18 augustus 2006 - Wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen van moeder naar vader (een zgn. contraire zorg- en verblijfstoewijzing) door de Rechtbank Utrecht uitgesproken in het belang van de kinderen bij een moeder die ondanks de afgesproken co-ouderschapsregeling toch met de kinderen verhuisde
De rechter beslist in het belang van het kind
Twentsche Courant Tubantia - Haaksbergen - geplaatst door Juridisch Advies Bureau BAWA te Haaksbergen - Reageer - 16-11-2006, 15:06
De Utrechtse Rechtbank oordeelde onlangs in het voordeel van de gescheiden vader van twee kinderen. Het betrof een voortzetting van het co-ouderschap van de twee kinderen na een verhuizing van de moeder. De rechter baseerde zijn oordeel op het belang van de kinderen. Rechtbank Utrecht LJNA1192
Vader en moeder zijn in november 2004 gescheiden. Ze zijn via een mediator overeengekomen beiden voor de kinderen te blijven zorgen. Op maandag, dinsdag en woensdag zijn de kinderen bij hun moeder en op donderdag en vrijdag bij hun vader. In het weekend zijn de kinderen om de week bij hun vader of hun moeder. Op grond van de co-ouderschapregeling was eerder bepaald dat de kinderen in principe bij hun moeder wonen.
In het voorjaar 2005 heeft de moeder, zonder overleg met de vader, besloten naar een nieuwe woonplaats te verhuizen. De nieuwe woonplaats is te ver om de co-ouderschapregeling nog naar behoren uit te kunnen voeren. Inmiddels begint een nieuw schooljaar. De ouders bereiken geen overeenstemming en wenden zich tot de rechter. De vader wil de co-ouderschapregeling voortzetten en de kinderen inschrijven bij hun huidige scholen. Hij wil ook de verblijfplaats van de kinderen wijzigen.
De Rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is zoveel mogelijk in hun vertrouwde omgeving te blijven en de afspraken uit de co-ouderschapregeling in stand te houden. Dit heeft tot gevolg dat de kinderen worden ingeschreven bij de vader. De Rechtbank oordeelt dat de co-ouderschap na verhuizing van de moeder niet kan worden voortgezet. Op basis daarvan zorgt Rechtbank voor een omgangsregeling met de moeder. De kinderen zullen om het weekend bij hun moeder logeren.
De Rechter wijst er nog een keer op dat deze beslissing is genomen in het belang van de kinderen. Verder wijst hij beide ouders op hun gezamenlijk gezag. Het is van groot belang dat ouders met elkaar overleggen over beslissingen die betrekking hebben op de verzorging en opvoeding van hun kinderen.
LJN: AZ1192, Rechtbank Utrecht , 215053/FA RK 06-3569
Datum uitspraak: 18-08-2006
Datum publicatie: 02-11-2006
Rechtsgebied: Personen-en familierecht
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie:
Moeder heeft verhuizing doorgezet, ondanks eerdere afwijzing van een verzoek tot wijziging van de co-ouderschapsregeling. Vader vraagt nu medewerking van de moeder aan uitvoering van de co-ouderschapsregeling (met dwangsom) en wijziging verblijfplaats van de kinderen. De rechtbank wijst de verzoeken toe, met vaststelling van een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen.
Uitspraak/ beschikking RECHTBANK UTRECHT, Sector handels- en familierecht,
in zaaknummer / rekestnummer: 215053 / FA RK 06-3569;
geschillenregeling 1:253a
Beschikking van 18 augustus 20[naam kind 1]de zaak van
[de vader],
wonende te [woonplaats],
de vader,
procureur mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
de moeder,
procureur mr. V.C.T. van 't Westende Meeder.
1. Verloop van de procedure
- De vader heeft op 23 juni 2006 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ex artikel 1:253 a BW ingediend.
- De moeder heeft op 21 juli 2006 een verweerschrift ingediend.
- Op 5 juli 2006 is ter griffie van deze rechtbank een brief binnengekomen van mr. De Jonge-Wiemans en op 14 augustus 2006 een fax van mr. Van ‘t Westende Meeder.
- De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 15 augustus 2006.
- De minderjarige [naam kind 1] is op 18 augustus 2006 door de rechter gehoord.
2. Vaststaande feiten
- Het huwelijk van partijen is door echtscheiding ontbonden.
- De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[naam kind 1], geboren op 29 december 1993 te [woonplaats],
[naam kind 2], geboren op 15 mei 1996 te [woonplaats].
- Partijen zijn samen belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1 Verzoek vader
De vader heeft - kort weergegeven - gevraagd de actieve medewerking van de moeder te bevelen aan het voortduren van de co-ouderschapsregeling alsook haar medewerking te verlenen aan de inschrijving van de minderjarige [naam kind 1] op het Eemland College in [woonplaats] en de minderjarige [naam kind 2] ingeschreven te houden op zijn huidige basisschool althans een zodanige beslissing te nemen, rekening houdend met het co-ouderschap en de belangen van de kinderen. Dit alles op last van een dwangsom.
Ter terechtzitting heeft de vader zijn verzoek zodanig gewijzigd dat hij ook wijziging van de verblijfplaats van de kinderen verzoekt.
3.2 Verweer moeder
De moeder heeft zich hiertegen verweerd en heeft verzocht het (gewijzigde) verzoek van de vader af te wijzen.
3.3 Inhoudelijke beoordeling
3.3.1. Omvang van het geschil
De moeder heeft zich op zichzelf niet verzet tegen de hiervoor vermelde wijziging van het verzoek van de vader. Voor zover de moeder meent onvoldoende in staat te zijn gesteld om inhoudelijk verweer op het gewijzigde verzoek te voeren, verwerpt de rechtbank die grond, nu gebleken is dat de moeder ter zitting feitelijk verweer heeft gevoerd en bovendien het gewijzigde verzoek van de vader valt aan te merken als een nadere precisering van zijn subsidiaire verzoek om een zodanige beslissing te geven rekening houdend met het co-ouderschap en de belangen van de kinderen. De moeder is door de wijziging van het verzoek derhalve niet onredelijk in haar belang geschaad. De rechtbank zal dan ook recht doen op het aldus gewijzigde verzoek.
3.3.2 Voorgeschiedenis
Op 17 november 2004 is tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken. In het kader van de echtscheidingsprocedure hebben de vader en de moeder zich tot een mediator gewend om afspraken te maken over de verdeling van de gezamenlijke zorg voor hun kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2]. Vervolgens is tussen hen een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst houdt in dat de kinderen op maandag, dinsdag en woensdag bij hun moeder zijn en op donderdag en vrijdag bij hun vader. Op zaterdag en zondag zijn de kinderen de ene week bij vader en de andere week bij moeder. Daarnaast gaan de kinderen tijdens de vakantieperiode tien dagen per jaar extra naar vader. Deze regeling is op verzoek van de ouders in de echtscheidingsbeschikking opgenomen. Voorts heeft de rechtbank, op grond van de overeengekomen co-ouderschapsregeling, bepaald dat de kinderen hun gewone verblijfplaats bij de moeder zullen hebben.
In het voorjaar van 2005, dus kort na de totstandkoming van bovengenoemde co-ouderschapsregeling, heeft de moeder besloten om samen met haar nieuwe partner naar Rockanje te verhuizen. Zij hebben daar een woning gekocht en stellen inmiddels aan het verhuizen te zijn. De vader en de moeder hebben over de consequenties van deze beslissing van de moeder ten aanzien van de verblijfsregeling van de kinderen geen overeenstemming kunnen bereiken. De moeder heeft zich vervolgens tot de rechtbank gewend en verzocht de regeling te wijzigen, welk verzoek bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 12 april 2006 is afgewezen. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen dat de noodzaak tot verhuizing niet is aangetoond en dat er evenmin reden was om het verblijf van de kinderen bij de vader te verminderen. Desalniettemin heeft de moeder haar plannen om te verhuizen doorgezet en heeft de kinderen, zonder instemming van de vader, ingeschreven bij scholen in de omgeving van Rockanje. Op de dag van de zitting had de feitelijke verhuizing echter nog niet plaats gevonden. De moeder was wel de verhuisdozen aan het inpakken. Overigens heeft de moeder tegen de beschikking van 12 april 2006 hoger beroep ingesteld. De behandeling zal echter pas in dit najaar plaatsvinden
3.3.3 Inhoudelijke beoordeling
Inmiddels breekt het nieuwe schooljaar aan en tot op heden hebben de ouders geen oplossing voor hun geschil gevonden. De vader wenst aan de huidige co-ouderschapsregeling vast te houden, hetgeen met zich meebrengt dat de kinderen in [woonplaats] naar school (blijven) gaan, terwijl de moeder een aanpassing van de regeling wil zodat de kinderen naar nieuwe scholen in de buurt van Rockanje kunnen. Zowel bij fax van 14 augustus 2006 als op de zitting heeft de moeder te kennen gegeven dat zij het co-ouderschap wil handhaven. De vader heeft op zijn beurt verklaard dat hij het niet eens is met de consequenties die deze beslissing op het co-ouderschap hebben, te weten dat het co-ouderschap door de geografische afstand feitelijk onmogelijk wordt en het contact tussen de kinderen en hun vader wezenlijk zal wijzigen.
De rechtbank acht het voor de te nemen beslissing van belang om aan te sluiten bij de bedoeling van de ouders ten tijde van het maken van de afspraken in 2004 en neemt daarbij de vaststellingsovereenkomst als uitgangspunt. Het feit dat de vader en de moeder een co-ouderschapsregeling zijn overeengekomen geeft aan dat zowel de vader als de moeder nauw betrokken willen blijven bij de opvoeding en verzorging van de kinderen ondanks het feit dat zij niet meer bij elkaar zijn. De rechtbank begrijpt dat de ouders deze afspraken gemaakt hebben ervan uitgaande dat zij beiden in of rond [woonplaats] zouden blijven wonen. Immers, de kinderen gaan in [woonplaats] naar school en hebben daar hun sociale leven. De destijds overeengekomen co-ouderschapregeling maakte het mogelijk dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving konden blijven wonen. De geplande verhuizing van de moeder brengt echter met zich mee dat [naam kind 1] en [naam kind 2] uit de vertrouwde omgeving van [woonplaats] worden weggehaald en dat het contact tussen de vader en de kinderen drastisch wordt beperkt. Deze consequenties zouden dus, zonder enige feitelijke zeggenschap van de vader, eenzijdig ten laste van de omgang tussen de kinderen en de vader komen, zonder dat daarvoor enigerlei noodzaak is gebleken. De moeder had er immers ook voor kunnen kiezen een woning in (de buurt van) [woonplaats] te zoeken. De rechtbank merkt nogmaals op dat de ouders naast het co-ouderschap gezamenlijk met het gezag over hun kinderen belast zijn en derhalve gehouden zijn belangrijke beslissingen over de kinderen gezamenlijk te nemen. Daaronder vallen beslissingen over de verblijfplaats van de kinderen en de mate waarin en de omstandigheden waaronder de kinderen met beide ouders contact met elkaar onderhouden. De rechtbank verwijst hierbij naar de beschikking van 12 april 2006. De moeder heeft weliswaar hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, echter door de status-quo te handhaven tot de uitspraak in hoger beroep wordt voorkomen dat de kinderen eventueel twee keer zouden moeten verhuizen. De rechtbank merkt voorts op dat het hier niet het afstemmen van het leven van moeder aan de wensen van de vader betreft, zoals door de moeder ter terechtzitting naar voren is gebracht, doch om het afstemmen van haar leven aan de belangen van de kinderen. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] dat zij zo veel mogelijk in hun vertrouwde omgeving blijven en dat de in 2004 gemaakte afspraken in stand blijven. Om dit te bewerkstelligen dient de toentertijd afgesproken situatie te worden gehandhaafd. Dit betekent dat [naam kind 1] in [woonplaats] naar zijn nieuwe school gaat en dat [naam kind 2] op zijn huidige school blijft. Indien en voorzover de moeder de verhuizing naar haar nieuwe woonplaats doorzet is het onmogelijk om de huidige regeling in stand te laten. De afstand Rockanje-[woonplaats] is eenvoudigweg te groot om dagelijks te overbruggen. De verblijfplaats van de kinderen kan dan ook niet langer bij de moeder zijn en zal derhalve dienen te worden gewijzigd. De rechtbank realiseert zich daarbij dat ook dan het co-ouderschap niet in ongewijzigde vorm in stand kan blijven. De kinderen kunnen dan echter wel in hun vertrouwde omgeving blijven zodat deze oplossing van twee kwaden de minst slechte is.
Over de verblijfplaats van [naam kind 1] en [naam kind 2] overweegt de rechtbank voorts nog als volgt.
De rechtbank constateert dat zowel de vader als de moeder begaan zijn met hun kinderen en het beste met hen voor hebben. Beide ouders worden in staat geacht om op een goede wijze in de verzorging en opvoeding van hun kinderen te voorzien. Het tegendeel is immers gesteld noch gebleken. Voorts wijst de rechtbank er nogmaals op dat deze wijziging in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] is. Het verzoek van de vader zal derhalve worden toegewezen en de kinderen zullen met ingang van de datum van deze beslissing hun gewone verblijfplaats bij hun vader hebben. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de vader passende maatregelen neemt voor de opvang van [naam kind 1] en [naam kind 2] op de tijden dat hij aan het werk is, zoals hij reeds eerder op de donderdag en vrijdag deed. Gelet op de intentie van de beide ouders om nauw bij de zorg van de kinderen betrokken te zijn zal de rechtbank een ruime omgangsregeling tussen de kinderen en de moeder bepalen. Gelet op de afstand tussen Rockanje en [woonplaats] zal de rechtbank bepalen dat het halen en brengen van de kinderen tussen de ouders bij helfte dient te worden verdeeld. De frequentie van de omgangsregeling hebben partijen aan de rechtbank overgelaten. De rechtbank zal bepalen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] tijdens drie van de vijf opeenvolgende weekenden van vrijdagmiddag tot zondagavond bij hun moeder zullen verblijven. De ouders dienen, indien nodig met ondersteuning van hun raadslieden, nadere afspraken te maken over de volgorde van deze weekenden.
Ten slotte merkt de rechtbank ten overvloede op dat het bij gezamenlijk gezag van het grootste belang is dat ouders met elkaar overleggen over de beslissingen die betrekking hebben op de verzorging en opvoeding van hun kinderen. De rechtbank drukt de ouders nogmaals op het hart zich tot een mediator te wenden om beter met elkaar te leren communiceren, zodat verdere conflicten in de toekomst kunnen worden vermeden.
3.3.3 Dwangsom
De vader heeft zijn verzoeken onder oplegging van een dwangsom gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank dient met het opleggen van een dergelijke sanctie behoedzaam te worden omgegaan. In de onderhavige zaak ziet de rechtbank aanleiding deze maatregel wel te treffen. De hieronder te nemen beslissing zal met name door de moeder als ingrijpend worden ervaren en zal de nodige impact hebben op het dagelijkse leven zoals zij dat voor ogen had toen zij besloot naar Rockanje te verhuizen. Het feit dat de moeder tegen de beschikking van 12 april jongstleden hoger beroep heeft aangetekend ondersteunt de veronderstelling dat zij moeite zal hebben zich bij de onderhavige beslissing neer te leggen. Dit alles is voor de rechtbank aanleiding om een dwangsom op te leggen. De door de vader verzochte bedragen acht de rechtbank in strijd met de redelijkheid en billijkheid en zullen op na te melden wijze worden gematigd.
4. Beslissing
4.1
De beschikking van deze rechtbank van 17 november 2004 wordt met ingang van heden gewijzigd.
4.2
De minderjarige kinderen zullen hun gewone verblijfplaats bij de vader hebben.
4.3
De moeder heeft recht op omgang met de minderjarigen en wel drie weekenden per vijf weken van vrijdagavond tot zondagavond, waarbij de ene keer de vader de kinderen haalt en brengt en de andere keer de moeder, dit alles in onderling overleg af te spreken.
De moeder verbeurt aan de vader een dwangsom van Euro 50,00 voor elke keer dat zij de minderjarigen na de omgang niet terugbrengt naar de vader.
4.4
De rechtbank bepaalt dat de moeder haar medewerking moet verlenen bij de inschrijving van de minderjarige [naam kind 1] op een middelbare school te [woonplaats] en het ingeschreven houden van de minderjarige [naam kind 2] op zijn huidige school.
De moeder verbeurt aan de vader een dwangsom van Euro 50,00 per dag dat zij geen uitvoering geeft aan de (her)inschrijving van de minderjarigen op hun scholen.
4.5
Deze beslissing is tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4.6
Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
4.7
De beschikking van 17 november 2004 blijft voor het overige gehandhaafd.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Penders, kinderrechter, in tegenwoordigheid van drs. S. Verhoeven, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2006.
------------------------------------------------
LJN: AZ1191, Rechtbank Utrecht , 207807/FA RK 06-624
Datum uitspraak: 12-04-2006
Datum publicatie: 02-11-2006
Rechtsgebied: Personen-en familierecht
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie:
Wijziging co-ouderschapsregeling afgewezen, omdat de door de moeder voorgenomen verhuizing naar een ander deel van het land de uitvoering van de co-ouderschapsregeling tussen de kinderen en de vader feitlijk onmogelijk maakt.
Uitspraak / beschikking van de RECHTBANK UTRECHT, Sector handels- en familierecht, in zaaknummer / rekestnummer: 207807 / FA RK 06-624 betreffende Wijziging omgangsregeling
Beschikking van 12 april 2006
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te[gemeente]laats], gemeente [gemeente],
verzoekster,
hierna: de moeder,
procureur: mr. V.C.Th. van 't Westende Meeder,
tegen
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
hierna: de vader,
procureur: mr. E.H. de Jonge-Wiemans.
1. Verloop van de procedure
De moeder heeft op 31 januari 2006 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend dat strekt tot wijziging van een omgangsregeling tussen de vader en de hierna te noemen minderjarigen.
De vader heeft op 21 februari 2006 een verweerschrift ingediend.
Er zijn van de zijde van de moeder nader stukken ontvangen.
De minderjarige [naam kind 1] is op 6 maart 2006 door de rechter gehoord.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 7 maart 2006.
2. Vaststaande feiten
· Het huwelijk van partijen is door echtscheiding ontbonden.
· De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[naam kind 1], geboren op 29 december 1993 te [woonplaats],
[naam kind 2], geboren op 15 mei 1996 te [woonplaats]
· Partijen zijn belast met het ouderlijk gezag.
· Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 17 november 2004 is onder meer bepaald dat de minderjarigen iedere week op maandag, dinsdag en woensdag bij de moeder verblijven en op donderdag en vrijdag bij de vader. De minderjarigen verblijven voorts de ene week op zaterdag en zondag bij de moeder en de andere week bij de vader. Op grond van het vorenstaande verblijven de minderjarigen tijdens de vakantieperioden tien dagen per jaar extra bij de vader.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. De moeder heeft verzocht om de bij beschikking van deze rechtbank d.d. 17 november 2004 bepaalde omgangsregeling te wijzigen en te bepalen dat na haar verhuizing de vader op dinsdag en woensdag omgang met de minderjarigen zal hebben. De moeder stelt dat zij medio dit jaar vanwege het werk van haar nieuwe partner, die in de Randstad werkt, met de kinderen naar Rockanje gaat verhuizen. De moeder stelt voorts dat de vader op dinsdag en woensdag in Maassluis werkzaam is zodat de kinderen tijdens deze dagen bij hem kunnen verblijven. Volgens haar wordt de omgang tussen de vader en de kinderen hierdoor niet bemoeilijkt.
3.2. De vader heeft zich daartegen verweerd. Aangevoerd is dat de overeenkomst van partijen terzake de huidige co-ouderschapsregeling is te beschouwen als een vaststellings-overeenkomst en dat deze regeling goed verloopt. Deze regeling kan niet eenzijdig worden gewijzigd. Tijdens zijn werkdagen in Maassluis zou hij alleen ?s avonds tijd voor de kinderen hebben, aldus de vader. Voorts verblijft hij aldaar op een zolder die niet geschikt is om de kinderen te laten overnachten.
3.3. De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat tussen partijen co-ouderschap bestaat. Dat houdt elk geval in dat partijen gehouden zijn belangrijke beslissingen over de kinderen gezamenlijk te nemen. Daaronder vallen beslissingen over de verblijfplaats van de kinderen en de mate waarin en de omstandigheden waaronder de kinderen met beide ouders contact met elkaar onderhouden. In dit geval is de beslissing over de verblijfplaats en de omgang niet gezamenlijk genomen.
3.4. Ter terechtzitting is gebleken dat de moeder zonder enig voorafgaand overleg met de vader heeft besloten om met medeneming van de kinderen en tezamen met haar nieuwe partner te verhuizen naar Rockanje. Ter terechtzitting heeft de moeder verklaard dat een andere reden voor de voorgenomen verhuizing is dat het huurcontract van de huidige woning binnenkort expireert en dat zij er niet in is geslaagd een voor haar aanvaardbare woning in de nabijheid van die van de vader te vinden.
De door de moeder aangevoerde gronden zijn onvoldoende onderbouwd om af te wijken van het zojuist verwoorde uitgangspunt. Gesteld noch gebleken is dat het in het belang van de kinderen en het voortzetten van het co-ouderschap zou zijn dat de kinderen zo ver van de vader zouden gaan wonen. De aangevoerde reden, werkzaamheden van de partner van de moeder, kunnen niet doorslaggevend zijn, nu gesteld noch gebleken is dat verhuizing naar Rockanje voor dat doel noodzakelijk is en noodzakelijkerwijze wel ten koste van de gezamenlijke tijd van de kinderen en de vader moet gaan. Ook heeft de moeder haar stelling dat het onmogelijk is gebleken een passende woning in (de omgeving van) [woonplaats] te vinden, niet onderbouwd.
3.5. Het staat vast dat een verhuizing van de kinderen naar Rockanje reeds door de daardoor te veroorzaken afstand tot de woning van de vader in [woonplaats] nadelig wordt be?nvloed. De door de moeder geopperde mogelijkheid dat de vader de kinderen op een doordeweekse dag kan ontvangen boven zijn praktijk in Maassluis (alwaar hij twee dagen per week praktijk houdt en dan slaapt op een zolderkamer) kan niet als een adequaat alternatief worden aangemerkt. Onweersproken is immers gebleven het verweer van de vader dat die zolderkamer slechts een vertrek kent en ongeschikt is om twee kinderen wekelijks te ontvangen en te laten overnachten.
3.6. Met inachtneming van voormeld uitgangspunt oordeelt de rechtbank dat het niet in het belang van de kinderen moet worden geacht dat zij hun vader minder zullen zien. De voorgenomen verhuizing is gelet op hetgeen in 3.4 en 3.5 is overwogen onvoldoende reden om de huidige co-ouderschapregeling te wijzigen. Het verzoek van de moeder moet dan ook worden afgewezen.
4. Beslissing
Het verzoek wordt afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Penders, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. C. van ‘t Hof, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2006
Geen opmerkingen:
Een reactie posten