maandag, december 10, 2007

173. Het private domein na echtscheiding (Prof.dr.G.P.Hoefnagels)

Private domein na de echtscheiding

Bron: Website Partij van de Arbeid - PvdA, 22.07.2001

Artikel van prof. dr. G. P. Hoefnagels naar aanleiding van de PvdA-conferentie 'Omgangs(on)recht, 31 mei 2001. Peter Hoefnagels is emeritus hoogleraar familierecht, scheidingsbemiddelaar en oudlid van de Eerste Kamer.

Het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens is vanaf 1950 geldig, maar de Nederlandse overheid is niet erg ijverig geweest met de invoering en uitvoering ervan.

Het Internationaal Verdrag van de Rechten voor het Kind is in 1990 gesloten en in 1995 door Nederland ondertekend.

In de jaren zeventig verscheen het rapport Wiarda over rechten van kinderen, daarna schreven "zeven jeugdrechtspecialisten" in het Nederlands Juristen Blad over de rechten van minderjarigen. Ook in de jaren zeventig baarde het Marx-arrest opzien, waarin iedere discriminatie van kinderen (ten onzent: "onwettige", "natuurlijke", "overspelige" kinderen en we kunnen daaraan toevoegen: kinderen na echtscheiding) op grond van het EVRM werd verboden en uit de nationale wetgeving moest worden geëlimineerd. In de jaren tachtig kwam de Hoge Raad met een voorzichtig arrest over voortzetting van gezamenlijk ouderlijk gezag en een niet mis te verstane verwijzing naar het private domein in artikel 8 van het EVRM, in het bijzonder de "continuering van family life? na echtscheiding.

Na verscheidene aanmaningen van de Europese Commissie werd de vereiste continuering van 'family life' na echtscheiding van het kind met beide ouders in Nederland in 1990 in de wet vastgelegd door een omgangsrecht van rechtswege voor de ouder die geen gezag had. Alleen indien "zwaarwegende belangen" van het kind dit vereisten, kon uitsluitend de rechter hier een uitzondering op maken. Ik heb dit wetsvoorstel mee mogen behandelen in de Eerste Kamer en was er zeker van dat vijandige scheidingsemoties de relatie van het kind met de andere ouder niet meer konden frustreren. Staatssecretaris Kosto was daar ook van overtuigd.

In 1995 werd de relatie van de ouder zonder gezag ten opzichte van zijn/haar kinderen nog eens versterkt door het recht op consultatie en informatie (artt. 377 b en c, 1 BW).

Sinds 1998 is voortzetting van het ouderlijk gezag van beide ouders na echtscheiding wet. Ook deze wet vloeide rechtstreeks voort uit het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens: de continuering van family life. Daarmee werd het contact met beide ouders nog eens extra verankerd als mensenrecht. Sinds het arrest van de Hoge Raad van 10 september 1999 is dat nog eens bevestigd: geen eenhoofdig gezag, tenzij een ouder "een onaanvaardbaar risico" voor het kind zou zijn. Zou dat "onaanvaardbaar risico" er zijn als een ouder omgang frustreert, omdat hij/zij niet boven de scheidingsemoties staat? Hoe dan ook, met dit Verdrag en deze wetgeving en de steeds duidelijker uitspraken van de Hoge Raad, zou een weldenkend mens zeggen, is de voortzetting van de relatie van het kind met ieder van de ouders na scheiding stevig vastgelegd en gewaarborgd. Na bijna vijftig jaar gold dit mensenrecht ook voor de vele tienduizenden kinderen van gescheiden ouders in Nederland.

Maar pas op, toen ik in 1995 na mijn wetgevend werk in de Eerste Kamer weer volop in de praktijk van het familierecht terechtkwam, bleken Verdrag, wet en mensenrechten in de praktijk een illusie. De "deskundigen" van de Staatssecretaris van Justitie bij de Raden voor de Kinderbescherming bleken in veel gevallen de wet van 1990 niet te kennen. Niks geen continuering van 'family life', niks geen mensenrechten in Nederland, niks geen kind-ouderrelatie als de verzorgende ouder het niet wilde. Nee hoor, alles ging gewoon door zoals het ging onder de oude wet en alsof het zo enthousiast ook door Nederland getekende EVRM niet bestond.

Raden voor de Kinderbescherming en advocaten deden vaak niet mee aan de nieuwe wet. Als de ouder bij wie het kind verbleef (in 90 % van de gevallen de moeder) de overeenkomst van omgang, eenzijdig en uitdrukkelijk in strijd met de wet, stopzette, vroeg de advocaat in kort geding niet om voortzetting van de overeenkomst, maar om een omgangsregeling door de rechter. Op dit bij uitstek private domein deed men alsof de privaatrechtelijke overeenkomst niet gold. Maar ook omgangsregelingen die door de rechter werden vastgesteld, bleef de verzorgende ouder zo maar stopzetten. Moeders wil is wet en de wetgever kon met zijn blote benen naar bed. En als de Raad voor de Kinderbescherming werd ingeschakeld, deed hij alsof dit mensenrecht niet bestond en nam niet eens de moeite om de verzorgende ouder op haar schending van mensenrecht te wijzen. In Nederland gaan relatieverbreking en "stopzetting van de omgang", hoe onwettig ook, tot op de dag van vandaag door. Ook de politiek, toch ijverig als het mensenrechten in verre landen betreft, deed alsof continuering van het familieleven in Nederland niet als een mensenrecht bestond.

Hoe kan dat?

Er is iets taais dat in de weg zit, een taai slijm dat in een verouderde cultuur is genesteld en waartegen we een medicijn moeten vinden.

DE ONTWIKKELING VAN DE ECHTSCHEIDING SINDS 1974

Om dat taaie slijm te leren kennen dient als achtergrond de cultuur van de echtscheiding en de ontwikkeling ervan. Kort na het nieuwe echtscheidingsrecht van 1972, om precies te zijn in 1974, ontdekte ik de bemiddeling en sindsdien heb ik wekelijks met twee scheidende mensen aan tafel gezeten en 1000 scheidingsovereenkomsten gemaakt. D.w.z. van nabij zag ik de psychologie, de zaken en de juridiek van de scheiding, kortom het private domein van art.8 EVRM zich ontwikkelen.

Sinds 1972 kunnen gehuwde mensen van elkaar af op grond van "duurzame ontwrichting". Korte tijd kon door de gedagvaarde partij nog een beroep worden gedaan op "een grotere mate van schuld" van de ander, maar ook dit laatste restant schuldbeginsel is uit de wet verdwenen. De "duurzame ontwrichting" functioneert als een verstotingsbeginsel, waar ook de vrouw in ruime mate gebruik van maakt. Volgens onderzoeken uit de jaren tachtig werd de scheiding in 75 % van de gevallen door de vrouw aanhangig gemaakt. In mijn bemiddelingspraktijk neemt de vrouw vaker het initiatief tot scheiden dan de man.

Van 1974 tot heden heb ik de echtscheidingscultuur zien veranderen. Ik noem enkele veranderingen:
- het maatschappelijk taboe op de echtscheiding is verdwenen. Maakten we in de jaren zeventig, begin jaren tachtig, met de scheidenden nog een plan hoe familie en vrienden, de werkgever en de kennissen van hun scheiding op de hoogte te stellen, nu is dat alleen bij uitzondering een probleem.
- de schuldcultuur is verdwenen, de psychologie van het schuldgevoel natuurlijk niet. Het schuldgevoel wordt aan de bemiddelingstafel omgezet in een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een scheidingsovereenkomst. Maar in de cultus van de tweeadvocatenprocedures en in een aantal rapporten van de Raden blijven schuld en schuldtoewijzing vaak virulent aanwezig.
- de vrouw neemt vaker het initiatief tot scheiden dan de man.
- de "Victoriaanse scheiding" -de oudere man verliet het huwelijk met een jongere vrouw, bij voorkeur zijn secretaresse- verdween ten gunste van de emancipatoire scheiding: de vrouw zegt de man vaarwel om reden van haar eigen ontwikkeling en wegens een onbevredigende relatie.
- de oude discussie over de hoogte van de alimentatie verlegt zich vooral naar de duur van de alimentatie. Hierbij wordt door de vrouw haar carrière ter sprake gebracht. D.w.z. dat de bemiddelingsdiscussie in de kaders van levensperspectieven en leeftijden van man en vrouw wordt gevoerd, zoals daar zijn: de schoolleeftijden van de kinderen en het achttiende jaar van het jongste kind, de data van de bijdragen studiefinanciering, en de pensioenleeftijden.
- een variant is de vrouw van in de dertig of veertig die zeventig procent voor de kinderen zorgt en uitrekent wanneer en hoe zij haar carrière nog tijdig tot volle bloei brengt, terwijl de man aanbiedt graag een paar jaar extra aanvullende alimentatie te betalen als zij haar groter aandeel in de zorg voor de kinderen nog iets langer zou willen voortzetten.
- De belangrijkste verandering is de nieuwe vader. Stond de vader van de jaren zeventig meestal ver van de rechtstreekse praktische zorg voor de kinderen (dus nog dichtbij de negentiende eeuwse, vaak afstandelijke vader), nu is de zorgvader naast de zorgmoeder een gewone verschijning geworden. Ik zie dat niet alleen om me heen en bij mijn eigen kinderen, maar hoor dat ook aan de bemiddelingstafel. Ofschoon er zelden menselijke vooruitgang valt te bespeuren in deze wereld, lijkt dit vooruitgang. Vaders die net als moeders van jongs af aan nabij zijn aan hun kinderen, hen verzorgen, met hen meegroeien, die niet alleen afwassen en een ei bakken, maar gewoon kunnen koken, soms lekkerder dan zij het kan (zoals Ad Melkert), die de was doen en de luiers verschonen. Mocht de jonge vader drie kwart eeuw geleden nog niet bij de bevalling zijn en moest hij buiten de kraamkamer wachten tot de zuster met de baby kwam, vijftig jaar geleden zette hij zijn eerste schreden in de kraamkamer en, na wat voorzichtige oefeningen, is hij nu, bij alle verschil, een hulpe de vrouw bijna gelijk. Hij is evenveel in de babykamer als moeder, loopt achter de kinderwagen of heeft het kind in de draagdoek. Verdomd, die onwrikbare, statige, afstandelijke negentiende eeuwse vader is verdwenen. Hij is zelf anders. Hij doet de huishouding niet hetzelfde als de vrouw, zoals de directrice niet hetzelfde handelt als de directeur. Zelden zie je vooruitgang, maar hier zie je het.

GEZAG EN OMGANG
Informatie over de nieuwe wetgeving inzake gezag en omgang valt bij de mensen die via bemiddeling scheiden als Gods woord in een ouderling. Er wordt aan de bemiddelingstafel niet over "recht op het kind" gesproken, maar over beschikbaarheid en zorg, contact en oppas, want recht op contact kan wederzijds een plicht tot oppas betekenen. Er wordt gesproken over collegiale samenwerking van twee gezagsdragers die voor hun kinderen moeten zorgen. Al hebben zij hun rol van huwelijkspartner afgelegd (daartoe werd de scheidingsmelding, het adieu, nog eens doorgenomen -zie mijn Handboek Scheidingsbemiddeling*-), wel hebben zij te maken met hun beider rol als ouder, gebaseerd op het recht van het kind op beide ouders. Tot die collegiale gezagssamenwerking, in welke vorm dan ook, distant of hartelijk, functioneel of amicaal, zijn zij verplicht, al of niet met een incompatibilité d'humeur, voor het leven. In eenvoudige termen: de minimum doelstelling van een scheidingsovereenkomst is: dat men gelijkelijk ontevreden is en op de hoogtepunten van het leven van de kinderen zonder problemen samen aanwezig bent. In de meeste gevallen wordt een hogere doelstelling bereikt.

Kindermishandelende procedures
Wanneer mensen echter in een tweeadvocatenprocedure om de kinderen gaan strijden, lijkt het een bokswedstrijd zonder regels, een catch as catch can, waaronder kinderen lijden en ouders hun respect verliezen. Paul Vlaardingerbroek rekende uit dat er jaarlijks zo'n 16.000 echtscheidingen met kinderen zijn en in 10% ervan wordt over de kinderen geprocedeerd.*** Dat betekent jaarlijks 1.600 van zulke procedures worden gestreden; hierbij gaat het om ca. 3.200 kinderen (gemiddeld 2 per ouderpaar) die onderhevig zijn aan deloyale gevechten van hun tot in de vezels gespannen ouders (een veelvoud van dat aantal kinderen verliest per jaar overigens contact met een ouder). Alleen de commerciëel denkende advocaat wint aan zo?n strijd, want iedere emotie is goed voor een procedure. Rechters doen hun best eruit te komen, maar niet zelden zie je ze denken: "Als God het niet meer weet, weet de Raad het nog".

Maar de Raad kent vaak de wet niet, gedoogt dat de verzorgende ouder de omgang stopzet en adviseert de rechter de verzorgende ouder maar niet te storen in haar "beleving van de andere ouder" en de omgang te minimaliseren ("zaterdagmiddag van twee tot vijf eenmaal per veertien dagen"! Is dat "voortzetting van ouderlijk gezag" of voortzetting van een kindouderrelatie?). Soms zelfs wordt de stopzetting door de rechter beloond met een ontzegging van omgang, zelfs bij twee ouders met gezag, iets wat volgens artikel 377h B.W.1 helemaal niet kan (de rechter kan op verzoek van de ouders of een van hen de omgang vaststellen van het kind met de ouder bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats niet heeft.) Er staat niet: de rechter bepaalt of er omgang plaatsvindt. In geval van gezamenlijke gezagsuitoefening is ontzegging van omgang onmogelijk (zie 377h). Gezag impliceert contact.

In een raadsrapport valt te lezen dat er geen bezwaar is tegen omgang van het kind met vader, maar in haar beleving(!) is die omgang onduldbaar voor moeder. Ten einde raad volgt een rechter het advies van die strekking. Einde contact van het kind met zijn vader. Einde van een mensenrecht voor kind en ouder.

HOE KOMEN ZULKE BESLISSINGEN TOT STAND? WAT ZIJN DE BESTANDDELEN VAN HET TAAIE SLIJM DAT DE HANDHAVING VAN DE WET BELEMMERT?

Wat de Raad betreft is het voor de politiek interessant. De Raden vallen onder de politieke verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Justitie.

Uit enkele tientallen onderzoeken naar raadsrapporten en -adviezen, door mij gedaan om expertises aan rechtbanken en hoven uit te brengen, kan ik het volgende concluderen:
1. De raadsmedewerkers waren niet op de hoogte van de nieuwe wetgeving noch van het EVRM. Als moeders de omgang "stopzetten", informeerde de Raad haar niet over wet en verdrag, noch gaf het rapport enig blijk dat de Raad zich realiseert dat hij in een wettelijk en justitiëel kader werkt.
2. De beleving van de verzorgende moeder dat zij "er niet tegen kan dat het kind contact heeft met vader" ging boven de feiten. De beleving van de moeder ging boven de beschikbaarheid van de vader. De beleving van de moeder dat "hij het kind wel eens iets zou kunnen aandoen" ging boven de feitelijke constatering van de Raad "dat er tegen een omgang met de vader geen bezwaar was in te brengen." De beleving van de moeder ging boven de waarheid en boven de rechten van de mens, het kind en de vader.
3. Moeder wilde geen contact met vader noch een contact tussen vader en kind "omdat zij er niet tegen kon" en dat werd zonder meer aanvaard. Het onderzoek werd dan ook aan twee tafels apart gedaan, hetgeen niet strookt met de huidige kennis omtrent de psychologie van de echtscheiding en in één geval bovendien in strijd was met de opdracht van de rechter die de zaak aanhield voor bemiddeling, niet strookt met de voortzetting van het gezag van beide ouders en ook niet strookt met de Beleidsbrief van Staatssecretaris van 1997 die bemiddeling en overeenkomst voorstaat.
4. De psychologie van de scheiding komt in de besluitvorming niet uit boven "een sentiment voor de moeder". Dit sentiment is alleen verklaarbaar uit een verouderde opvatting van de zorgende moederrol en een achterlijke miskenning van de nieuwe vaders.
5. De wens van moeder om vader (zoveel mogelijk) buiten te sluiten komt voort uit haar gebrek om in haar ouderrol boven haar scheidingsemoties te staan. Wie daaraan toegeeft miskent een oud rechtsadagium: AAN EIGEN SLECHTHEID (OF GEBREK) KAN MEN GEEN RECHT ONTLENEN.

Summa summarum: het taaie slijm zit 'm in een verouderde cultus van verouderde opvattingen over vaders en moeders, onkunde van Verdrag en wet, miskenning van de rechten voor de mens en gebrek aan kennis van de psychologie van het scheidingsproces.

DE OORZAAK
De oorzaak van frustratie van omgang of contact door een van de ouders was in alle gevallen die ik onderzocht: het nonadieu, dat is een gebrek in het afscheidsgesprek tengevolge van een gebrek aan scheidingsmelding, waardoor onverwerkte scheidingsemoties bij de expartners ontstaan. In alle door mij onderzochte gevallen bleek de afwezige of onvoltooide scheidingsmelding de oorzaak van de onverwerkte emoties. (Over de scheidingsmelding, zie mijn "Handboek Scheidingsbemiddeling"* en "Gelukkig Getrouwd Gelukkig Gescheiden"**)

In geen van de duizend bemiddelingen, waarin de scheidingsmelding aan de orde kwam, werd de relatie van een kind met een ouder verbroken. In de laatste tijd constateerden we een gunstige verandering in de rechtspraktijk: de rechter hield zo'n vermaledijde procedure over het kind aan om te verwijzen naar de bemiddelaar.

In een zaak die ik kortgeleden voor een door de rechter verplichte bemiddeling kreeg, was bijna drie jaar gevochten voor rechtbank en hof. Vele rechters hadden er vele uren aan besteed. Na drie uur bemiddelen was er een omgangsovereenkomst en werd door de ouders het "Paraplugesprek met de kinderen" in volle overeenstemming gevoerd. (Voor het paraplugesprek zie: "Gelukkig Getrouwd, Gelukkig gescheiden"**) In andere zaken met door de rechter opgelegde bemiddeling kwam de omgang wel meteen tot stand, maar waren meer bemiddelingszittingen nodig om de strijdbijl te begraven.

Gevolgen van de verbreking van de ouderkindrelatie: tijdens de anderhalf tot vier jaar durende procedures leert het kind dat agressie, boosheid en vervreemding tussen ouders normaal is, dat een relatie zo maar kan wegvallen, dat je tegen beter weten in onwaarheden over je vader of moeder mag zeggen, dat een ouder verstoten wordt. Tenslotte ondergaat het kind het ouderverstotingssyndroom, zoals de Amerikaanse hoogleraar kinderpsychiatrie Richard Gardner beschrijft. (Zie: The Parental Alienation Syndrome", waarbij identiteitsverlies, waarvoor het kind vaak pas op dertig- of veertigjarige leeftijd een therapie zal doormaken.)

HOE VOORKOMEN WE PROCEDURES OVER KINDEREN NA ECHTSCHEIDING? ZIJN ZULKE PROCEDURES NOG NODIG? HEBBEN ZIJ ENIG NUT?

Advies aan wetgever, rechter en Orde van advocaten: barrières opwerpen tegen tweeadvocatenprocedures in het algemeen en in het bijzonder over kinderen (zie stellingen 41 en 42 in genoemd Handboek*). Hierbij kan aangesloten worden aan de Beleidsbrief van de Staatssecretaris van Justitie in 1997 aan de Tweede Kamer, waarin zij schrijft: Scheidende mensen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de rechtsgevolgen van hun scheiding. D.w.z. dat zij tot overeenkomsten dienaangaande moeten komen, desgewenst met een bemiddelaar. De aanbeveling van de Staatssecretaris leidt tot het primaat van de overeenkomst en, daarvan afgeleid, het primaat van de bemiddeling. Wat let de wetgever om geen eenzijdige verzoeken tot echtscheiding of aanverwante procedures toe te staan zonder daaraan voorafgaand gebleken serieuze pogingen om tot overeenkomsten te komen?

Zeker in kinderzaken is verplichte bemiddeling noodzakelijk, want de juridische processen functioneren als exercitievelden van vechtende ouders die in strijd zijn met het belang en de ontwikkeling van het kind. Het is niet goed in een oorlog groot te worden. Het kind dient beschermd te worden tegen zulke respectvernietigende, tijdrovende, de kinderleeftijd en het kinderlijk tijdbesef verre overschrijdende, geldverslindende en kindermishandelende procedures, waarvoor de overheid, in casu de wetgever, nota bene de wapens levert en waaraan de Nederlandse Orde van Advocaten geen grenzen stelt. Alleen reeds de tijdsduur nodig om de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming te maken, is in strijd met het kinderlijk tijdsbesef en ontzet kinderlevens.

Bovendien zijn de meeste rapporten overbodig, want ze gaan nog over de vraag "wie de beste of de slechtste ouder is". Sommige rapporten lijken meer op gesubsidiëerde roddel dan op serieuze forensische rapportage Pro Justitia. De vraag naar de beste of slechtste ouder komt nog uit de tijd dat één ouder de macht kreeg en de andere niets en mist relevantie. Dat mag de overheid ook niet onderzoeken, niet tijdens huwelijk en niet na scheiding, want datzelfde ouderlijk gezag loopt bij echtscheiding door. Zo'n onderzoek is ook in strijd met een een ander mensenrecht, nl. het privacybeginsel, neergelegd in art. 8 EVRM.

Het recht kan slechts kaders scheppen voor familierechtelijke relaties, niet de relatie zelf verbeteren. De onderzoeken van de Raad in scheidingszaken naar de relaties stammen uit een tijd dat het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens niet bestond en de Raad nog moest uitzoeken "wie de beste ouder was." Onder het Verdrag en de huidige wet worden beide ouders na scheiding even goed of slecht geacht als tijdens huwelijk. Hun kwaliteit is tijdens huwelijk en na scheiding niet aan de orde. Tenzij een kinderbeschermende maatregel nodig zou zijn, maar daarmee verlaten we het private domein van de echtscheiding, maar het lijkt me zeer de vraag of de Raad die een privaatrechtelijke kwestie na echtscheiding onderzoekt, dit onderzoek zonder vorm van proces mag veranderen in een publiekrechtelijk kinderbeschermingsonderzoek. Het gaat hier immers om private rechten van kinderen en ouders op contact met elkaar, niet om kinderbeschermingsrecht. Rechten van kinderen, zoals neergelegd in het omgangs en gezagrecht, behoren tot het privaatrecht; kinderbeschermingsrecht heeft een publiekrechtelijk karakter (waarvoor de Raden voor de Kinderbescherming zijn ingesteld). Sinds op echtscheiding geen taboe meer rust, sinds de schuld aan scheiden geen reden meer is om iemand het gezag te onthouden (dat was ongeveer een eeuw geleden zo) is echtscheiding geen signaal om kinderen te beschermen.

Procedures betreffende gezag en omgang missen in vrijwel alle gevallen relevantie, tenzij het nodig zou zijn de rechter te vragen om de voorzetting van de contacten tussen kind en ouders te verbeteren, daartoe tot een regeling van het contact te komen en eventueel een bemiddeling op te leggen. De voortzetting van de contacten zelf is reeds beslist door de wet. Alleen in gevallen van incest, kindermishandeling of frustratie van de ouderkindrelatie kunnen zulke procedures nog relevant zijn. Ook in deze gevallen zal het verstandig zijn eerst de scheidingsmelding te controleren of te behandelen, omdat het nonadieu de onverwerkte scheidingen en de deloyaliteit jegens omgang veroorzaakt.

Bij frustratie van contact door de verzorgende ouder kan de rechter, zonder enig rapport, op de eerste zitting paradoxale toewijzing van de verblijfplaats uitspreken. Maar het is meestal voldoende om dat aan de orde stellen en de zaak ter controle aan te houden, eventueel met bemiddeling. Het kan ook zijn dat de rechter, wat de verblijfplaats van het kind betreft, een belangenafweging wil maken en daarvoor een onderzoek wenst naar de feitelijke beschikbaarheid en de mogelijkheden van zorg. Maar zo'n onderzoek kan, voor zover het al niet op de zitting zelf plaatsvindt, binnen enkele weken plaatsvinden.

PARADOXALE TOEWIJZING
Ik kan waardering opbrengen voor degenen die geen harde sancties willen tegen frustratie van omgang, maar zo'n frustratie is wel in strijd met wet en Verdrag en met de rechten en belangen van kinderen en het kan kinderen ook voor hun leven gehandicapt maken. In mijn Handboek* zult u voor zulke gevallen aantreffen de paradoxale gezagstoewijzing: wie niet loyaal staat tegenover een royale omgang, wordt het gezag ontnomen ten gunste van de ouder die wel royale omgang toestaat. Wie geen contacten toestaat of "de voortzetting van family life" minimaliseert tot de beruchte paar uurtjes om de veertien dagen, maakt zijn of haar emoties niet ondergeschikt aan de ouderrol. Hij of zij staat een goed functioneren van het gezamenlijk gezag in de weg en levert een onaanvaardbaar risico op als medegezagsdrager. Verlies van het ouderlijk gezag in zo'n geval, zoals ik in mijn Handboek voorsta, is een uiterste middel.*** In de tweede druk zal ik daaraan vooraf laten gaan de paradoxale toewijzing van de verblijfplaats. Dat heeft dezelfde gevolgen, maar juridisch blijft het gezamenlijk gezag bestaan.

Op een symposium over mediation vroeg een rechter hoe dat kon, als de loyale ouder niet voor het verblijf van het kind kon zorgen. Het antwoord is: juridisch gaat het niet om het feitelijk verblijven, maar om de vraag wie heeft "de macht over de verblijfplaats". Dit middel zal in de meeste gevallen voldoende ruimte bieden om de contacten tussen ouder en kind te herstellen, al of niet via daaraan gepaard gaande bemiddeling. Pas als dat niet voldoende zou zijn voor herstel van het contact, komt de eenhoofdige gezagstoewijzing aan de orde ten gunste van de ouder die loyale omgang bevordert. Maar zover zal het doorgaans niet komen, constateerde ik reeds in de praktijk.

Uiteraard zal de rechter tevens naar bemiddeling verwijzen om de scheidingsmeldingsinteractie te doen plaatsvinden, waardoor de verstopte scheidingsverwerking, die de procedure veroorzaakte, alsnog wordt gedeblokkeerd. Tegen verplichting van zo'n bemiddeling bestaat evenmin bezwaar als tegen verplichte inenting of een noodzakelijke blinde darmoperatie.

Peter Hoefnagels, emeritus hoogleraar familierecht en scheidingsbemiddelaar. Oudlid van de Eerste Kamer. Scheidingsbemiddelaar.

* G.P.Hoefnagels: "Handboek Scheidingsbemiddeling. Mediation als methode van recht en psychologie". Tjeenk Willink, Deventer 2000.
** G.P.Hoefnagels: "Gelukkig Getrouwd Gelukkig Gescheiden. Bemiddeling en overeenkomst bij trouwen en scheiden." (publieksuitgave) 4e druk. L.J.Veen, Amsterdam 2000.
*** In dezelfde geest: P. Vlaardingerbroek: Omgangsrecht. Een lezing over omgangsrecht en zijn juridische (on)mogelijkheden. Lezing aan de KUB te Tilburg.


HET PRIVATE DOMEIN NA ECHTSCHEIDING
Emeritus Prof. dr. G.P. Hoefnagels

Bron: Website Ouderverstoting

Voordracht van prof. dr. G. P. Hoefnagels voor de Vereniging Personen- en Familierecht Advocaten op 15 november 2001 in Landgoed De Reehorst te Driebergen, 2001

1950 - 2001. Wet en Verdrag, een illusie?

KORTE GESCHIEDENIS:

RECHT OP CONTINUERING RELATIES KIND-OUDERS EN GROOTOUDERS:

- 1950 EVRM: CONTINUERING VAN FAMILY-LIFE
- 1974 MARX-ARREST
- 1981 ARREST HOGE RAAD GEZAMENLIJK GEZAG NA ECHTSCHEIDING
- 1990 INTERNATIONAAL VERDRAG VAN DE RECHTEN VAN HET KIND (DOOR NEDERLAND ONDERTEKEND IN 1995)
- 1995: RECHT OP CONSULTATIE EN INFORMATIE VOOUR OUDER-ZONDER-GEZAG
- 1998 VOORTZETTING GEZAMENLIJK OUDERLIJK GEZAG ALS NORM. GEZAG IMPLICEERT CONTACT (377h B.W.1)
- 1999: H.R.: UITSLUITEND EENHOOFDIG GEZAG BIJ "ONAANVAARDBAAR RISICO"
- 2000: VERBLIJFPLAATS, AMBTSHALVE, ALS NEVENVOORZIENING

Het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens is vanaf 1950 geldig, maar de Nederlandse overheid is niet erg ijverig geweest met de invoering en uitvoering ervan.

(Het Internationaal Verdrag van de Rechten voor het Kind is in 1990 gesloten en in 1995 door Nederland ondertekend.)

In de jaren zeventig baarde het Marx-arrest opzien, waarin iedere discriminatie van kinderen (te onzent: "onwettige", "natuurlijke", "overspelige" kinderen en we kunnen daaraan toevoegen: kinderen na echtscheiding) op grond van het EVRM werd verboden en uit de nationale wetgeving moest worden geëlimineerd. In de jaren tachtig kwam de Hoge Raad met een voorzichtig arrest over voortzetting van gezamenlijk ouderlijk gezag bij "goede verstandhouding" als een eerste stap naar "de continuering van family-life" en een niet mis te verstane verwijzing naar het private domein in artikel 8 van het EVRM, in het bijzonder het recht op privacy in de vorm van het respect voor de ouder-kind-verhouding na echtscheiding. Artikel 8 heeft met continuering van family-life van den beginne daarin betrokken de grootouders en de ouders uit niet gelegaliseerde samenlevingen, ook die zonder gezag. Het gaat om de rechten op relaties van het kind.

De vereiste continuering van 'family life' na echtscheiding van het kind met beide ouders werd in Nederland in 1990 in de wet vastgelegd door een omgangsrecht van rechtswege voor het kind en de ouder die geen gezag heeft (377a BW 1). Alleen indien "zwaarwegende belangen" van het kind dit vereisten, kan uitsluitend de rechter hier een uitzondering op maken door ontzegging (377a, 3e lid). Ik heb dit wetsvoorstel mee mogen behandelen in de Eerste Kamer en was er zeker van dat vijandige scheidingsemoties de relatie van het kind met de andere ouder niet meer konden frustreren. Staatssecretaris Kosto, die de wet in beide Kamers behandelde, was daar ook van overtuigd.

In 1995 werd de relatie van de ouder zonder gezag ten opzichte van zijn/haar kinderen nog eens versterkt door het recht op consultatie en informatie (artt. 377 b en c, 1 BW).

Sinds 1998 is voortzetting van het ouderlijk gezag van beide ouders na echtscheiding wet. Ook deze wet versterkte de continuering van family life. Daarmee werd het contact van het kind met beide ouders nog eens extra verankerd als mensenrecht. Ontzegging van dit recht is in geval van gezamenlijk gezag uitgesloten. Gezag impliceert contact (377h BW 1). Sinds het arrest van de Hoge Raad van 10 september 1999 is het gezamenlijk gezag nog eens bevestigd: geen eenhoofdig gezag, tenzij een ouder "een onaanvaardbaar risico" voor het kind zou zijn. Zou dat "onaanvaardbaar risico" er zijn als een ouder omgang frustreert, omdat hij/zij niet boven de scheidingsemoties staat? Als de ouderrol ondergeschikt wordt gemaakt aan vijandige ex-partner-emoties begint het proces van ouderverstoting en dat is "een onaanvaardbaar risico". December 2000 erkende de H.R. de rechterlijke beslissing tot bepaling van de verblijfplaats als nevenvoorziening. Hoe dan ook, met dit Verdrag en deze wetgeving en de steeds duidelijker uitspraken van de Hoge Raad, zou een weldenkend mens zeggen, is de voortzetting van de relatie van het kind met ieder van de ouders na scheiding stevig vastgelegd en gewaarborgd. Na vijftig jaar Europees Verdrag geldt dit mensenrecht ook voor de vele tienduizenden kinderen van gescheiden ouders in Nederland.

Maar toen ik in 1995 na mijn colleges op de universiteit en mijn wetgevend werk in de Eerste Kamer weer volop in de praktijk van het familierecht terechtkwam, bleken Verdrag, wet en mensenrechten in die praktijk een illusie. De door de rechter veronderstelde "deskundigen" bij de raden voor de kinderbescherming bleken in veel gevallen de wetten van 1990, 1995 en 1998 betreffende gezag en omgang niet te kennen. Zij gedoogden eenzijdige "stopzettingen" van omgang. Niks geen continuering van 'family life', niks geen mensenrechten in Nederland, niks geen kind-ouderrelatie als de verzorgende ouder het niet wilde. Nee hoor, alles ging gewoon door zoals het ging onder de oude wet, alsof wet en EVRM niet bestond.

Raden voor de kinderbescherming, rechters en advocaten deden vaak niet mee aan de nieuwe wet. Als de ouder bij wie het kind verbleef (in 90 % van de gevallen de moeder) de overeenkomst van omgang, eenzijdig en uitdrukkelijk in strijd met de wet, stopzette, zei de raadsmedewerker, dus de overheid, niet tegen de moeder dat dit in strijd was met de wet, noch stelt hij de rechter onmiddellijk op de hoogte van het onwettig gedrag. Wat is zo'n overheidsorgaan dan nog waard? Wat is een rapport Pro justiti dan nog waard? Ook vroeg de advocaat in kort geding vaak niet om voortzetting van de overeenkomst, maar om een omgangsregeling door de rechter, alsof die regeling al niet bestond. Op dit bij uitstek private domein, waar de ouderlijke verantwoordelijkheid ook door de regering telkens weer primair wordt gesteld, deed men alsof de privaatrechtelijke overeenkomst niet gold. Ook omgangsregelingen die door de rechter worden vastgesteld, blijft de verzorgende ouder stopzetten. Moeders wil is wet en de wetgever kan met zijn blote benen naar bed. In Nederland gaan onwettige relatieverbreking en "stopzetting van de omgang" tot op de dag van vandaag door. Ook de politiek, toch ijverig als het mensenrechten in verre landen betreft, doet alsof continuering van het famileleven in Nederland niet als een mensenrecht bestaat.

Hoe kan dat?

Er is iets taais dat in de weg zit, een taai slijm dat in een verouderde cultuur is genesteld en waartegen we een medicijn moeten vinden. Wat is die verouderde cultuur?

DE ONTWIKKELING VAN DE ECHTSCHEIDING SINDS 1974

Om dat taaie slijm te leren kennen dient als achtergrond de cultuur van de echtscheiding en de ontwikkeling ervan.

Ten tijde van het ontstaan van het nieuwe echtscheidingsrecht van 1972 ontwierp ik een proces-theorie, waarin vijf processen van scheiden werden beschreven:

(Sheet 3: )

1. het menselijk of psychologisch scheidingsproces;
2. het zakelijk scheidingsproces;
3. het juridisch scheidingsproces;
4. het proces van de omstanders;
5. het maatschappelijk scheidingsproces.

Deze processen liepen niet parallel, maar kwamen geregeld met elkaar in botsing. Het ging mij om het consumenten-perspectief in het recht, maar er bestond geen afstemming op het menselijk, relationeel of psychologisch proces van scheiden.

Terwijl ik aan de beschrijving van deze processen bezig was, ontdekte ik - het was in 1974 - de bemiddeling, waardoor afstemming van het zakelijk en juridisch proces op het menselijk proces van scheiden vanzelfsprekend werd.* Sindsdien heb ik wekelijks met twee scheidende mensen aan tafel gezeten en 1000 scheidingsovereenkomsten gemaakt. D.w.z. van nabij zag ik de psychologie, de zaken en de juridiek van de scheiding, kortom het private domein van art.8 EVRM zich ontwikkelen.

(Sheet 4:)
VERANDERINGEN IN DE SCHEIDINGSCULTUUR:

-'Schuld' maakt plaats voor verantwoordelijkheid
- 'duurzame ontwrichting' wordt 'verstoting'
- Vrouw neemt vaker inititief tot scheiden
-'Victoriaanse scheiding' maakt plaats voor emancipatoire scheiding
- accent op duur van alimentatie, carrière-perspectief en levensperspectief
- de zorgvader

Sinds het scheidingsrecht van 1972 kunnen gehuwde mensen van elkaar af op grond van "duurzame ontwrichting". Korte tijd kon door de gedagvaarde partij nog een beroep worden gedaan op "een grotere mate van schuld" van de ander, maar ook dit laatste restant van schuld is uit de wet verdwenen. De "duurzame ontwrichting" functioneert als een wettelijk verstotingsbeginsel, waar ook de vrouw in ruime mate gebruik van maakt. Volgens onderzoeken uit de jaren tachtig werd de scheiding in 75 % van de gevallen door de vrouw aanhangig gemaakt. In mijn bemiddelingspraktijk neemt de vrouw vaker het initiatief tot scheiden dan de man.

Van 1974 tot heden heb ik de echtscheidingscultuur zien veranderen. Ik noem enkele veranderingen:
- het maatschappelijk taboe op de echtscheiding (proces 5) is zo goed als verdwenen. Maakten we in de jaren zeventig, begin jaren tachtig, met de scheidenden nog een plan hoe de omstanders, familie, vrienden, de werkgever, de kerk en de kennissen (proces 3), van hun scheiding op de hoogte te stellen, nu is dat alleen bij uitzondering een probleem.
- de schuldcultuur (proces 3 en 5) is zo goed als verdwenen, de psychologie van het schuldgevoel(proces 1) natuurlijk niet. Het schuldgevoel wordt aan de bemiddelingstafel omgezet in een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een scheidingsovereenkomst. Maar in de cultus van de twee-advocaten-procedures en in een aantal rapporten van de raden blijven schuld en schuldtoewijzing vaak virulent aanwezig.
- de vrouw neemt vaker het initiatief tot scheiden dan de man.
- de "Victoriaanse scheiding" -de oudere man verliet het huwelijk met een jongere vrouw, bij voorkeur zijn secretaresse- verdween ten gunste van de emancipatoire scheiding: de vrouw zegt de man vaarwel om reden van haar eigen ontwikkeling en wegens een onbevredigende relatie.
- de oude discussie over de hoogte van de alimentatie verlegt zich vooral naar de duur van de alimentatie. Hierbij wordt door de vrouw haar carrière ter sprake gebracht. D.w.z. dat de bemiddelingsdiscussie in de kaders van levensperspectieven en leeftijden van man, vrouw en kinderen wordt gevoerd, zoals daar zijn: de schoolleeftijden van de kinderen en het achttiende jaar van het jongste kind, de data van de bijdragen studiefinanciering, en de pensioenleeftijden.
- een variant is de vrouw van in de dertig of veertig die zeventig procent voor de kinderen zorgt en uitrekent wanneer en hoe zij haar carrière nog tijdig tot volle bloei brengt, terwijl de man aanbiedt graag een paar jaar extra aanvullende alimentatie te betalen als zij haar groter aandeel in de zorg voor de kinderen nog iets langer zou willen voortzetten.
- een belangrijke verandering is de nieuwe vader. Stond de vader van de jaren zeventig meestal ver van de rechtstreekse praktische zorg voor de kinderen (dus nog dichtbij de negentiende eeuwse, vaak afstandelijke vader), nu is de zorgvader naast de zorgmoeder een gewone verschijning geworden. Ik zie dat niet alleen om me heen en bij mijn eigen kinderen, maar hoor dat ook aan de bemiddelingstafel. Ofschoon er zelden menselijke vooruitgang valt te bespeuren in deze wereld, lijkt dit vooruitgang. Vaders die net als moeders van jongsafaan nabij zijn aan hun kinderen, hen verzorgen, met hen meegroeien, die niet alleen afwassen en een ei bakken, maar gewoon kunnen koken, soms lekkerder dan zij het kan), die de was doen en de luiers verschonen. Mocht de jonge vader drie kwart eeuw geleden nog niet bij de bevalling zijn en moest hij buiten de kraamkamer wachten tot de zuster met de baby kwam, vijftig jaar geleden zette hij zijn eerste schreden in de kraamkamer en, na wat voorzichtige oefeningen, is hij nu, bij alle verschil, een hulpe de vrouw bijna gelijk. Hij is evenveel in de babykamer als moeder, loopt achter de kinderwagen of heeft het kind in de draagdoek. Verdomd, die onwrikbare, statige, afstandelijke negentiende eeuwse vader is verdwenen. Hij is zelf anders. Hij doet de huishouding niet hetzelfde als de vrouw, zoals de directrice niet hetzelfde handelt als de directeur. Zelden zie je vooruitgang, maar hier zie je het.

GEZAG EN OMGANG

Informatie over de nieuwe wetgeving inzake gezag en omgang valt bij de mensen die via bemiddeling scheiden als Gods woord in een ouderling. Er wordt aan de bemiddelingstafel niet over "recht op het kind" gesproken (dat recht bestaat bij mijn weten ook niet), maar over beschikbaarheid en zorg, relatie, contact en oppas (zie het zorgmodel van Van Leuven). Er wordt gesproken over collegiale samenwerking van ouders die voor hun kinderen moeten zorgen. Al hebben zij hun rol van huwelijkspartner afgelegd (daartoe werd de scheidingsmelding, het adieu, nog eens doorgenomen -zie mijn Handboek Scheidingsbemiddeling**-), wel hebben zij te maken met hun rol als ouder, gebaseerd op het recht van het kind op contact met beide ouders. Tot die collegiale gezagssamenwerking, in welke vorm dan ook, distant of hartelijk, functioneel of amicaal, zijn ouders verplicht, al of niet met een incompatibilité d'humeur, voor het leven. Respect voor de partner mag verdwenen zijn, wederzijds respect van de ouders voor elkaar is, hoe afstandelijk soms ook, noodzakelijk. Collegiaal respect. De ouder die dat respect mist, is een risico voor het kind. In eenvoudige termen: de minimum doelstelling van de ouderlijke afspraken in een scheidingsovereenkomst is: dat men gelijkelijk (on)tevreden is en op de hoogtepunten van het leven van de kinderen (examens, huwelijk, toneelvoorstelling) zonder problemen samen aanwezig is. In de meeste gevallen wordt een hogere doelstelling bereikt.

Kindermishandelende procedures

Wanneer mensen echter in een twee-advocaten-procedure om de kinderen gaan strijden, lijkt het een bokswedstrijd zonder regels, een catch as catch can, waaronder kinderen lijden en ouders hun respect verliezen. Dat ligt in beginsel niet aan de advocaten, maar aan de polariserende structuur van de procedure. De kinderen lijden onder déloyaliteit van ouders tegenover elkaar. Daar leden zij eventueel reeds onder in de turbulente fase (vóór de scheidingsmelding). de kribbigheid, de haat en agressie, de vervreemding tussen de ouders worden tijdens het proces manifest en beheersen de emoties van de ouders. Als de omgang met de andere ouder ondertussen niet doorgaat, moet het kind door de verzorgende ouder iets verteld worden en dat is meestal niet veel goeds. Het kind hoort aanvankelijk wel dat er leugentjes zijn over vader, maar door herhaling en om bij moeder niet teveel agressie op te roepen, "leert" het niet meer te reageren. Het ouderverstotingsproces wordt ingezet. Er is tijd nodig om het kind aan te praten dat er een ouder aan hem ontvalt. Er moet verzonnen worden. Die tijd wordt door de procedure aan moeder gegeven als ondertussen de omgang wordt stopgezet. Het ouderverstotingsproces is een complex proces. Het kind moet gaan denken en handelen tegen zijn belang in, schrijft de Amerikaanse hoogleraar kinderpsychiatrie Richard Gardner in zijn lijvige studie over het Parental Alienation Syndrome.

(Sheet 5:)
Parental Alienation Syndrome (PAS) of HET OUDERVERSTOTINGSSYNDROOM.
(Op Sheet boek van Richard Gardner en samenvatting voor Nederland)

Het begint met programmering van het kind: eerst minachting van de niet-verzorgende ouder, nageprate leugens, vijandschap jegens de familie van de andere ouder, het overnemen van de haat-emoties, uitsluiting, eindigend in het Parental Alienation Syndrome, de zg. PAS. Het is een vorm van psychische kindermishandeling met als resultaat: kinderen die voor hun verdere leven gekenmerkt zijn door:
- emoties van de programmerende ouder worden overgenomen, een- zijdige idealisering
- dingen aannemen die niet overeenstemmen met hun eigen waarnemingen;
- verwarring, onzekerheid, gebrek aan zelfvertrouwen;
- breuk met de werkelijkheid; problemen met inschatten van de werkelijkheid;
- meermalen openlijke vijandigheid tegen de verstoten ouder, soms tot moord toe (de moord in Renkum). Naast de vijandigheid soms ook het gevoel een groot verlies te ervaren.
- Depressies en paranoia komen vaak voor bij PAS-kinderen.
- Vaak ontstaat er identiteitsverlies (PAS-jongens na vaderverstoting, PAS-jongens na moederverstoting)
- Pas op veel latere leeftijd zoeken zij soms weer contact met de verstoten ouder, niet zonder schuldgevoel jegens de programmerende ouder, soms na een forse therapie, soms na een breuk met de programmerende ouder.

Paul Vlaardingerbroek rekende (op basis van cijfers van het CBS) uit dat er jaarlijks zo'n 16000 echtscheidingen met kinderen zijn en in 10% ervan wordt over de kinderen geprocedeerd.** Jaarlijks worden zo'n 1600 procedures gestreden, waarbij 3200 kinderen onderhevig zijn aan gevechten van hun tot in de vezels gespannen déloyale ouders. Alleen de commerciëel denkende advocaat wint aan zo'n strijd, want iedere emotie is goed voor een procedure. Rechters doen hun best eruit te komen, maar niet zelden zie je ze denken: "Als God het niet meer weet, weet de raad het nog". En te vaak handelen ze ernaar.

Want de raad kent vaak de wet niet, gedoogt dat de verzorgende ouder de omgang stopzet en adviseert de rechter de verzorgende ouder maar niet te storen in haar "beleving van de andere ouder" en de omgang te minimaliseren ("zaterdagmiddag van twee tot vijf eenmaal per veertien dagen"! Ijssalon-omgang. Is dat "voortzetting van ouderlijk gezag"? Voortzetting van een kind-ouder-relatie? Soms zelfs wordt de stopzetting door de rechter beloond met een ontzegging van omgang, zelfs bij twee ouders met gezag, wat volgens artikel 377h B.W.1 helemaal niet kan. Gezag impliceert contact. De rechter kan, als een ouder erom vraagt, wel regelen hoeveel contact. Hoe kun je gezag uitoefenen zonder omgang? Overigens is zo'n verzoek om een omgangsregeling door de rechter tevens een indicatie voor bemiddeling, meestal wegens een non-adieu (of gebrek aan scheidingsmelding). De collega's samen aan tafel in ieder geval.

In een raadsrapport dd. 2000 valt te lezen dat er geen bezwaar is tegen omgang van het kind met vader, maar in moeders beleving(!) is die omgang onduldbaar. Advies: geen omgang. Ten einde raad volgde de rechter het advies. Einde contact van het kind met zijn vader. Het onwettig einde van een mensenrecht voor kind en ouder.

HOE KOMEN ZULKE BESLISSINGEN TOT STAND? WAT ZIJN DE BESTANDDELEN VAN HET TAAIE SLIJM DAT HANDHAVING VAN DE WET BELEMMERT?

Wat de raad betreft is het voor de politiek interessant. De raden vallen onder de politieke verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van justitie. In een aangename en veelbelovende bespreking op het hoofdkantoor van de raden in augustus vernam ik van het hoofd van het hoofdkantoor dat er thans veranderingen in gang zijn gezet bij de raden, waarover straks meer. Maar tot voor kort en ook gisteren nog konden we ons verbazen over het negeren door verscheidene raadsmedewerkers van de wet, het gedogen van stopzetting van omgang, het niet aan één tafel spreken met beide ouders, het gebrek aan kennis van de wetgeving inzake gezag en omgang en van de psychologie van het scheidingsproces, het negeren van de scheidingsmelding als passage van de irrationele naar de rationele fase van scheiden, een ondeskundige rapportage, een en ander naast gunstige uitzonderingen bij een aantal rapporteurs.

Een recente procedure in kinderzaken

Volgen we een recente zaak die februari 2000 in kort geding aanhangig werd gemaakt en enig zicht geeft op de activiteiten en passiviteiten van rechter, raad en advocaat en bijna alle malheurs van vandaag te zien geeft, in ieder geval genoeg om ons vanmiddag bezig te houden. We zullen het DE ZAAK PAULUS noemen.

(Sheet 6: )
DE ZAAK PAULUS

- Na 18 jaar huwelijk wordt in 1997 Paulus geboren.
- Moeder verlaat de woning met medeneming van Paulus. Echtscheiding 1998. Vader heeft meer dan een jaar iedere zondag omgang, vastgelegd in overeenkomst en door de rechter.
- Juli 1999: Moeder stopt omgang. Vader probeert moeder te bewegen omgang te hervatten, maar zonder succes.
Februari 2000: kort geding aanhangig.
Maart 2001: De rechter in kort geding beslist tot "onmiddellijke omgang, bemiddeling en een raadsrapport binnen drie maanden".
April 2001: De moeder weigert na uitnodiging van de raad met de man aan tafel te komen; de raad gedoogt dat. De cliënt meldt het aan zijn advocaat.
- Mei 2001: De volgende afspraak van de raad is met haar alleen. De raad slaat de door de rechter verplichte bemiddeling in de wind, zonder de rechter zulks te berichten. Op weg naar de afspraak met de raad, keert de vrouw terug naar huis en meldt zich ziek. De raad neemt het voor kennisgeving aan, de advocaat ook.
- Honorering van gedrag bevordert dat gedrag en moeder blijft omgang weigeren. De raad gedoogt dat. De advocaat van de man neemt het voor kennisgeving aan.
- De raad stelt de rechter niet op de hoogte van moeders weigeringen, handelt lijnrecht tegen de opdrachten van de rechter en miskent aldus het forensisch, wettelijk en rechterlijk kader.
-De raad maakt een nieuwe afspraak met de man apart en de vrouw apart na de vacanties, het is inmiddels september 2001.
De rechter dringt aan op rapport.
- De raad spreekt met de vrouw, maar vraagt nergens naar wat moeder aan het kind heeft verteld.
- Vader ziet het kind in de supermarkt en speelt er een uurtje mee. Het kind is blij hem te zien.
- Van september tot december 2000 vraagt de raad uitstel. Het rapport komt tenslotte, na nogmaals aandringen van de rechter, begin december 2000. Het kort geding van maart werd op 30 december voortgezet.
- Er was, zei het raadsrapport, geen bezwaar tegen contact van het kind met de vader, maar "de beleving van de verzorgende moeder" maakte dat zij "er niet tegen kan dat het kind contact heeft met vader".
- De beleving ging boven de feiten. De beleving van de moeder ging boven de beschikbaarheid van de vader. De beleving van de moeder dat "hij het kind wel eens iets zou kunnen aandoen" ging boven de feitelijke constatering van de raad "dat er tegen een omgang met de vader geen bezwaar was in te brengen." Advies: geen omgang voorlopig totdat moeder hulpverlening heeft gekregen en zover zal zijn. (Neemt u in acht als het woord "hulpverlening" valt. Het is een kunstwoord. Het kunstwoord suggereert dat ooit alles goed zal worden, als de verlosser komt. Als vader eerst gestraft wordt met het kind. In de jaren zestig schreef ik met anderen een boek: "Help, ik word geholpen". Ik variëer op het gedicht van Lucebert: "Help, het helpen heeft zijn gezicht verbrand." Waaraan verbrandde zijn gezicht? Aan de subsidiestroom. Die paar echte helpers vergeven mij, maar het wordt tijd dat zij hun collega's wakker schudden. Er is ook geen plan van hulpverlening. Er zal ook niets gebeuren, behalve de oudervervreemding en ouderverstoting. De procedure heeft tot doel: het belang van het kind, maar niemand heeft het over het kind. Natuurlijk lijdt Paulus onder de déloyaliteit van zijn ouders, but nobody cares, de raad niet, de moeder niet, en de rechter ziet twee vechtende ouders.
- De cliënt belt mij een week voor het kort geding en stuurt de stukken. Zijn advocaat belt mij de avond voor de zitting. Hij is geen familierechtadvocaat en is niet op de hoogte van de artikelen 251 BW e.v., noch van 377a en 377h BW. Ik leg hem desgevraagd uit dat stopzetting van omgang niet mag, dat bij eenhoofdig gezag ontzegging van omgang door de rechter mogelijk is, maar bij gezamenlijk gezag ontzegging niet mogelijk is.
- Op de zitting vergeet hij het gezag van vader en informeert hij de rechter dat voor stopzetting van omgang ontzegging nodig is.
- De rechter neemt het raadsadvies over en de instructie van de advocaat, nota bene met ontzegging van omgang van een vader met gezag, dus in strijd met de wet (377h), en met voorbijgaan aan zijn tussenvonnis van negen maanden geleden. De rechter vergat zijn eigen tussen-vonnis en spreekt een Alzheimer-vonnis uit.
- De beleving van de moeder ging boven de waarheid en boven de rechten van de mens, het kind en de vader.

Wat gebeurt er met het kind en zijn beleving? Het raadsrapport wijdt er geen woord aan. Niemand eigenlijk. De procedure in kinderzaken pretendeert het belang van het kind voor ogen te hebben, maar de procedure zelf negeert dat belang en is daarmee doorgaans in strijd, zeker als de omgang ondertussen niet doorgaat. De duur van de procedure is onverenigbaar met het kinderlijk tijdbesef. De déloyaliteit, d.w.z. de haat en vijandschap tussen de ouders wordt door de procedure verhevigd en het is juist die déloyaliteit (lees: haat en agressie) waar het kind onder lijdt, zowel tijdens huwelijk als na scheiding. Als de scheidingsmelding niet heeft plaatsgevonden, gaat de turbulente fase ook na de scheiding door.

Wat zegt de omgangsfrustrerende ouder tegen het kind? Niemand ten processe vraagt ernaar. Niet veel goeds over zijn vader. Het kind leert eerst dat een relatie zo maar kan wegvallen, niet door overlijden, maar vanwege haat en agressie als opvoedingsmiddelen. Het moet vinden dat de andere ouder niet deugt en zo wordt het proces van oudervervreemding en ouderverstoting ingezet.

In alle expertises die ik in deze zaken uitbracht bleek de oorzaak te liggen in het non-adieu, het gebrek aan afscheid door afwezigheid van een voltooide scheidingsmelding. Ook in deze zaak. Moeder ging het huis uit naar een kliniek die bij haar binnenkomst diagnostiseerde dat ze afhankelijk was van haar man. Ik las de papieren van de kliniek. Doelstelling behandeling: autonomie van de vrouw. Drie maanden later: doelstelling bereikt: de vrouw ging scheiden. Het kind was in die maanden bij de kinderloze zus van de vrouw en bij de moeder van de vrouw. Daar is het vijf dagen van de week nog.

Gebrek aan kennis van de psychologie van het scheidingsproces

De omgang werd in feite geweigerd op grond van het feit dat de verzorgende ouder ex-partner-emoties liet prevaleren boven de ouderrol. Dat kan alleen door beide partijen samen aan één tafel verholpen worden. Wie dat weigert houdt de partner-emoties in stand ten koste van de ouderrol. Een overheid, een raad dus, die dat aanvaardt en het onderzoek dan maar aan twee tafels apart doet, is niet op de hoogte van de psychologie van de echtscheiding en handelde in het genoemde geval bovendien in strijd met de opdracht van de rechter. Evenmin strookt zo'n apart horen van de ouders met de Beleidsbrief van de Staatssecretaris van 1997 die bemiddeling en overeenkomst voorstaat. 1997. Hoe taai is taai slijm, dat ambtenaren zich niets aantrekken van hun opperste, politieke chef? En niets weten van de in degelijke studies beschreven ouderverstoting van Richard Gardner, die door het ministerie van justitie werd uitgenodigd op een congres voor kinderbeschermers in Nederland.

Het zogenaamd "gedragskundig rapport" van de raadsmedewerker gaf geen blijk iets te weten van de psychologie van het scheiding. Het rapport bleef hangen in een sentiment voor de moeder. Dit sentiment is ook verklaarbaar uit gebrek aan kennis van de psychologie van het scheidingsproces, in het bijzonder van de scheidingsmelding en haar katharse-functie, naast een verouderde opvatting van de zorgende moederrol en een achterlijke miskenning van de nieuwe vaders. Uit dit taaie slijm van gebreken en sentimenten wordt de uitweg gezocht in geen omgang om "rust" te krijgen, "rust" voor de verzorgende moeder en waarschijnlijk ook rust voor de rechter en de raad die daarmee hopen van de zaak af te zijn.

De "rust" voor het kind is schijn, want voor het kind houdt de strijd niet op. Het begon met 'Pappa is niet lief', maar dat is bij een onverwerkte scheiding van de moeder onvoldoende. Waarom niet naar pappa? Daar is wat grover geschut voor nodig. Pappa komt er zwart en gehavend uit. Is dat voor het kind "rust"?

Gevolgen van de verbreking van de ouder-kind-relatie: tijdens de anderhalf tot vier jaar durende procedures wordt voor het kind, zoals we zagen, het ouder-verstotingproces ingezet en wordt een dierbare relatie aan de dijk gezet. Tenslotte ondergaat het kind het ouderverstotingssyndroom met de psychische stoornissen van dien. Dit proces van ouderverstoting heet in de door mij gewraakte praktijk dus "rust". Het klinkt als het militair commando aan een compagnie in oorlogstijd: "Op de plaats: rust". Tijdens die rust kan het kind de loopgraven in van een bijvoorbaat verloren gevecht.

(Sheet 7:)
DE KLACHT ALS WAPEN

Het non-adieu van de partners, het gebrek aan afscheid of scheidingsmelding leidt bij een aantal verzorgende ouders, in het bijzonder bij de zg. "terugtrekkers" -zoals Mc.Gillavry ze noemt naar het communicatie-model van Watzlawick-, tot het inzetten van derden, zoals de politie, de slachtofferhulp, het meldpunt kindermishandeling en tenslotte de aangifte van strafbare feiten. Sinds Pipo de Clown en de Bolderkar is aangifte van incest favoriet. Sex ligt voor de hand. Sex is bij de hand. De klacht als wapen, schreef de daarin gespecialiseerde advocaat Chris Veraart in zijn boek "Valse zeden". (In Nederland is, schreef A. van Montfoort in zijn dissertatie, inzake incest niet gekozen voor het hulpverleningsmodel, maar voor het strafrechtelijk ingrijpen. Dat gaat zover dat zelfs jonge kinderen gehoord worden en als getuigen gebruikt tegen hun ouders. Van Leuven bepleit de aangifte te herleiden tot het relationele model tussen de partners. Dus bemiddeling. Inderdaad zien we na een voltooide scheidingsmelding een heilzamer weg geopend tussen de ouders. Over de relationele aspecten van incest, zie ook de dissertatie van de psychiater Dr. S. Van der Kwast.) De keren dat mij om een expertise werd gevraagd bij een incest-aangifte, liep deze uit op een sepot of een vrijspraak, ook als politie en hulpverleners bevooroordeeld handelden. Sinds de recente kritische en verhelderende expertise van justitie over de studio-verhoren lijkt de hype van "incest moet" naar zijn einde te lopen. Het aantal onbewezen aangiftes is, volgens Gronings onderzoek, zeer hoog.

De wens van moeder om vader (zoveel mogelijk) buiten te sluiten komt voort uit haar gebrek om in haar ouderrol boven haar scheidingsemoties te staan. Wie daaraan toegeeft, rechter, raad of advocaat, miskent een oud rechtsadagium: AAN EIGEN SLECHTHEID (OF GEBREK) KAN MEN GEEN RECHT ONTLENEN.

Summa summarum: het taaie slijm zit 'm in een verouderde cultus van verouderde opvattingen over vaders en moeders na echtscheiding, onkunde over Verdrag en wet, miskenning van de rechten voor de mens en voor het kind en gebrek aan kennis van de psychologie van het scheidingsproces en gebrek aan kennis van het ouderverstotingsproces en het ouderverstotingssyndroom. Kortom, het omgaan met de normen en de emoties van echtscheiding, recht en psychologie zijn aan de orde.

Tot slot van het eerste deel van mijn one man shows een televisie-uitzending met de advocaat van de vrouw. Ik zal er een deel uit voordragen. De video-band is in het bezit van uw voorzitter.

DE ADVOCAAT. EEN TELEVISIE-UITZENDING

De advocaat van de vrouw had op de televisie haar zienswijze op kinderzaken uiteengezet in een uitzending dd. 28 februari 2000 met de titel "In het belang van het kind". Ik laat u dit horen ter eigen beoordeling. Naar eigen zeggen heeft ze drieduizend kinderzaken gedaan. Het gaat om een stem uit de praktijk. Ik citeer de advocaat:

"Ik adviseer de mannen die bij me komen en die problemen hebben met de omgang. Dan begin ik op de eerste plaats de rechtspositie te verduidelijken en te zeggen, dat ze als man in het Nederlandse recht praktisch nergens staan en dat ze bijna nergens op kunnen terugvallen, dat ze afhankelijk zijn van de goodwill van hun partner en dat dat inhoudt, wat mij betreft, en dat woord gebruik ik heel vaak: pappen en nat houden.

Dat wil zeggen dat ik zeg van nou geef maar toe, en ook al vindt u het onredelijk wat uw vrouw van u eist of noem maar op. Probeer in ieder geval de situatie niet zodanig te laten escaleren dat mevrouw het kind weghoudt, want als het eenmaal zover is, dan kun je het niet meer terugdraaien.

Ik bedoel dan staan de posities van partijen al zover van elkaar verwijderd dat gewoon die vrouw er als het ware een prestige-object van maakt om haar kind maar van de man weg te kunnen houden en ik zeg tegen de vader dan ook: u moet zich.., u moet toch maar proberen in gesprek te blijven en ondanks het feit dat u meent...het onredelijk vindt, toch uw vrouw op een of ander manier tegemoet te komen in het belang dat u het kind ziet.

Presentator:....

Advocaat: "Je kunt niet naar de politie gaan en zeggen van: kijk, hier heb ik een beschikking van de rechtbank, haalt u mijn kind als vader, dus haalt u mijn kind maar af en brengt u het mij maar weer terug.., een politie is daar niet voor geschikt. Ik bedoel dan zeggen ze: dat is een familierechtelijke kwestie, zoek het zelf maar uit. Je staat in feite machteloos, als je..."

Presentator: "Dat is wel raar als een advocaat dat zegt."

Advocaat: "Ja...als ik, ja..als ik voor de vrouw optreed niet, maar wel als ik voor de man optreed...dan sta ik machteloos als een vrouw niet wil meewerken. Dan heb ik inderdaad nog de mogelijkheid van gijzeling en het opleggen via kort geding van een dwangsom, maar dat heb ik nog nooit meegemaakt...en ik denk als ik dat in de praktijk een keer zou doen, dat dat gewoon averechts zou uitwerken."

Presentator: "Wat ziet u hier bij u het liefste binnenkomen, een gescheiden man of een gescheiden vrouw?"

Advocaat: "Een gescheiden vrouw, ja, want een gescheiden vrouw die krijgt in het Nederlandse echtscheidingsrecht praktisch alles wat ze wil..."

Presentator: "Dat is een winning case voor u?"

Advocaat: "Ja, dat is voor mij een winning case, dat is voor mij een heel prettige zaak om het zo maar eens te zeggen. Je vraagt dus het huis; als er kinderen zijn, krijgt de vrouw altijd het huis toegewezen, de man moet maar zien waar hij onderdak vindt. Ik heb vaak meegemaakt dat de man in de auto slaapt, terwijl de vrouw het huis en de kinderen krijgt toegewezen. Ze vraagt alimentatie. Je stelt zelf de omgangsregeling op zoals het jou het beste uitkomt. Behaaglijk rust je vervolgens achterover en dan is de man aan het woord en die, ja, die moet voor elke kleine centimeter, om het zo maar eens te zeggen, strijden voor wat hij wil hebben. Die vindt wellicht de alimentatie te hoog, die vindt de omgangsregeling te weinig ruim, die vindt dat hij ook recht heeft op het huis, je kunt er praktisch zeker van zijn dat je op alle punten scoort.

........... De rechter vraagt meestal ook de rapportage van de raad voor de kinderbescherming....Waar moet de rechter anders enige waarde aan hechten...?"

Presentator: "Gaat daarmee de kinderbescherming niet een beetje op de stoel van de rechter zitten?"

Advocaat: "Ja, dat zou je wel kunnen zeggen, daarom zeg ik altijd tegen de mannen die ik hier heb, de vaders: als de raad voor de kinderbescherming komt, weer dat pappen en nat houden, probeer u zo goed mogelijk te presenteren, probeer zo weinig mogelijk fanatiek te zijn, probeer u zo goed mogelijk uit te drukken, het huis zo goed mogelijk in orde te hebben, het kind zo goed mogelijk te verzorgen, gewoon om een goede indruk te maken, want die rapportage is doorslaggevend."

Een rechter: ".....dat er een wet moet komen dat het een strafbaar feit zou worden....een extra mogelijkheid naast dwangsom en gijzeling..."

Advocaat: "Ik ken zoveel vrouwen die zo'n ontzettende haat hebben, dat als ik dat wetboek van strafrecht erbij pak en ze dat onder de neus duw, dat ik dan meer indruk maak dan wanneer ik een verhaal ophang van het kind heeft recht op zijn vader...Dan krijg je iets op je strafblad, dat is voor je eigen leven ook een belasting."

Presentator: "Kan het in het belang van het kind zijn, bijvoorbeeld als je kijkt naar de rust voor een kind, dat het papa dan maar niet meer ziet?"

Advocaat: "Ja, ja,... dat is dan heel triest voor de man, als het zover moet komen...

Op een gegeven moment zeg ik dan ook vaak tegen cliënten: probeer uw aandacht op uw werk te richten, of ga sporten of probeer een hobby erbij te krijgen, het komt allemaal op de lange termijn wellicht op zijn pootjes terecht, maar niet nu. U bent teveel gefixeerd op dat doel, omgang met dat kind..."

EINDE UITZENDING.


EINDE EERSTE BEDRIJF. DISCUSSIE

Vraag aan de zaal: Hoe zou u het hoger beroep aanpakken?

Vraag 2: De raad heeft nu als norm: in alle zaken van omgang en gezag eerst verplichte bemiddeling, pas daarna de rechter, voorzover nog nodig. (Zie "Meerjaren Beleidsplan Raden kinderbescherming 2001") Het voor justitie gedane onderzoek van Chin A Fat concludeert overeenkomstig. Het is de bedoeling dat dit wet wordt. Wat vindt u hiervan?

Ik dank u voor uw luisteren. Ik zal nu graag luisteren naar uw discussie. A Bientôt!


HET PRIVATE DOMEIN 2 EEN NIEUWE AANPAK IN KINDERZAKEN

(Sheet 8:)
HET HOGER BEROEP IN DE ZAAK PAULUS

- De man kiest een advocaat met kennis van zaken, een familierecht-advocaat, en gaat in hoger beroep.
- Ik maak een expertise en toets het raadsrapport aan de psychologie van het scheidingsproces, de psychologie van het kind en aan de wet. De expertise kraakt het rapport onder het acht keer herhaalde motto: Moeders wil is wet. Het Alzheimervonnis kraakt mee. Ik adviseer verplichte bemiddeling wegens het non-adieu en tot herstel van de scheidingsmelding.
- De advocaat van de man verzoekt het hof een combinatie van primaire en subsidiaire mogelijkheden tot: 1. verblijfplaats bij vader, loyale omgang voor moeder; 2. onmiddellijke omgang, desnoods met de sterke arm; 3. verplichte bemiddeling 4. aanhouding van de zaak in afwachting van het resultaat van de bemiddeling.
- De advocaat van de vrouw maakt gebruik van alle vertragingsmogelijkheden en zet ondertussen de vrouw aan tot aangifte van mishandeling van de vrouw, te beginnen op een datum voor het huwelijk in 1978. De vrouw verklaart in het proces-verbaal dat zij dit doet om omgang te voorkomen. De klacht als wapen.
- Het Hof bepaalt tenslotte begin juli 2001 een datum, maar de advocaat van de vrouw stelt dat zij dan op vacantie is, waardoor het kort geding tenslotte eind augustus 2001 dient, dat is één jaar en zes maanden na aanvang kort geding.
- "Pappen-en-nathouden" heet deze strategie. (Pikante bijzonderheid: op de aanvankelijk vastgestelde datum in juli bleek de advocaat op het uur van de zitting gewoon op kantoor te zijn.)

De procedure dient in het belang van het kind te zijn, maar de advocaat vecht voor de wens van de cliënt, dat is: zoveel of zo weinig mogelijk omgang tussen ouder en kind.

(Sheet 10: )
MENSELIJK PROCES -ZAKELIJK PROCES- JURIDISCH PROCES

De bedoeling is dat het zakelijk en juridisch proces afgestemd worden op het menselijk proces van scheiden.

Vanuit het menselijk proces van scheiden gezien, hebben de cliënten en het kind belang bij een voltooide scheidingsmelding, een stevig adieu alvorens het zakelijk en juridisch scheidingsproces kan beginnen. In de bemiddeling is dat goed te doen. Het primaat van de overeenkomst of de schikking in der minne is geregeld in de gedragscode; het daaruit volgend primaat van de bemiddeling is niet geregeld, zelfs niet in scheidingszaken, waar het voor de hand ligt. Het primaat van de overeenkomst is nog steeds niet geregeld in de wet. Wel in de Gedragscode die aan de minnelijke schikking voorrang geeft. De mediation is ontstaan uit een proces-theorie met als beginsel: stem het zakelijk en juridisch proces af op het menselijk proces van scheiden. Zonder die afstemming verergeren we de emoties. Er worden procedures opgezet om conflicten te beslechten, waardoor weer procedures worden opgezet, waaruit conflicten ontstaan. Door afstemming van het juridisch proces op het menselijk of relationeel proces van scheiden geven we de justitiabelen hun eigen verantwoordelijkheid terug.

DE OORZAAK: HET NON-ADIEU

(Sheet 2: )
RELATIONEEL PROCES

De oorzaak van frustratie van omgang of contact door een van de ouders was in alle gevallen die ik onderzocht: het non-adieu, dat is een gebrek in het afscheidsgesprek tengevolge van een gebrek aan scheidingsmelding, waardoor onverwerkte scheidingsemoties bij de ex-partners ontstaan. In de meer dan duizend bemiddelingen, waarin de scheidingsmelding aan de orde kwam, slaagde het paraplugesprek van de ouders met de kinderen.

In het laatste jaar constateerden we een gunstige verandering in de rechtspraktijk: de rechter hield zo'n procedure over het kind aan om te verwijzen naar de bemiddelaar. Het hoofdkantoor van de raad heeft mij verzekerd dat dit ook de instructie is aan de raden. Als de bemiddeling tegelijk met de omgang plaats vindt, is dat een goede oplossing. Het is niet raadzaam de omgang afhankelijk stellen van de bemiddeling. Integendeel: de rechter moet de norm stellen. Bemiddeling had geen zin, toen een rechter partijen naar een communicatie-psycholoog stuurde met de mededeling dat de omgang kon beginnen als "de" communicatie hersteld was. Het was voor de omgang-frustrerende partij niet moeilijk de bemiddeling stuk te laten lopen en daarmee de omgang.

(sheet 13:)
DE ZAAK PAULUS. ZITTING EN UITSPRAAK

- Het Hof luisterde aandachtig. De raadsvrouwe van de man richtte zich op de aangifte van mishandelingen sinds 1978. De advocaat van de man verwees het proces verbaal van aangifte in keurige bewoordingen naar de prullenmand. Hij wees in dit verband op het communicatie-mechanisme van dwingers en terugtrekkers. Hij attendeerde het Hof op de mogelijkheid van Begeleide Omgang door de Raad en de noodzaak van een gekwalificeerde bemiddelaar. Hij vroeg of het gerucht juist was dat de vrouw met kind verhuisd was.
- De advocaat van de vrouw zei dat de vrouw en het kind thans over de grens in Duitsland woont, maar dat het kind domicilie had te haren kantore. Door een van de raadsheren werd doorgevraagd; de advocaat van de vrouw zei dat een raadsmedewerker haar toestemming gegeven had voor de verhuizing naar Duitsland.
- De vertegenwoordiger van de raad zei dat, indien dit juist was, de raadsmedewerker haar boekje te buiten was gegaan.
- Het hof bleek uit zijn vraagstelling het recht op contact tussen vader en zoon zeer ernstig te nemen.
- Dat bleek ook uit het arrest van september 2001.In de strenge beoordeling in het arrest werd de vrouw met ernstige maatregelen bedreigd, zoals verlies van het gezag, indien zij de omgang langer zou frustreren. Het dictum luidde: Onmiddellijke omgang, de eerste malen met medewerking van het BOR van de raad. Gelijktijdige bemiddeling door de raad.
In het arrest werd nog de door de vrouw opgegeven woonplaats in Nederland genoemd.

GEVOLGEN VAN HET ARREST tot op heden 14 november 2001:

- De man zat er bij de raad achter heen om zijn kind te zien. Totnutoe is er geen omgang noch afspraak daartoe.
- De raad had, naar eigen zeggen, het arrest op 26 october nog niet ontvangen. De man stuurde onmiddellijk het arrest naar de raad. De raad had geen adres van het kind. De vrouw had geen advocate meer. Volgens de raad werkt het BOR alleen als moeder ook meewerkt. De raad zei alleen te werken binnen de Nederlandse grenzen.

Vraag aan de zaal: Wat is uw beoordeling van het arrest? Hoe staat het met de rechtsmacht? Wat kan de man of de advocaat van de man nu doen?

(Sheet 14:)
SITUATIE EN MOTIEVEN VAN DE OUDERVERSTOTER

Wat bewoog moeder tot haar extreme ontouderingsprogrammering en de enorme hoeveelheid energie en geld die zij daarin stak. Zeker, het verstoorde scheidngsproces, de afwezigheid van het adieu. Maar ook daar waren oorzaken voor. Het is van groot belang om daar meer van te weten en de aandacht van de rechter daarop te concentreren. Ouderverstoting is een ernstige vorm van psychische kindermishandeling. Wat zijn de motieven van de dader? Wat dreef deze moeder daartoe? Wat dreef haar zo kort na de geboorte van Paulus het huis te verlaten zonder iets te zeggen?

De moeder van Paulus, daar had die kliniek gelijk in, is een afhankelijke vrouw. Na de geboorte ontfermde de oudste zus van de man zich al gauw over het kind. Zij was kinderloos. Zij kwam vaak op bezoek bij de ouders van Paulus en ging zo met het kind om dat man en vrouw tegen elkaar zeiden: ze doet alsof het haar eigen kind is. Ook de moeder van de vrouw (oma) vond een levensvervulling in de baby. Zij had de man van haar dochter altijd op handen gedragen, maar na de komst van de baby veranderde dat. De beide vrouwen gingen moeder adviseren te scheiden. Zij was altijd afhankelijk van haar moeder geweest. Toen moeder naar de kliniek ging, ging Paulus naar de oudste zus en de grootmoeder. De vader had een vooraanstaande positie in de gezondheidszorg. Die was aan het fuseren. Hij was er niet op bedacht dat de beide vrouwen een plan uitvoerden. De moeder van Paulus had door toedoen van haar man een full time betrekking; vijf dagen bleef het kind bij grootmoeder en/of oudste zus. De man vertrouwde hen. Hij probeerde zijn vrouw terug te krijgen, maar zij wenste niet met hem te spreken. Of mocht zij niet met mem spreken? Zij zocht hem wel op, als oma het niet wist. De oudste zus zorgde ervoor dat de man de helft van zijn vermogen stortte op de rekening van de vrouw. "Als hij haar terug wilde, moest hij nu royaal zijn." Maar het hielp niet. Steeds duidelijker waren de kaarten geschud. De man haalde het kind geregeld op bij oma. Volgens de omgangsregeling. Totdat oma daar bezwaar tegen maakte. Het ophalen moest anders. Even later zette moeder (moeder?) de omgang stop. Nog wat later verzon moeder de mishandelingen. Dat had ze in de kliniek, in feite een blijf-van-mijn-lijf-huis, gehoord. Daarvan vertelde ze aan oma en de oudste zus. De man kan niet geloven dat zijn vrouw dat verzon. Hij is er nog steeds zeker van dat de twee vrouwen erachter zitten. Moeder rijdt wel eens langs zijn huis. Ik heb hem gevraagd wat hij zou doen, als de vrouw voor de deur staat en hem zegt terug te komen. "Dan is ze meteen welkom." Natuurlijk mag ze van oma niet aan een tafel met hem. Het was Oma die op weg naar de raad moeder deed terugkeren. Oma heeft haar levensvervulling in Paulus gevonden. De dochter zit vijf dagen op kantoor. Moeder heeft een nieuwe vriend. Een afhankelijke vrouw, gesteund door twee vrouwen en haar vriend. Daar kan geen man, geen wet, geen verdrag, geen rechter, geen hogere rechter tegen op. Let maar op.

(sheet 15:)
VERPLICHTE BEMIDDELING

In een zaak die ik kortgeleden voor een door de rechter verplichte bemiddeling kreeg, was drie jaar om omgang gevochten voor rechtbank en hof.

Vader en moeder hebben beiden het gezag over een jongen van veertien en een meisje van tien. Zij verblijven bij moeder. Er is drieën een half jaar geprocedeerd over de omgang met hun vader, twee keer de rechtbank, voor de tweede keer het Hof, dan beslist het Hof: bemiddeling en omgang, te regelen tijdens de bemiddeling.

De eerste keer komt de vrouw niet opdagen. De vrouw had ook bij de raad het onderzoek twee maanden opgehouden door niet te verschijnen. Ik voer een goed gesprek met haar advocaat, wijs hem erop dat ik als bemiddelaar in foro verslag aan de rechter moet uitbrengen. Er wordt een nieuwe afspraak gemaakt. Tijdens het heen en weer gebel naar de vrouw en beide advocaten vertelt de man dat de jongen hem geregeld opzoekt en hij hem ziet op het voetbalveld zonder dat zijn moeder het weet. Ik verzoek de man de rest in aanwezigheid van zijn vrouw te vertellen.

Met zijn drieën aan tafel zegt de man dat zijn vrouw het initiatief tot scheiden had genomen, omdat zij een advocaat had ingeschakeld, maar de vrouw zei dat hij het initiatief nam.
De man: “Onzin, die advocaat schreef mij dat jij wilde scheiden. Ik vond het verschrikkelijk.”
De vrouw: “Ik nam die advocaat, omdat ik hoorde dat jij een ander had.”
De bemiddelaar vraagt wat ieder nu wil.
De man vertelt van hun slechte huwelijk, dat hij op een zaterdagmiddag was vertrokken, nadat hij met de beide kinderen, toen 11 en 7 jaar, was gaan wandelen. Ze hadden gezegd: “Wat ben je stil?”
“Ik wil jullie wat zeggen.” Het lukte hem niet.
“Iets met mamma?” vroeg het meisje. En toen hadden de kinderen het zelf gezegd: “Ga je weg bij mama?” De kinderen zeiden wat hij niet durfde zeggen. Daarna was hij vertrokken, nog diezelfde middag.
De man snoot zijn neus.
De vrouw reageerde woedend op zijn verhaal. “Je was een week zo maar weg. En ik moest het van je advocaat horen.”
“Ik kon niet meer met je praten.”
“Maar wel de jongens beïnvloeden.”
“Ik wilde niet weggaan zonder de kinderen...
“Maar wel zonder mij! Je vrouw, weet je wel?”
Hij mompelt voor zich uit.
Bemiddelaar: “Wat zegt u?”
Zachtjes: “Ik wilde van haar af.”
“Vertelt u het aan mevrouw.”
Hij kijkt haar aan. Zij hem.
“Vergeef me dat ik het je niet eerder zei.”
“Wat?”
“Ik wil niet langer met je. Ik wil niet...¼”. Het adieu op zachte toon.
De vrouw huilt. Ik haal een glas water. De man kijkt naar haar, poetst neus en ogen, kijkt dan naar mij. Ik leg mijn vinger op mijn mond om hem te zeggen dat hij nu niets moet zeggen.
Na een korte onderbreking zitten we weer aan tafel. De vrouw wil zich verontschuldigen, ik onderbreek haar en zeg: “Iedere traan scheelt een kilo agressie.”
Ze lacht, bet haar ogen.
Ik vraag: “Wilt u ook van hem scheiden?”
“Nu wel.”
Ik introduceer het paraplugesprek en dus ook de omgang.
Ze denken terug aan de procedure, de strijd. “Het was een verschrikkelijke tijd”, vinden ze beiden.
Ik informeer hun over de normen, de wet.

(Sheet 16:)
HET PARAPLUGESPREK

Ze spreken het paraplugesprek af; beiden willen dat zo spoedig mogelijk. Ze zullen in elkaars aanwezigheid aan de kinderen zeggen dat ze goed contact met de ander moeten onderhouden. “Ik zal zeggen dat ze een goede moeder is”, verbetert de man. Man en vrouw ondertekenen een omgangsovereenkomst.
De bemiddeling heeft drie uur geduurd.
De vrouw belt mij na enkele dagen enthousiast op. Het paraplugesprek had plaatsgevonden. Haar man is veranderd, zegt ze. “Onherkenbaar. Een prima vader.”
De man belt een dag later, tevreden, en besluit: “Drie jaar procederen wat in drie uur kan. Een ton in het water gegooid.”
Ik breng schriftelijk verslag uit aan beide advocaten en besluit: “Een en ander is dus geheel volgens het EVRM en onze wetgeving geregeld.”

Na drie uur bemiddelen, eerst dus de scheidingsmeldingsoperatie en dan de omgang, was er een omgangsovereenkomst en werd door de ouders het "paraplugesprek met de kinderen" in volle overeenstemming gevoerd. (Voor het paraplugesprek zie: "Handboek Scheidingsbemiddeling" of "Gelukkig Getrouwd, Gelukkig gescheiden"**) In andere zaken met door de rechter opgelegde bemiddeling kwam de omgang ook meteen tot stand, maar waren meer bemiddelingszittingen nodig om de strijdbijl te begraven.

HOE VOORKOMEN WE PROCEDURES OVER KINDEREN NA ECHTSCHEIDING? ZIJN ZULKE PROCEDURES NOG NODIG? HEBBEN ZIJ ENIG NUT?

Advies aan wetgever, rechter en Orde van advocaten: barrières opwerpen tegen twee-advocaten-procedures in het algemeen en in het bijzonder over kinderen (zie stellingen 42 en 43 in genoemd Handboek*). Hierbij kan aangesloten worden aan de Beleidsbrief van de Staatssecretaris van Justitie in 1997 aan de Tweede Kamer, waarin zij schrijft dat scheidende mensen primair zelf verantwoordelijk zijn voor de rechtsgevolgen van hun scheiding. D.w.z. dat zij tot overeenkomsten dienaangaande moeten komen, desgewenst met een bemiddelaar. De aanbeveling van de Staatssecretaris leidt tot het primaat van de overeenkomst en, daarvan afgeleid, het primaat van de bemiddeling. Wat let de wetgever om geen eenzijdige verzoeken tot echtscheiding of aanverwante procedures toe te staan zonder daaraan voorafgaand gebleken serieuze pogingen om tot overeenkomsten te komen, al of niet met behulp van een bemiddelaar? Wat let de rechter om eenzijdige verzoeken en dagvaardingen naar de bemiddelaar te verwijzen?

Zeker in kinderzaken is verplichte bemiddeling noodzakelijk, want de juridische processen functioneren als exercitievelden van vechtende ouders die in strijd zijn met het belang en de ontwikkeling van het kind. Het is niet goed in een oorlog groot te worden. Het kind dient beschermd te worden tegen zulke respectvernietigende, tijdrovende, de kinderleeftijd en het kinderlijk tijdbesef verre overschijdende, geldverslindende en kindermishandelende procedures, waarvoor de overheid, in casu de wetgever, de wapens levert en waaraan de Nederlandse Orde van Advocaten geen grenzen stelt. (Ik bundel hier de bezwaren van de voorzitter van uw vereniging met die van mij. Het is een duivelslitanie die nog langer en pejoratiever kan worden gemaakt.) Alleen reeds de tijdsduur nodig om de rapporten van de raad voor de kinderbescherming te maken, is in strijd met het kinderlijk tijdsbesef en ontzet kinderlevens.

Als de rapporteur niet met beide ouders aan één tafel gaat zitten (het uitgangspunt trouwens van gezamenlijk gezag en samen ouder zijn), krijgen de ouders de kans in termen van verwijten over elkaar te praten, arrangeert zich in het rapport al gauw een soort schuld aan scheiden, uitmondend in de oude vraag uit het alles-of-niets-stelsel: "wie de beste of de slechtste ouder is". Door al die herhaalde scheidingsverwijten komen de scheidingsemoties in een vals en disfunctioneel perspectief te staan en gaan sommige rapporten meer op gesubsidiëerde roddel lijken dan op serieuze forensische rapportage Pro Justitia. Wat een onderzoek naar de psychologie van het scheidingsproces had moeten zijn, verwordt tot buurvrouwen-roddel. Zo'n onderzoek mist relevantie.

Het recht op privacy
Hier rijst ook een juridische vraag die ik aan uw onderzoek en praktijk aanbeveel: mag de overheid in een civielrechtelijke zaak van gezag en omgang het ouderlijk gezag zodanig onderzoeken met het oog op feitelijke uitschakeling van één ouder? Wat tijdens huwelijk niet mag, mag ook niet na scheiding, want datzelfde ouderlijk gezag loopt bij echtscheiding door. Is zo'n onderzoek in strijd met een ander mensenrecht, nl. het privacy-beginsel, neergelegd in art. 8 EVRM.

De onderzoeken van de raad in scheidingszaken naar de relaties stammen uit een tijd dat het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens niet bestond en de raad nog moest uitzoeken "wie de beste ouder was." Onder het Verdrag en de huidige wet worden beide ouders na scheiding even verantwoordelijk geacht als tijdens huwelijk, onafhankelijk van hun aard of karakter. Zowel vanuit justitie als vanuit de hulpverlening wordt thans, in het bijzonder in zaken van gezag en omgang, te weinig een beroep gedaan op de ouderlijke verantwoordelijkheid. "Hoe durft u, ouder, in plaats van uw kind te plaatsen onder de paraplu van uw gezamenlijke verantwoordelijkheid, een potje te gaan vechten in ruziënde procedures waar uw kinderen onder lijden?"

Onlangs is tegen Fora, een door de raad ingeschakeld rapportage-orgaan, een procedure aangevangen, omdat vader als narcist omschreven was. Klachtgever kreeg gelijk van het tuchtcollege, omdat de kwalificatie niet onderbouwd zou zijn. Daarenboven, lijkt me, rijst de vraag of zulke kwalificaties niet in strijd zijn met het recht op privacy van artikel 8 EVRM. Kinderen hebben recht op contact met hun ouders, ook als deze narcistisch, neurotisch, borderline of gestoord zouden zijn. Deze kwalificaties zijn dan ook in beginsel niet relevant in een rapport in foro. De kwaliteit van het ouderschap valt tijdens huwelijk en na scheiding onder het recht op privacy van het gezin en is in het kader van een privaatrechtelijke regeling in beginsel niet ter beoordeling van de overheid. Tenzij een kinderbeschermende maatregel nodig zou zijn, maar daarmee verlaten we het privaatrechtelijke domein van de echtscheiding. De overgang van kinderrecht naar kinderbeschermingsrecht dient niet lichtvaardig te worden genomen. Het gaat bij gezag en omgang immers om private rechten van kinderen en ouders op contact met elkaar, niet om kinderbeschermingsrecht. Rechten van kinderen en ouders, zoals neergelegd in het omgangs- en gezagrecht, behoren tot het privaatrecht; de verantwoordelijkheid van de ouders en de rechten van kinderen op hun ouders blijven onverlet. Juist vanwege de eigen rechten van kinderen zou in zaken van gezag en omgang veel meer gebruik gemaakt kunnen worden van (SHEET 17:) het instituut van de bijzonder curator, zodat het belang van het kind op de zitting rechtstreeks wordt vertegenwoordigd, bijvoorbeeld als de rechter de verblijfplaats moet bepalen.

In het kinderrecht blijven de eigen verantwoordelijkheid van ouders en kinderen onverminderd in stand. Kinderbeschermingsrecht heeft een publiekrechtelijk karakter. Via kinderbeschermingsmaatregelen als ondertoezichtstelling, voorlopige toevertrouwing, ontheffing en ontzetting neemt de overheid de verantwoordelijkheid van de ouders geheel of gedeeltelijk over. Ondertoezichtstelling is, gezien het onvermogen van de hulpverlening, meestal contra-geïndiceerd. Sinds op echtscheiding geen taboe meer rust, sinds de schuld aan scheiden geen reden meer is om iemand het gezag te onthouden (dat was ongeveer een eeuw geleden zo), sinds het alles-of-niets-stelsel van voogdij en toeziende voogdij is verdwenen, is echtscheiding geen signaal om kinderen te beschermen, tenzij bij kans op ouderverstoting of een andere vorm van bewezen kindermishandeling.

Bewezen kindermishandeling, want in de hitte van de scheidingsemotie wordt incest al gauw een rituele klacht. De klacht als wapen.**** In deze gevallen zal het verstandig zijn eerst de scheidingsmelding te controleren en te behandelen, omdat het non-adieu de onverwerkte scheidingen en de omgangsfrustratie veroorzaakt. Kortom, als de ouderrol bij een ouder ondergeschikt wordt aan de ex-partner-emoties, waardoor frustratie van contact door de verzorgende ouder het gevolg is, kan de rechter, zonder enig rapport, op de eerste zitting paradoxale toewijzing van de verblijfplaats uitspreken ten gunste van de ouder van wie loyale omgang te verwachten is. De Hoge Raad laat wijziging van de verblijfplaats als nevenvoorziening toe (H.R. 15 december 2000, Nederlandse Jurisprudentie nr. 123, 2001). Maar het is bij omgangsfrustratie door de verzorgende ouder meestal voldoende om de wijziging aan de orde stellen en de zaak ter controle aan te houden, meestal met bemiddeling. Bemiddeling zal met oog op de scheidingsmelding en het paraplugesprek doorgaans een weldaad zijn voor man, vrouw en kinderen en het wederzijds respect van de ouders kunnen herstellen.

(Het kan ook zijn dat de rechter, wat de verblijfplaats van het kind betreft, een belangenafweging wil maken en daarvoor een onderzoek wenst naar de feitelijke beschikbaarheid en de mogelijkheden van zorg. Dit is geen privacy-onderzoek naar psychische stoornissen van ouders, maar naar zorgfuncties van ouders. Zo'n onderzoek kan, voorzover het al niet op de zitting zelf plaatsvindt, binnen enkele weken plaatsvinden. (Zie het zorgmodel van Van Leuven.****)

Nu volgt een zaak die ik recent na aanhouding ter bemiddeling kreeg en die niet zo vlot liep als de hierboven geschetste. Man en vrouw hadden beiden het gezag over twee jongetjes. Man en vrouw hadden tweeëneenhalf jaar fel geprocedeerd. Moeder stond geen omgang toe. De raad steunde haar verbod teneinde de verzorgende moeder en de zaak tot 'rust' te brengen. De vrouw had een groter talent om met de autoriteit van de raad om te gaan dan de man. De raad vond "dat de man niet meewerkte". (Nogal wiedes, want hij kreeg zijn kinderen niet te zien.) De man diende een klacht in tegen de raad en won deze. De zaak werd aan een andere vestiging overgedragen. Deze rapporteur adviseerde wijziging van de verblijfplaats, aangezien moeder niet wenste mee te werken aan de omgang. De advocaat van de man vroeg tevens om bemiddeling. De rechter stond dat toe en hield de zaak aan.

Aan de bemiddelingstafel bleek dat er geen afscheidsgesprek was geweest. De vrouw was met de kinderen abrupt vertrokken. De man had haar en de kinderen wekenlang vergeefs gezocht. Kortom, een agressie-escalerend non-adieu. De procedures hadden de rest gedaan. Man en vrouw kijken elkaar aan de bemiddelingstafel het eerste half uur niet aan, terwijl zij over elkaars 'leugens'voor de rechter spraken. De man geeft paradoxale boodschappen af: 'Ik kan je vermoorden. Mijn kinderen! Twee maanden hield je ze van me weg!' En even later: 'Wil je met de kinderen weer bij me komen wonen?'
Ze schudt van nee.
Bemiddelaar: 'Weest u eens duidelijk, mevrouw.'
Ze praat moeilijk, klagend. 'Ik wil niet meer. Niet meer met jou.'
De man luistert. Ze kijkt hem aan, draait dan weer weg.
'Ik geloof het niet', zegt de man.
'Wilt u haar terug?' vraag ik hem.
Fel zegt hij: 'Nooit meer. Nu niet meer. Na al die leugens voor de rechter. Comedie van jou en je advocaat.'
Bemiddelaar: 'Hoort u, mevrouw, dat hij van u af wil?'
'Ik geloof hem niet', zegt de vrouw.

Het is voor de bemiddelaar duidelijk dat de scheidingsmelding volgende keer weer moet gebeuren. Wat ze melden refereert niet aan hun relatie, maar aan de rechtzittingen. Het non-adieu en de vervreemdende procedures hebben wonden geslagen, de wonden zijn gekorst, ze zijn niet meer gewend gewoon te zeggen wat ze vinden, het adieu zit verborgen, verstopt. Ze zijn gewend aan de machtsstrijd en nog niet aan de gezamenlijke voordelen van bemiddeling. Ze praten niet over hun relatie, maar over de pijn van het non-adieu en van de laatste twee jaren.

Ik stel de omgang aan de orde. Leg de normen uit, de wet en de beslissing van de rechter conform de wet. We maken een voorlopige regeling, een royale omgang, tot en met de volgende bemiddeling. De volgende bemiddeling worden omgang en overdracht geëvalueerd. De scheidingsmelding blijft nog lange tijd verstopt.

Het forensisch kader met daarin de dreiging van wijziging van de verblijfplaats bracht de vrouw aan de bemiddelingstafel en tot medewerking aan het gesprek. Maar de strijdhouding overheerste wederzijds aanvankelijk de bemiddeling. De bemiddeling ging hier op den duur ook werken als begeleiding en evaluatie van omgang en overdracht. Doel blijft natuurlijk een collegiale gezagssamenwerking, te beginnen met een goed paraplugesprek met de kinderen.

Voor mij opvallend was dat de informatie over de normen voor gezag en omgang voor de vrouw nieuw waren. Erger, ze zat op een normatief dwaalspoor (het oude karrepad van het alles-of-niets-stelsel) en dat sloot aan bij de emoties van de onverwerkte scheiding, het non-adieu. Zonder handhaving van de wettelijke normen staan bemiddeling, therapie en onderzoeken, maar vooral de kinderen, in de kou. Recht en psychologie, normen en emoties, zijn in deze zaken schering en inslag geweven, dienen in ieder geval schering en inslag geweven te zijn.

PARADOXALE TOEWIJZING
Ik kan waardering opbrengen voor degenen die geen harde sancties willen tegen frustratie van omgang, maar zo'n frustratie is wel in strijd met een welomschreven mensenrecht in wet en Verdrag en met de rechten en belangen van kinderen. Gefrustreerde omgang kan kinderen ook voor hun leven gehandicapt maken. In de eerste druk van mijn Handboek* zult u voor zulke gevallen aantreffen de paradoxale gezagstoewijzing: wie niet loyaal staat tegenover een royale omgang, wordt het gezag ontnomen ten gunste van de ouder die wel royale omgang toestaat. Hij of zij staat een goed functioneren van het gezamenlijk gezag in de weg en levert een onaanvaardbaar risico op als mede-gezagsdrager. Verlies van het ouderlijk gezag in zo'n geval is een uiterste middel. In de tweede druk laat ik daaraan voorafgaan de paradoxale toewijzing van de verblijfplaats. Dat heeft dezelfde gevolgen, maar juridisch blijft het gezamenlijk gezag bestaan.

Op een symposium over mediation vroeg een rechter hoe dat kon, als de omgangsloyale ouder niet voor het verblijf van het kind kon zorgen. Het antwoord is: juridisch gaat het niet om het feitelijk verblijven, maar om de vraag wie heeft "de macht over de verblijfplaats". Dit middel zal in de meeste gevallen voldoende ruimte bieden om de contacten tussen ouder en kind te herstellen, al of niet via daaraan gepaard gaande bemiddeling. Pas als dat niet voldoende zou zijn voor herstel van het contact, komt de eenhoofdige gezagstoewijzing aan de orde ten gunste van de ouder die loyale omgang bevordert. Maar zover zal het doorgaans niet komen, constateerde ik reeds in de praktijk.

Uiteraard zal de rechter tevens naar bemiddeling verwijzen om de scheidingsmeldingsinteractie te doen plaatsvinden, waardoor de verstopte scheidingsverwerking, die de procedure veroorzaakte, alsnog wordt gedéblokkeerd. Tegen verplichting van zo'n bemiddeling bestaat evenmin bezwaar als tegen verplichte inenting, een bezoek aan de tandarts of een noodzakelijke blinde darmoperatie. Gaat u bij pijn van uw kind vrijwillig naar de tandarts? Spinoza geeft het antwoord. Vrijheid is erkenning van de noodzaak.

Een vijfpuntige ster
Zo kan de advocaat in de vele gevallen waarin de omgang gefrustreerd wordt door een ouder, de rechter op goede gronden een vijfpuntige ster (SHEET 18) vragen, te weten: 1. onmiddellijke omgang 2. wijziging van verblijfplaats, cq. van gezag; 3. verplichte bemiddeling. 4. Een en ander met aanhouding van de zaak, zulks ter controle van de omgang, cq. de verblijfplaatswijziging. 5. de sterke arm.

De sterke arm
Wanneer gevreesd mag worden dat omgang of verblijfplaatswijziging, ondanks de rechterlijke uitspraak, gefrustreerd wordt, voegt men daaraan toe: desnoods met de sterke arm. In plaatsen waar de politie ontwend is gevolg te geven aan familierechterlijke beschikkingen kan de advocaat een en ander met de politie bespreken. We denken het recht teneinde toe. De sterke arm is het sluitstuk van de rechtstaat. Maar dat behoef ik juristen niet uit te leggen.

Peter Hoefnagels, emeritus hoogleraar familierecht en scheidingsbemiddelaar. Oud-lid van de Eerste Kamer.

Literatuur:
* G.P.Hoefnagels: "Handboek Scheidingsbemiddeling. Mediation als methode van recht en psychologie". Tweede druk. Tjeenk Willink, Deventer 2001.
* G.P.Hoefnagels: "Gelukkig Getrouwd Gelukkig Gescheiden. Bemiddeling en overeenkomst bij trouwen en scheiden." (publieksuitgave) 5e druk. L.J.Veen, Amsterdam 2001.
**In dezelfde geest: P. Vlaardingerbroek: Omgangsrecht. Een lezing over omgangsrecht en zijn juridische (on)mogelijkheden, aan de KUB te Tilburg op 14 maart 2000.
***Richard Gardner: The Parental Alienation Syndrome. A Guide for Mental health and Legal professionals. Second Edition, Creskill, New Yersey, U.S.A. 1998.
C, van Leuven. Het gezamenlijk Gezag na scheiding. EchtscheidingBulletin 1998. C.van Leuven: De klacht als wapen. EchtscheidingBulletin december 2001.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten