Geldverslindende mythe over huiselijk geweld
Het Financieele Dagblad, 5 oktober 2006
In Oostenrijk en Duitsland bestaat een wet die vergelijkbaar is met het huisverbodvoorstel van de voormalige minister Piet Hein Donner van Justitie. In die landen zou blijken dat een mishandelde partner na de verplichte time-out gemakkelijker de relatie met de geweldpleger verbreekt.
Mythes over huiselijk geweld
Door Hans Crombag en Wim Orbons
BN/DeStem - 05-09-2006
De schattingen van huiselijk geweld van politiezijde zijn veel hoger dan onderzoeken rechtvaardigen. Bovendien is de man lang niet altijd de dader.
Als een man huiselijk geweld pleegt tegen zijn vrouw of kinderen kan de burgemeester hem straks maximaal vier weken de toegang tot zijn woning ontzeggen.
De Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak en de Vereniging Nederlandse gemeenten, die tegen dit voorstel zijn, hebben minister Piet Hein Donner (CDA) gevraagd opvang te regelen voor uithuisgeplaatste geweldplegers, maar de minister vindt dat niet nodig. Ze moeten maar aankloppen bij hun familie of bij de daklozenopvang.
Justitie verwacht dat het huisverbod duizend tot tweeduizend maal per jaar zal worden opgelegd. Dit roept de vraag op hoe dat kan, want volgens schattingen van Gerda Dijksman, politiecommissaris en coördinator van het landelijk project Huiselijk Geweld, doen zich per jaar 800.000 tot 900.000 gevallen van (ernstige) mishandeling voor door partner of familie.
Maar is dat wel zo?
Onlangs zijn weer cijfers over (de brede definitie van) huiselijk geweld verspreid. Dit naar aanleiding van een onderzoek door de Advies- en Onderzoeksgroep Beke naar de 57.000 door politie geregistreerde incidenten in 2005. Volgens onderzoeker dr. Henk Ferwerda van Beke gaat 41 procent van de huiselijk geweldmeldingen bij politie over lichamelijk geweld, dus 23.370 incidenten.
Evenveel mannen
Bij de ziekenhuizen melden zich voor behandeling volgens het Letsel Informatie Systeem (LIS) ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers van geweld ‘in en om huis’: circa 9500 slachtoffers in totaal per jaar. Opvallend is dat tweederde van de aangeefsters bij politie niet de Eerste Hulp consulteert, en dat slechts een kleine groep van de mannelijke slachtoffers van de Eerste Hulp aangifte bij politie doet.
De melding van Dijksman dat jaarlijks 800.000 é 900.000 gevallen van huiselijk geweld voorkomen, dateert van november 2003. In maart van dit jaar sprak zij van 57.000 gemelde incidenten en voegde eraan toe: ‘Maar die aantallen kun je gemakkelijk met tien vermenigvuldigen. En dan ben ik nog voorzichtig’. (Trouw, 1 maart).
Volgens Ferwerda is die conclusie absoluut onjuist en blijkt die ook niet uit zijn onderzoek.
Bovendien is de vraag waarom ‘slechts’ 40 procent van de 57.000 gemelde incidenten tevens aangifte doet? Aangiften worden vooral na echtscheiding gedaan. Bekend is dat die aangiften vaak (gedeeltelijk) vals zijn in de strijd om de kinderen. Mede daarom is minstens zo relevant de vraag hoeveel (vermeende) daders op grond van die 22.800 aangiften door de rechter ook daadwerkelijk zijn veroordeeld. Dat is niet bekend, volgens Ferwerda. Toch wordt in het persbericht van het Nederlands Politie Instituut van 1 maart gesteld dat er ruim 13.000 geregistreerde slachtoffers zijn, wat suggereert dat er even zo veel daders door de rechter zijn veroordeeld. Maar volgens Ferwerda gaat het hier om aanhoudingen door politie, dus niet om veroordelingen van rechters.
In hetzelfde persbericht van de politie wordt gesteld dat ‘de daders van huiselijk geweld in 98 procent van de gevallen man zijn’. Dit cijfer werd door vrijwel alle landelijke dagbladen overgenomen. Maar dit cijfer wordt niet ondersteund door het onderzoek van Ferwerda. Wel is uit veel ander (internationaal) onderzoek bekend dat ongeveer evenveel mannen en vrouwen dader én slachtoffer zijn.
De onderzoekers dr. Karin Wittebrood en dr. Vic Veldheer van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) meldden vorig jaar op basis van twee Intomart-onderzoeken in opdracht van het ministerie van Justitie, dat in de vijf jaar voorafgaand aan deze onderzoeken 'slechts' 3,9 procent (dus in principe 0,78 procent per jaar) van de Nederlandse bevolking te maken heeft gehad met partnergeweld. Op ruim 4,6 miljoen meerpersoonshuishoudens betekent dat circa 36.000 gevallen van partnergeweld per jaar. Volgens hen werd bijna 60 procent van het huiselijk geweld gepleegd door niet-familieleden. Geweld tussen (ex-)partners vormt ‘slechts’ een kwart van het huiselijk geweld waarvan de Nederlandse bevolking melding doet in onderzoek.
Vergaarbak
De omschrijving huiselijk geweld is een vergaarbak voor allerlei (vage) soorten (niet noemenswaardig tot zwaar) geweld in en om huis. In de nieuwe landelijke uniforme registratie van de politie voor huiselijk geweld blijft dat zo: er is dit jaar weer gekozen voor een brede definitie. Dat kan variëren van (psychisch) geweld tussen partners tot burenruzies en zelfs mishandeling van huisdieren. Dit systeem geeft niet alleen verkeerde signalen af over de aard en omvang van huiselijk geweld, het staat daarmee ook een succesvolle aanpak in de weg. Van belang is verder nog het promotie-onderzoek van de juriste Maria Egelkamp van 2002 op de ontwikkeling van de geweldscriminaliteit in Duitsland en in Nederland. Zij stelt dat een toename van geregistreerd geweld te maken heeft met de aangiftebereidheid, dat de overheid met kostenverslindende campagnes stimuleert (en tevens jammert over het te geringe aantal politieagenten op straat). En misdrijven die eerder als licht werden bestempeld, worden nu mishandeling genoemd. Aangifte van verbaal of psychisch geweld bijvoorbeeld kwam ruim tien jaar geleden helemaal niet voor. Egelkamp spreekt van ‘inflatie’. 'Kleine incidenten worden vaker geregistreerd.' En een blauwe plek, een wond of zelfs een wond die niet is waar te nemen, geldt in een proces-verbaal als ‘letsel’'. Dat roept de vraag op of onderzoek naar alleen de door politie geregistreerde incidenten een juist beeld van de werkelijkheid geeft.
Een onderzoek, waarbij de LIS-cijfers, veroordelingen van rechters naar aanleiding van de aangiften bij politie en wetenschappelijke studies worden betrokken, ligt dus meer voor de hand. Althans als we een zo juist mogelijk beeld van de werkelijkheid willen. In Oostenrijk en Duitsland – waar een wet, vergelijkbaar met het voorstel van de minister al bestaat – zou blijken dat mishandelde partners na de verplichte time-out gemakkelijker hun relatie met de geweldpleger verbreken. Dat zou betekenen dat minister Donner een scheidingsbevorderend wetsvoorstel indient. Willen we – de minister, het CDA, de overheid en de maatschappij – dat met grote negatieve gevolgen voor kinderen en maatschappij? In Nederland horen we al jaren van de Blijf-van-mijn-lijfhuizen dat het merendeel van de vrouwen (enkele duizenden) willen dat het (fysieke) geweld stopt en niet de relatie of het huwelijk. We moeten huiselijk geweld, en ook kindermishandeling en partnergeweld, met z'n allen bestrijden, maar wel op basis van de juiste gegevens.
Prof. dr. Hans Crombag is emeritus hoogleraar rechtspsychologie.
Wim Orbons is publicist over gezinszaken.
REAGEER
Mannen worden te vaak gezien als dader en te weinig als slachtoffer
De mythe van huiselijk geweld
Friesch Dagblad; Achtergronden; 30 augustus 2006
De schattingen van huiselijk geweld van politiezijde zijn veel hoger dan onderzoeken rechtvaardigen. Bovendien is de man lang niet altijd de dader, stellen Wim Orbons en Hans Crombach.
HANS CROMBACH & WIM ORBONS
Als een man huiselijk geweld pleegt tegen zijn vrouw of kinderen kan de burgemeester hem straks maximaal vier weken de toegang tot zijn woning ontzeggen. De Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak en de Vereniging Nederlandse gemeenten, die tegen dit voorstel zijn, hebben minister Donner gevraagd opvang te regelen voor uithuisgeplaatste geweldplegers, maar de minister vindt dat niet nodig. Ze moeten maar aankloppen bij hun familie of bij de daklozenopvang. Geldt dat ook indien de vrouw de dader is? Nee, die kan als slachtoffer en dader bij de gesubsidieerde Blijf-van-mijnlijfhuizen terecht. Justitie verwacht dat het huisverbod duizend tot tweeduizend maal per jaar zal worden opgelegd. Dit roept de vraag op hoe dat kan, want volgens schattingen van Gerda Dijksman, politiecommissaris en coördinator van het landelijk project Huiselijk Geweld, doen zich per jaar 800.000 tot 900.000 gevallen van (ernstige) mishandeling voor door partner of familie. Maar is dat wel zo? Onlangs zijn weer cijfers over (de brede definitie van) huiselijk geweld verspreid. Dit naar aanleiding van een onderzoek door de Advies- en Onderzoeksgroep Beke naar de 57.000 door politie geregistreerde incidenten in 2005. Volgens onderzoeker dr. Henk Ferwerda van Beke gaat 41 procent van de huiselijk-geweldmeldingen bij politie over lichamelijk geweld, dus 23.370 incidenten. Voorts 35 procent over psychisch geweld en 17 procent over bedreiging. Bij de ziekenhuizen melden zich voor behandeling volgens het Letsel Informatie Systeem (LIS) ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers van geweld ‘in en om huis’: circa 9500 slachtoffers in totaal per jaar. Opvallend is dat tweederde van de aangeefsters bij politie niet de Eerste Hulp consulteert, en dat slechts een kleine groep van de mannelijke slachtoffers van de Eerste Hulp aangifte bij politie doet. Waarschijnlijk is dat omdat de mannelijke slachtoffers zich schamen en omdat aangifte voor hen vooral negatieve gevolgen kan hebben bij een echtscheiding: mogelijk verlies van de kinderen. Maar waarschijnlijk ook omdat bij de instanties hetzelfde vooroordeel bestaat als in de hoofdstroom van de samenleving, namelijk dat bijna altijd vrouwen slachtoffer zijn van huiselijk geweld en mannen de dader. De melding van Dijksman dat jaarlijks 800.000 à 900.000 gevallen van huiselijk geweld voorkomen, dateert van november 2003. In maart van dit jaar sprak zij van 57.000 gemelde incidenten en voegde eraan toe: ‘Maar die aantallen kun je gemakkelijk met tien vermenigvuldigen. En dan ben ik nog voorzichtig.’ (Trouw, 1 maart).
Onjuist
Volgens Ferwerda is die conclusie absoluut onjuist en blijkt die ook niet uit zijn onderzoek. Bovendien is het de vraag waarom ‘slechts’ 40 procent van de 57.000 gemelde incidenten tevens aangifte doet? Aangiften worden vooral na echtscheiding gedaan. Bekend is dat die aangiften vaak (gedeeltelijk) vals zijn in de strijd om de kinderen. Mede daarom is minstens zo relevant de vraag hoeveel (vermeende) daders op grond van die 22.800 aangiften door de rechter ook daadwerkelijk zijn veroordeeld. Dat is niet bekend, volgens Ferwerda. Toch wordt in het persbericht van het Nederlands Politie Instituut van 1 maart gesteld dat er ruim 13.000 geregistreerde slachtoffers zijn, wat suggereert dat er even zo veel daders door de rechter zijn veroordeeld. Maar volgens Ferwerda gaat het hier om aanhoudingen door politie, dus niet om veroordelingen van rechters. In hetzelfde persbericht van de politie wordt gesteld dat ‘de daders van huiselijk geweld in 98 procent van de gevallen man zijn’. Dit cijfer werd door vrijwel alle landelijke dagbladen overgenomen. Maar dit cijfer wordt niet ondersteund door het onderzoek van Ferwerda - sommige journalisten beheersen dus beter de kunst van het napraten, dan van het controleren van de feiten. Wel is uit veel ander (internationaal) onderzoek bekend dat ongeveer evenveel mannen en vrouwen dader én slachtoffer zijn. In een interview met Dijksman in de Volkskrant (2 maart) wordt verder beweerd dat er vorig jaar 2500 minderjarigen slachtoffer waren van huiselijk (vooral seksueel) geweld en was eenzelfde aantal kinderen is getuige van geweld (totaal 5000 kinderen dus). Dit terwijl volgens Ferwerda ‘slechts’ 4 procent van de incidenten betrekking heeft op seksueel misbruik. Dat zijn dus 2280 kinderen. Bovendien weten we van de commissie Al (eind 1997) dat ‘in de meeste gevallen’ - 90 procent zowel in Engeland als in Nederland - de beschuldiging werd uitgesproken gedurende of na afloop van psychotherapie, die de beschuldigsters ondergingen voor een grote variëteit van psychologische problemen van andere aard dan seksueel misbruik. De onderzoekers dr. Karin Wittebrood en dr. Vic Veldheer van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) meldden vorig jaar op basis van twee Intomart-onderzoeken in opdracht van het ministerie van Justitie, dat in de vijf jaar voorafgaand aan deze onderzoeken ‘slechts’ 3,9 procent (dus in principe 0,78 procent per jaar) van de Nederlandse bevolking te maken heeft gehad met partnergeweld. Op ruim 4,6 miljoen meerpersoonshuishoudens betekent dat circa 36.000 gevallen van partnergeweld per jaar. Volgens hen werd bijna 60 procent van het huiselijk geweld gepleegd door niet-familieleden. Geweld tussen (ex-)partners vormt ‘slechts’ een kwart van het huiselijk geweld waarvan de Nederlandse bevolking melding doet in onderzoek.
Vergaarbak
De omschrijving huiselijk geweld is een vergaarbak voor allerlei (vage) soorten (niet noemenswaardig tot zwaar) geweld in en om huis. In de nieuwe landelijke uniforme registratie van de politie voor huiselijk geweld blijft dat zo: er is dit jaar weer gekozen voor een brede definitie. Dat kan variëren van (psychisch) geweld tussen partners tot burenruzies en zelfs mishandeling van huisdieren. Dit systeem geeft niet alleen verkeerde signalen af over de aard en omvang van huiselijk geweld, het staat daarmee ook een succesvolle aanpak in de weg. Van belang is verder nog het promotieonderzoek van de juriste Maria Egelkamp van 2002 op de ontwikkeling van de geweldscriminaliteit in Duitsland en in Nederland. Zij stelt dat een toename van geregistreerd geweld te maken heeft met de aangiftebereidheid, dat de overheid met kostenverslindende campagnes stimuleert (en tevens jammert over het te geringe aantal politieagenten op straat). En misdrijven die eerder als licht werden bestempeld, worden nu mishandeling genoemd. Aangifte van verbaal of psychisch geweld bijvoorbeeld kwam ruim tien jaar geleden helemaal niet voor. Egelkamp spreekt van inflatie. ‘Kleine incidenten worden vaker geregistreerd.’ En een blauwe plek, een wond of zelfs een wond die niet is waar te nemen, geldt in een proces- verbaal als ‘letsel’. Dat roept de vraag op of onderzoek naar alleen de door politie geregistreerde incidenten een juist beeld van de werkelijkheid geeft. Een onderzoek, waarbij de LIS-cijfers, veroordelingen van rechters naar aanleiding van de aangiften bij politie en wetenschappelijke studies worden betrokken, ligt dus meer voor de hand. Althans als we een zo juist mogelijk beeld van de werkelijkheid willen. In Oostenrijk en Duitsland - waar een wet, vergelijkbaar met het voorstel van de minister al bestaat - zou blijken dat mishandelde partners na de verplichte time-out gemakkelijker hun relatie met de geweldpleger verbreken. Dat zou betekenen dat minister Donner een scheidingsbevorderend wetsvoorstel indient. Willen we - de minister, het CDA, de overheid en de maatschappij - dat met grote negatieve gevolgen voor kinderen en maatschappij? In Nederland horen we al jaren van de Blijf-vanmijn- lijfhuizen dat het merendeel van de vrouwen (enkele duizenden) willen dat het (fysieke) geweld stopt en niet de relatie of het huwelijk. We moeten huiselijk geweld, en ook kindermishandeling en partnergeweld, met z’n allen bestrijden, maar wel op basis van de juiste gegevens.
Idioot
Voor wat betreft kindermishandeling zijn de cijfers van de Algemene Meldpunten Kindermishandeling (AMK) interessant. AMK-statistieken zijn gepubliceerd in de nota van het ministerie van Justitie Privé-Geweld, Publieke Zaak, 2002. Van de meldingen ging 35 procent over mishandeling door de moeder, 14 procent door de vader, de rest door anderen. Volgens het Nederlands Instituut Zorg en Welzijn (NIZW) is de statistische verwerking van kindermishandeling sindsdien veranderd. AMK-meldingen worden niet meer uitgesplitst naar dader. Dat lijkt op een poging om voor moeders onaangename statistieken weg te moffelen. Nog niet weggemoffeld is het gegeven dat tweemaal zoveel kinderen vermoord worden door hun moeder als door hun vader (Gerlof Leistra en Paul Nieuwbeerta, Moord en doodslag, 2001), al wordt ook hier met de statistieken gerommeld door bij de vaders ook de stiefvaders op te tellen. Waar komt dat onuitroeibare geloof in de vrouw als beter mens toch vandaan? Het is net zo idioot als het geloof in de vrouw als minderwaardig wezen.
Wim Orbons is voormalig bestuurder van gezondheidszorgorganisaties; prof. dr. H. Crombag is emeritus hoogleraar rechtspsychologie.
Foto: Frans Andringa: Een vader wandelt met zijn kinderen. Dit gezin heeft niets te maken met de inhoud van dit artikel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten