crèche of naschoolse opvang gebruikgemaakt moet worden. Meer continuïteit thuis en een gelijkwaardiger verdeling van werk en zorg kan ook gestimuleerd worden door flexibele werktijden voor beide ouders, en thuiswerken. De nabije toekomst zal dit overigens afdwingen. De babyboomgeneratie gaat de komende jaren met pensioen en dat veroorzaakt een aanzienlijke krimp van de beroepsbevolking. Werkgevers zullen meer moeite moeten doen om geschikte kandidaten voor bepaalde functies te vinden. Dat geeft die kandidaten meer onderhandelingsruimte. Flexibeler arbeidsvoorwaarden om ouderschap en werk evenwichtiger te combineren, zullen daar ongetwijfeld deel van uitmaken.

Weekblad, pagina 32-33: Tien tips voor vaders

vrijdag, maart 26, 2010

315. Vonnissen Rechtbank Assen in civiele gijzeling van omgangsfrustrerende moeder Gea uit Hollandscheveld (zgn. lijfsdwang; LJN: BL9070)

Rechtbank Assen - Vonnissen in kort geding 3 februari 2010 en spoed-appel 23 maart 2010 inzake de rechtmatigheid van lijfsdwang na niet-nakoming omgangsregeling

LJN: BL9070,Voorzieningenrechter Rechtbank Assen, 77269 / KG ZA 09-292
Datum uitspraak: 23-03-2010
Datum publicatie: 26-03-2010
Rechtsgebied: Personen-en familierecht
Soort procedure: Kort geding

Inhoudsindicatie:

Rechtmatigheid lijfsdwang na niet-nakoming omgangsregeling

Uitspraak

Vonnissen in kort geding 3 februari 2010 en spoed-appel 23 maart 2010

Vonnis in kort geding van 3 februari 2010

Vonnis

RECHTBANK ASSEN

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 77269 / KG ZA 09-292

Vonnis in kort geding van 3 februari 2010

in de zaak van

[DE MAN],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
toegevoegd advocaat mr. R. Kaya,

tegen

[DE VROUW],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
toegevoegd advocaat mr. R.J. Skála.

Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de brief met bijlage d.d. 18 januari 2010 van mr. Skála
- de faxbrief met bijlagen d.d. 20 januari 2010
- de mondelinge behandeling op 22 januari 2010, alwaar [de man], vergezeld van zijn advocaat, en [de vrouw], vergezeld van haar advocaat, zijn verschenen.

1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1 Partijen hebben tot november 2005 een affectieve relatie gehad.

2.2. Uit de relatie is het navolgende, thans nog minderjarig kind geboren: [het kind] [de vrouw], geboren te [woonplaats] op 31 maart 2002 (hierna genoemd [het kind])

2.3. De vrouw heeft het gezag over [het kind]. [het kind] verblijft sinds de beëindiging van de relatie bij zijn moeder.

2.4. Bij beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 1 december 2009 is bepaald dat:
- voor een periode van twee maanden, te beginnen op zaterdag 12 december 2009, een omgangsregeling tussen [het kind] en de man geldt, inhoudende dat de man gerechtigd is [het kind] bij zich te ontvangen gedurende een zaterdagmiddag per veertien dagen van 14.00 uur tot 17.00 uur, met dien verstande dat de man [het kind] haalt en terugbrengt,
- dat de daaropvolgende periode, te beginnen op zaterdag 13 februari 2010 een omgangsregeling tussen [het kind] en de man geldt, inhoudende dat de man gerechtigd is [het kind] bij zich te ontvangen gedurende een zaterdag per veertien dagen van 10.00 uur tot 17.00 uur, met dien verstande dat de man [het kind] haalt en terugbrengt,
- dat voor de periode met ingang van zaterdag 18 december 2010 geldt dat de man gerechtigd is [het kind] bij zich te ontvangen gedurende een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, met dien verstande dat man [het kind] haalt en terugbrengt.

3. Het geschil

3.1 De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, de vrouw te veroordelen:
om over te gaan tot nakoming van de omgangsregeling, zoals in voornoemde beschikking is uitgesproken,
- met veroordeling van de vrouw tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer dat zij, twee dagen na betekening van het vonnis, in gebreke blijft aan het vorenstaande te voldoen,
- met machtiging om het vonnis ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm indien de vrouw in gebreke blijft,
- met machtiging om het vonnis ten uitvoer te leggen met gijzeling van de vrouw gedurende twee dagen voor iedere dag dat zij in gebreke blijft.
Tevens vordert de man de veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.

3.2 De vrouw voert verweer. Zij heeft ter zitting onder meer aangevoerd dat cassatie zal worden ingesteld van de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden, omdat zij van mening is dat omgang met de man niet in het belang van [het kind] is. Volgens haar heeft het gerechtshof onvoldoende aandacht besteed aan het feit dat er in het verleden sprake is geweest van agressief gedrag van de man. Mede gelet op de houding van de man toen hij [het kind] wilde komen halen, acht zij het niet verantwoord om [het kind] met zijn vader mee te laten gaan. Zij stelt dat [het kind] bovendien niet naar zijn vader wil omdat hij zich bij hem niet veilig voelt. [het kind] zal vanwege zijn angsten onder behandeling gaan bij de GGZ en in het kader van de therapie zal de man worden ingeschakeld. Daaraan zal de vrouw haar medewerking verlenen. Volgens de vrouw kan omgang op dit moment nog niet aan de orde zijn.

3.3. De man betwist de stellingen van de vrouw. Volgens de man is er geen reden om hem de omgang met [het kind] te ontzeggen en de door het gerechtshof vastgestelde regeling niet na te komen. Hij wijst op proefcontacten tussen hem en zijn zoon, die goed verliepen zolang moeder er niet bij was. Hij wijst er ook op dat hij al 3 jaar geen contact heeft gehad met zijn zoon en hij vraagt zich af hoe het mogelijk is dat zijn zoon het beeld van hem heeft dat hier door zijn moeder wordt geschetst.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voorzover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. De man beroept zich op nakoming van de door het gerechtshof Leeuwarden bij beschikking van 1 december 2009 vastgestelde omgangsregeling. Die beschikking is gegeven naar aanleiding van het hoger beroep dat moeder instelde tegen de beschikking van deze rechtbank van 10 december 2008, alsmede het incidenteel appel van de man, waarin hij verzocht een ruimere omgangsregeling vast te stellen.

4.2. De beschikking van de rechtbank van 10 december 2008 vermeldt onder meer het volgende: “De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [het kind] is dat het contact tussen hem de man wordt hersteld. Bij de vaststelling van de omgangsregeling zal de rechtbank, gelet op de belemmeringen bij de vrouw om tot contactherstel te komen en de lange periode dat [het kind] en de man geen contact met elkaar hebben gehad, een opbouw bepalen naar de door de Raad geadviseerde omgangsregling, […]”.
Deze beschikking heeft niet geleid tot contact tussen vader en zoon. De man heeft daarop een kort geding aanhangig gemaakt waarin hij nakoming vorderde. Partijen maakten toen op 13 februari 2009 afspraken, die wederom niet hebben geleid tot contact tussen vader en zoon. Vervolgens zijn op 24 april 2009 en 15 juli 2009 nog twee korte gedingen behandeld, hetgeen heeft geleid tot twee vonnissen. Niets van dit alles heeft tot contact tussen vader en zoon geleid. Tot slot heeft het hof bij beschikking van 1 december 2009 de hiervoor weergegeven regeling getroffen. De man had ten tijde van de behandeling ter zitting drie keer getracht om zijn zoon op een door het hof bepaald moment op te halen. De vrouw heeft [het kind] nooit met zijn vader laten meegaan.

4.3. In de beschikking van 1 december 2009 heeft het hof onder meer overwogen: “In het onderhavige geval blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof dat de moeder op geen enkele wijze is genegen mee te werken aan het contactherstel tussen [het kind] en zijn vader. Het hof acht het in dit verband zeer kwalijk dat de moeder niet heeft meegewerkt aan de naleving van de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking waarvan beroep. Het hof heeft voor deze houding van de moeder geen enkele rechtvaardiging kunnen vinden in de beschikbare gegevens. In dit verband is ook de raad na uitvoerig onderzoek tot de conclusie gekomen dat er geen reden is om de omgang tussen de vader en [het kind] te ontzeggen.” Het hof concludeert dat het in het belang van [het kind] is dat binnen een jaar wordt toegewerkt naar een omgangsregeling zoals die vervolgens is bepaald.

4.4. Ter zitting van 22 januari 2010 is gebleken dat het voorgaande voor de vrouw kennelijk geen aanleiding is om haar standpunten en handelwijze met betrekking tot de omgang tussen vader en zoon bij te stellen. Zij leeft ook de beschikking van het hof niet na. De vrouw blijft volhouden dat van haar niet kan worden verwacht dat zij [het kind] met zijn vader laat vertrekken omdat dit niet in het belang is van [het kind]. Zij stelt dat zij het belang van haar zoon moet beschermen. Anderzijds stelt de vrouw ook dat haar niets te verwijten valt, omdat [het kind] niet naar zijn vader wil. De vrouw meent dat aan die keuze van de nu zevenjarige [het kind], die zijn vader nu al jaren niet heeft gezien en die inmiddels vier jaar is opgegroeid in een omgeving waar naar alle waarschijnlijkheid louter negatief over zijn vader is gesproken, een doorslaggevende betekenis moet toekomen. De vrouw is er bij herhaling op gewezen dat zij die keuze niet aan [het kind] kan laten en dat zij hem daar niet mee moet belasten, maar zij volhardt in haar standpunt.
De vrouw is er ook bij herhaling op gewezen dat zij rechterlijke uitspraken niet als irrelevant ter zijde kan leggen, maar ook dat heeft geen verandering te weeg gebracht.

4.5. De vrouw maakt aan de man verwijten omtrent de wijze waarop hij [het kind] nu kwam halen. De vrouw meent dat hij de beschikking van het hof overtreedt door niet alleen aan haar deur te verschijnen. Voor alle duidelijkheid: de beschikking van het hof laat de man vrij om zich door een vertrouwenspersoon te laten vergezellen, als hij zijn zoon komt halen.

4.6. Gezien hetgeen ter zitting naar voren kwam is er ook geen aanleiding om te veronderstellen dat de vrouw de beschikking wèl had nageleefd als de man alleen was verschenen. Desgevraagd kon de vrouw ook niet aangeven onder welke omstandigheden en voorwaarden zij [het kind] wèl met zijn vader zou laten vertrekken.
Zij volstaat momenteel met verwijzing naar een onderzoek bij de GGZ. Van dat onderzoek legt zij geen stukken over. Zij noemt geen enkel tijdpad en vader zou pas op volstrekt onbekende langere termijn een voor het overige nog onduidelijke rol kunnen krijgen.

4.7. De vrouw verwijt de man dat hij de belangen van [het kind] schaadt door te trachten [het kind] bij de vrouw af te halen, met alle confrontaties van dien. Daarbij gaat zij voorbij aan haar eigen rol in dat geheel. De vrouw heeft een duidelijke taak in deze. De ouders zijn de partijen in de procedure bij het hof en de beschikking richt zich tot de ouders. [het kind] is in deze niet degene die verplicht is de beschikking na te leven. Dat is zijn moeder. De vrouw zal [het kind] moeten motiveren en zal de voorwaarden moeten scheppen waarbinnen [het kind] met zijn vader kan vertrekken. Als de vrouw dat niet doet en volhardt in haar handelwijze, dan is zij degene die het conflict op de spits drijft.

4.8. Het geheel overziend moet de conclusie zijn dat het niet aannemelijk is dat de vrouw zal meewerken aan de uitvoering van de regeling zoals door het hof is bepaald, als er geen stevige stok achter de deur komt.

4.9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan daarbij niet worden volstaan met louter een dwangsom en al helemaal niet met een dwangsom in de orde van grootte die de vrouw heeft genoemd. Uit hetgeen ter zitting door of namens de vrouw naar voren is gebracht kan niet worden afgeleid dat een dwangsom voor haar enige aanleiding zal zijn om [het kind] met zijn vader te laten vertrekken. Op het éne moment stelt de vrouw van een dwangsom geen last te hebben omdat die gezien haar inkomen toch niet verhaald kan worden. Op het andere moment geeft de vrouw aan dat zij wellicht bereid is de dwangsommen te betalen, als zij op die manier kan voorkomen dat vader en zoon omgang met elkaar hebben. Het is niet te verwachten dat louter een dwangsom onder die omstandigheden een effectief middel is om naleving af te dwingen.

4.10. De man heeft ook gevorderd dat hij wordt gemachtigd het vonnis met behulp van de sterke arm ten uitvoer te leggen, indien de vrouw ook als het maximum aan dwangsommen is verbeurd, in gebreke blijft. Tevens heeft de man machtiging gevorderd om het vonnis ten uitvoer te leggen door gijzeling van de vrouw. Het daadwerkelijk inzetten van dergelijke dwangmiddelen zal waarschijnlijk impact hebben op [het kind]. Nu er aanleiding is om te vermoeden dat louter een dwangsom geen effectief middel zal zijn, acht de voorzieningenrechter het onontkoombaar om ook deze onderdelen van de vordering toe te wijzen op na te melden wijze. De vrouw hoeft daar geen negatieve gevolgen van te ondervinden. Als zij de beschikking van het hof naleeft, hetgeen van haar verlangd mag worden, zal van verbeuren van dwangsommen, tenuitvoerlegging met de sterke arm en gijzeling immers geen sprake zijn. Als moeder de beschikking van het hof naleeft, zal [het kind] van deze veroordeling in Kort Geding ook geen nadelen hoeven ondervinden.

4.11. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.

4.12. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. bepaalt dat de vrouw dient mee te werken aan de omgangsregeling zoals is vastgesteld bij beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 1 december 2009, inhoudende dat voor een periode van twee maanden, te beginnen op de eerste zaterdag na betekening van dit vonnis aan de vrouw, een omgangsregeling tussen [het kind] en de man geldt, inhoudende dat de man gerechtigd is [het kind] bij zich te ontvangen gedurende een zaterdagmiddag per veertien dagen van 14.00 uur tot 17.00 uur, met dien verstande dat de man [het kind] haalt en terugbrengt,
- dat de daaropvolgende periode van een half jaar een omgangsregeling tussen [het kind] en de man geldt, inhoudende dat de man gerechtigd is [het kind] bij zich te ontvangen gedurende een zaterdag per veertien dagen van 10.00 uur tot 17.00 uur, met dien verstande dat de man [het kind] haalt en terugbrengt,
- dat voor de periode daaropvolgend de man gerechtigd is [het kind] bij zich te ontvangen gedurende een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, met dien verstande dat man [het kind] haalt en terugbrengt;

5.2. bepaalt dat de vrouw voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. van dit vonnis bepaalde, aan de man een dwangsom verbeurt van € 500,- tot een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 4.000,-;

5.3. machtigt de man om de tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen door gijzeling van de vrouw gedurende twee dagen voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan het onder 5.1. van het vonnis bepaalde te voldoen;

5.4. machtigt de man om met behulp van de sterke arm van politie en justitie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de vrouw in gebreke blijft aan het onder 5.1. van dit vonnis bepaalde te voldoen;

5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.6. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mv. mr. T.M.L. Veen (rechter aan de Rechtbank Assen sinds 01-01-2008) en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier A.E. Meijer op 3 februari 2010.

Vonnis in spoed-appel van 23 maart 2010

Vonnis

RECHTBANK ASSEN

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 77269 / KG ZA 09-292

Vonnis in kort geding

in de zaak van

[DE MAN]
wonende te [woonplaats],
executant,

tegen

[DE VROUW],
wonende te [woonplaats],
geëxecuteerde.

Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- Het proces-verbaal van de deurwaarder ex artikel 438 lid 4 Rv;
- de mondelinge behandeling op 23 maart 2010, alwaar [de man], en [de vrouw], zijn verschenen, alsmede gerechtsdeurwaarder E. Cuiper.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Partijen hebben tot november 2005 een affectieve relatie gehad.

2.2. Uit de relatie is het navolgende, thans nog minderjarig kind geboren: [het kind], geboren te [woonplaats] op 31 maart 2002 (hierna genoemd [het kind]).

2.3. De vrouw heeft het gezag over [het kind]. [het kind] verblijft sinds de beëindiging van de relatie bij zijn moeder.

2.4. Bij beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 1 december 2009 is bepaald dat:
- voor een periode van twee maanden, te beginnen op zaterdag 12 december 2009, een omgangsregeling tussen [het kind] en de man geldt, inhoudende dat de man gerechtigd is [het kind] bij zich te ontvangen gedurende een zaterdagmiddag per veertien dagen van 14.00 uur tot 17.00 uur, met dien verstande dat de man [het kind] haalt en terugbrengt,
- dat de daaropvolgende periode, te beginnen op zaterdag 13 februari 2010 een omgangsregeling tussen [het kind] en de man geldt, inhoudende dat de man gerechtigd is [het kind] bij zich te ontvangen gedurende een zaterdag per veertien dagen van 10.00 uur tot 17.00 uur, met dien verstande dat de man [het kind] haalt en terugbrengt,
- dat voor de periode met ingang van zaterdag 18 december 2010 geldt dat de man gerechtigd is [het kind] bij zich te ontvangen gedurende een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, met dien verstande dat de man [het kind] haalt en terugbrengt.

2.5. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 3 februari 2010 is onder 5.1. e.v. onder meer bepaald, dat de vrouw dient mee te werken aan de omgangsregeling zoals is vastgesteld bij beschikking van het Gerechtshof te Leeuwarden d.d. 1 december 2009.
Voorts is bepaald dat de vrouw voor iedere keer dat zij hij in strijd handelt met het onder 5.1. van het vonnis bepaalde handelt, zij aan de man een dwangsom verbeurt van € 500,- tot een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 4.000,-;
- dat de man gemachtigd is om de tenuitvoerlegging van het vonnis te bewerkstelligen door gijzeling van de vrouw gedurende twee dagen voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan het onder 5.1. van het vonnis bepaalde te voldoen;
- dat de man gemachtigd is om met behulp van de sterke arm van politie en justitie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de vrouw in gebreke blijft aan het onder 5.1. van dit vonnis bepaalde te voldoen; met uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis.

3. De beoordeling

3.1. De man heeft zich naar zijn zeggen ter uitvoering van voormeld vonnis van de voorzieningenrechter driemaal bij de vrouw gemeld, teneinde de nakoming van de omgangsregeling te doen uitvoeren.

3.2. De vrouw heeft haar medewerking niet verleend. Zij voert aan dat de man slechts tweemaal de nakoming heeft verzocht. De vrouw heeft aangevoerd dat [het kind] niet aan de man is meegegeven aangezien zij dat niet in het belang van [het kind] achtte.

3.3. Vervolgens is de man overgegaan tot tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de voorzieningenrechter.

3.4. Daartoe heeft de deurwaarder zich op 23 maart 2010 om 11.45 uur begeven naar het adres van de vrouw, waarna zij om 12.15 uur in gijzeling is gesteld. Daarna heeft de vrouw de rechtmatigheid van de lijfsdwang betwist waardoor het onderhavige executie -geschil is ontstaan en de deurwaarder de vrouw heeft overgebracht naar het gerechtsgebouw te Assen teneinde een uitspraak over de wettigheid van de lijfsdwang te verkrijgen.

3.5. De voorzieningenrechter dient thans te beoordelen of het verzet van de vrouw tegen de rechtmatigheid van meergenoemd verstrekkende executiemiddel gegrond is.

3.6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De vrouw heeft desgevraagd geantwoord dat zij niet van plan is en ook niet in staat is de dwangsom te voldoen aangezien zij een bijstandsuitkering geniet. De vrouw handhaaft haar standpunt dat zij geen medewerking zal verlenen aan de tenuitvoerlegging van de omgangsregeling. Vastgesteld moet worden dat ten minste twee maal het verbeuren van de dwangsom niet heeft geleid tot nakoming van de omgangsregeling. De opgelegde dwangsom is dan ook geen effectief middel gebleken om de nakoming te bewerkstelligen.

3.7. Hiermee is voldoende aannemelijk geworden dat een ander dwangmiddel dan lijfsdwang onvoldoende uitkomst zal bieden. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van de man bij toepassing van de lijfsdwang opweegt tegen het belang van de vrouw bij het achterwege blijven daarvan. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat de vrouw desgevraagd geen klemmende redenen kon aanvoeren die zich tegen de lijfsdwang verzetten – zo zou tijdens haar gijzeling door haar ouders en een meerderjarige dochter voor [het kind] worden gezorgd - terwijl de man een zwaarwegend belang heeft bij het - eindelijk- kunnen verwezenlijken van de omgangsregeling met [het kind] waarvan hij al geruime tijd verstoken is gebleven. Onder deze, hierbij de eerder genoemde ineffectiviteit van de opgelegde dwangsommen betrekkende, omstandigheden acht de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het vonnis van 3 februari 2010 door middel van lijfsdwang (van vier dagen) niet disproportioneel.

3.8. Het verzet is dan ook ongegrond en voornoemd vonnis van 3 februari 2010 zal bekrachtigd worden.

De beslissing

De voorzieningenrechter:

Bekrachtigt het vonnis waarvan verzet.

Dit vonnis is gewezen door dhr. mr. C.J.R. de Locht (vice-president aan de Rechtbank Assen sinds 01-02-2009) en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier A.E. Meijer op 23 maart 2010.