29676 Voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van enkele andere wetten in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap)
Nr. 32 Brief van de minister van Justitie
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2005
Tijdens de plenaire behandeling op 16 november jl. van het initiatiefwetsvoorstel Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap (29 676) heb ik aandacht gevraagd voor de vormvrije toegang tot de rechter zoals deze in de voorgestelde artikelen 253a (gezamenlijk gezag) en 377e (eenhoofdig gezag) in het wetsvoorstel zijn opgenomen. Ik heb u toegezegd in een brief nader op de problematiek in te gaan.
De heer Luchtenveld schrapt in zijn wetsvoorstel de mogelijkheid om een verzoekschrift in te dienen ingeval de ouders gezamenlijk het gezag over hun kinderen uitoefenen (artikel 377h vervalt). Op basis van de huidige wetgeving kunnen de ouders die gezamenlijk het gezag uitoefenen op grond van artikel 377h een verzoek indienen om bijvoorbeeld een zorgregeling (inzake de omgang) of een regeling inzake het verschaffen van informatie door de rechter te laten vaststellen. De heer Luchtenveld stelt in plaats van deze verzoekschriftprocedure, een procedure voor die aanvangt met het indienen van een schriftelijke aanvraag, terwijl procureurstelling niet is vereist, om eventuele geschillen tussen de ouders te beslechten. De nadruk ligt hierbij op het niet nakomen van afspraken in het ouderschapsplan of het niet nakomen van rechterlijke beslissingen. Het doel van deze procedure is om een snelle beslissing van de rechter te verkrijgen, omdat de procedures nu te lang duren. Om deze reden is in dezelfde artikelen opgenomen dat de rechtbank binnen drie weken een comparitie moet beleggen en zo snel mogelijk daarna een beslissing moet nemen. Tevens sluit hij hoger beroep uit (artikel IV, onderdeel C, 807 Rv), behoudens in het geval de rechter lijfsdwang oplegt. De rechtbank treedt eenmalig op als “scheidsrechter”. Er is slechts cassatie in het belang der wet mogelijk.
In de situaties waar de 253a- en 377e-procedure voor is bedoeld, kunnen de emoties van de ouders hoog oplopen. Ik ben van mening dat een advocaat in deze situaties een zeeffunctie kan vervullen en vaak in staat is om een minnelijke schikking treffen. De communicatie tussen de ouders is in deze situaties vaak verstoord. De advocaat kan deze communicatie in bepaalde situaties weer op gang helpen. Daarnaast zal er ook voor de ouder een drempel zijn om naar een advocaat te gaan waardoor onnodige rechtszaken worden voorkomen. Indien het niet lukt om tot afspraken te komen, zal de advocaat het geschil, voorzien van de relevante omstandigheden en feiten, aan de rechter voorleggen. Dit maakt bovendien een efficiënte rechtsgang mogelijk.
Doordat in het wetsvoorstel een zeef ontbreekt ben ik bang dat de rechtbanken veel (bagatel)zaken zullen krijgen. De Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten en de Vereniging van Familierecht Advocaten en Scheidingsbemiddelaars (VFAS) hebben hier ook reeds op gewezen. Nu er bovendien geen mogelijkheid is om zaken vanwege bagatel niet-ontvankelijk te verklaren (slechts verwijzing naar een bemiddelaar), zal veel kostbare tijd verloren gaan aan onnodige zittingen.
Met de heer Luchtenveld en mevrouw Kalsbeek ben ik van mening dat het wel zeer belangrijk is om de snelheid van de procedure te behouden. Om die reden vind ik het belangrijk dat de drie weken termijn zoals deze nu in het wetsvoorstel is opgenomen om een zaak te behandelen, wordt gehandhaafd. In een ambtelijk overleg heeft de Raad voor de Rechtspraak aangegeven dat deze termijn ook haalbaar is, mits de procedure wordt gewijzigd in een verzoekschriftprocedure met procureurstelling.
In bepaalde complexe zaken is het voor de rechter noodzakelijk om advies aan bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming te vragen. In deze zaken kan louter op basis van de processtukken en de informatie die ter terechtzitting wordt verkregen niet worden bepaald welke beslissing in het belang van het kind genomen zou moeten worden. Zoals mevrouw Kalsbeek in het plenaire debat heeft aangegeven, is het vragen van een dergelijk advies soms de reden van een lange procedure. Voor de 253a- en 377e-procedure zouden terzake lokaal afspraken gemaakt kunnen worden waarbij de nadruk ligt op een snelle procedure. Daarbij is het van belang dat ter zitting, indien een onderzoek noodzakelijk is, afspraken worden gemaakt over de aard en omvang van het onderzoek in relatie tot de beschikbare tijd.
Tot slot vraag ik aandacht voor het uitsluiten van het hoger beroep. In hoger beroep wordt de ruimte geschapen om een fout die in eerste aanleg is gemaakt, recht te zetten. Nu het gaat om beslissingen die diep ingrijpen in het familie- en gezinsleven acht ik het belangrijk dat de mogelijkheid van hoger beroep wordt open gehouden.
Al met al adviseer ik de Tweede Kamer om de voorgestelde 253a- en 377e-procedure te wijzigen in een snelle verzoekschriftprocedure met procureurstelling, waarbij de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep wordt open gehouden.
De minister van Justitie,
J.P.H. Donner
Geen opmerkingen:
Een reactie posten