Mv. mr. drs. Jeanette Kok, ambtenaar aan het Ministerie van Justitie, Directie Wetgeving, verklaart in het editorial van het oktober-2007-nummer van het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, spreekbuis voor de rechtspraktijk in het familierecht, over het in uitvoering nemen van de rechtsnorm van het "gelijkwaardig ouderschap" na scheiding, zoals die werd opgenomen in het op 12 juni 2007 in de Tweede Kamer aangenomen Wetsvoorstel 30145 op de "Bevordering van het voortgezet ouderschap na scheiding" het volgende:"Ik ga er graag vanuit dat de rechtspraak wel wijzer zal zijn en de norm niet op deze wijze zal gaan uitleggen!"
Lees hieronder dit editorial waarin welbeschouwd de rechtspraktijk opgeroepen wordt om nieuwe wetgeving te negeren.
Gelijkwaardig ouderschap
Editorial uit het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, Jaargang 2007, nummer 10, oktober 2007
Door mv. mr. drs. Jeanette Kok - Raadadviseur, Directie wetgeving, sector privaatrecht, Ministerie van Justitie
Op 12 juni 2007 is het wetsvoorstel bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (30145) dat onder meer het ouderschapsplan introduceert en de flitsscheiding afschaft, door de Tweede Kamer aanvaard. Het is de Ministers van Justitie en voor Jeugd en Gezin gelukt om het wetsvoorstel door de Tweede Kamer te loodsen ondanks de kritiek dat een procedure voor een administratieve echtscheiding ter vervanging van de flitsscheiding in het wetsvoorstel ontbreekt. Bij amendement De Wit (nr. 26) is het zogenoemde gelijkwaardig ouderschap na scheiding in de wet vastgelegd. Het is de vraag welke betekenis deze nieuwe norm gaat krijgen.
De Wit heeft in navolging van Luchtenveld (29 676) een amendement ingediend om het gelijkwaardig ouderschap in de wet op te nemen. De norm komt er kort gezegd op neer dat een kind over wie de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, zijn recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders behoudt na ontbinding of beëindiging van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of de samenleving. Het amendement behaalt een krappe meerderheid, de fracties van de SP, GroenLinks, D66, de PvdDieren, de SGP, het CDA en de PW stemmen voor het amendement, de overige fracties tegen.
* Commentaar Vaderkenniscentrum:
I.t.t. wat mv. Kok stelt behaalde Amendement 26 bij Wetsvoorstel 30145 in de Tweede Kamer geen krappe, maar juist een zeer ruime en zelfs grondwettelijke, meerderheid van 111 vóórstemmen, dus 74% van de stemmen. (Zie voor nadere toelichting daarop verder hieronder)
Op het eerste gezicht klinkt het amendement sympathiek. Ik ben het met de heer De Wit eens dat een gelijkwaardige uitoefening van het ouderschap de norm zou moeten zijn. Gelijkwaardig ouderschap zou dan wel moeten worden opgevat als: de ene ouder is niet meer gerechtigd dan de andere ouder tot uitoefening van het gezag en daaraan verandert de scheiding als zodanig niets. En in dit laatste punt zit het probleem. In het nieuwe vijfde lid van art. 247 is namelijk bepaald dat ouders bij het maken van afspraken over de kinderen rekening kunnen houden met praktische belemmeringen die ontstaan in verband met de beëindiging van de relatie, echter uitsluitend voor zover en zolang de desbetreffende belemmeringen bestaan.
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel heeft de Minister van Justitie geprobeerd enige duidelijkheid te krijgen over de betekenis van het opnemen van de norm in de wet. De opname van de norm in de wet mag immers niet louter een symbolische functie hebben. In antwoord hierop refereert De Wit aan de uitspraak van de Rechtbank Haarlem (LJN AZ5284) waarin is bepaald dat de man en de vrouw gerechtigd zijn telkens afwisselend één week omgang te hebben met hun twee kinderen in die zin dat de ouders in het kader van de omgangsregeling afwisselend een week bij de kinderen in de echtelijke woning zullen verblijven. De ouders dienen dus iedere week hun spullen te pakken in plaats van de kinderen. Ik hoop dat deze uitspraak, zoals de rechter stelt, in het belang van het kind is en de uitspraak niet leidt tot nieuwe conflicten tussen de ouders. Voortdurende ruzies zijn immers voor kinderen het ergst en het meest schadelijk op de korte en lange termijn.
Het voorbeeld van De Wit doet vermoeden dat hij bedoelt dat gelijkwaardig ouderschap in conflictsituaties co-ouderschap betekent, tenzij er praktische belemmeringen zijn. Dit is ook de uitleg die Van Bommel en Zander hieraan geven. Zij stellen onder meer dat gelijke rechten voor ouders de enig denkbare basis is om beide ouders onvoorwaardelijke opvoedingsverantwoordelijkheid te laten dragen. Dit betekent dat zowel de vader als de moeder de plicht en het recht hebben om gelijkwaardig aan de opvoeding deel te nemen. Bij gebrek aan enige overeenstemming tussen de ouders kan dat in hun ogen betekenen dat er ook kwantitatief een 50-50% verdeling van de zorg plaatsvindt (Stcrt. 26 oktober 2005).
Uiteraard zijn ouders gelijkwaardig. Dit komt juridisch reeds tot uitdrukking in het uitoefenen van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Indien de nieuwe rechtsnorm echter een meer dwingend karakter zou gaan krijgen, vergroot dit naar mijn mening alleen maar de kans dat het kind in conflictsituaties tot speelbal wordt gemaakt van strijdende ouders.
Ik ga er graag vanuit dat de rechtspraak wel wijzer zal zijn en de norm niet op deze wijze zal gaan uitleggen!
Voor een reactie op dit editorial van de zijde van het Tweede Kamerlid mr. Jan de Wit, indiener van het bij wetsvoorstel 30145 aangenomen amendement op de invoering van de rechtsnorm op het gelijkwaardig ouderschap, zie:
Voor meer informatie zie verder ook:
- Breaking news 12 juni 2007 - Tweede Kamer kiest voor gelijkwaardig ouderschap na scheiding
- Eindversie van het in de Tweede Kamer aangenomen Wetsvoorstel 30145 zoals dat naar de Eerste Kamer is gestuurd
- Ook VVD stemde op 12 juni 2007 vóór gelijkwaardig ouderschap
Commentaar bij het Editorial van Jeanette Kok door het Vaderkenniscentrum:
Mevrouw mr. drs. Jeanette Kok, Raadadviseur aan de Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie, neemt het met de aanduiding “krappe meerderheid” hier niet nauw met de waarheid in haar Editorial.
Alleen PvdA en CU hebben tegen het Amendement 26 op Gelijkwaardig Ouderschap bij Wetsvoorstel 30145 gestemd. De VVD heeft haar aanvankelijke nee-stem later gecorrigeerd in een ja-stem en ook aan de Eerste Kamer per missive laten weten geacht te zijn te hebben vóórgestemd (zie hieronder voor de weergave van het document met deze VVD-stemcorrectie op de website van de Eerste Kamer).
Bij de stemming over het Amendement 26 bij Wetsvoorstel 30145 werden er dus 39 stemmen geacht te hebben tegengestemd en 111 stemmen geacht te hebben vóórgestemd. 74% van de Tweede Kamerleden hebben daarmee uiteindelijk vóór Amendement 26 bij Wetsvoorstel 30145 op het Gelijkwaardig Ouderschap gestemd. Dat kun je met de beste wil van de wereld geen krappe meerderheid noemen zoals Jeanette Kok in haar Editorial doet. Het gaat hier om een zeer ruime, ja zelfs een grondwettelijke, meerderheid.
Stemcorrectie VVD inzake Amendement 26 bij Wetsvoorstel 30 145:
“De VVD heeft in de plenaire vergadering van 20 juni 2007 laten weten geacht te willen worden vóór dit amendement te hebben gestemd.”
Bron: Eerste Kamer; Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (30.145)
http://www.eerstekamer.nl/9324000/1/j9vvgh5ihkk7kof/vh6xlx3hg5vq
Zie daar onder de kop “Behandeling in TK”:
12 juni 2007
- stemmingsoverzicht (herzien)
Afdeling Inhoudelijke Ondersteuning
stemmingen in de Tweede Kamer
Herzien in verband met stemming amendement 26 (21 juni 2007)
aan: de leden en plv. leden van de vaste commissie voor Justitie
datum: 13 juni 2007
betreffende wetsvoorstel 30145:
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding)
Artikel I, onderdeel G
(De Wit)
Het is in het belang van het kind dat het contact heeft met beide ouders en ook verzorgd wordt door beide ouders. In het wetsvoorstel worden twee normen ontwikkeld; de ene ouder is verplicht de ontwikkeling van de band van het kind met de andere ouder te bevorderen, de ouder zonder gezag heeft ook de plicht omgang te hebben met zijn kind. Het wetsvoorstel is hierin niet duidelijk genoeg.
Gelijke rechten en plichten voor beide ouders is de basis om beide ouders onvoorwaardelijke opvoedingsverantwoordelijkheid te laten dragen. Beide ouders hebben het recht en de plicht om gelijkwaardig aan de opvoeding deel te nemen. Ouderschap is uitsluitend gebaseerd op de relatie kind-ouder, niet op de relatie tussen ouders onderling. De continuering van de opvoedingsrelatie tussen kind en beide ouders is in het belang van het kind. Gelijkwaardig ouderschap en een opvoedingsplicht dienen ook na een echtscheiding, een geregistreerd partnerschap of een periode van samenleven centraal te blijven staan.
Om expliciet duidelijk te maken dat beide ouders gelijke rechten en plichten hebben wordt gelijkwaardig ouderschap de norm. In de wet wordt opgenomen dat het kind recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. Deze wettelijke basis voor gelijkwaardig ouderschap geeft ouders een uitgangspositie om gezamenlijk tot een bij hun situatie passende oplossing te komen.
Aangenomen. Voor: SP, GroenLinks, D66, PvdD, SGP, CDA en de PVV
De VVD heeft in de plenaire vergadering van 20 juni 2007 laten weten geacht te willen worden vóór dit amendement te hebben gestemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten