vrijdag, juni 23, 2006

78. BRIEF MET DRINGENDE OPROEP VAN LUCHTENVELD AAN DE DOVEMANSOREN VAN DE EERSTE KAMER

Eerste Kamer der Staten-Generaal; Vergaderjaar 2005-2006

29676: Voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap)


G BRIEF VAN DE HEER LUCHTENVELD

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2006


Tijdens de tweede termijn van de plenaire behandeling in Uw Kamer van het initiatiefwetsvoorstel Beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en voortgezet ouderschap (29 676) op dinsdag 13 juni jl. is afgesproken dat ik ter aanvulling van mijn tweede termijn als indiener nader schriftelijk zou reageren.

In deze nadere schriftelijke reactie wil ik nog op een aantal aspecten de aandacht vestigen en afsluiten met een dringende oproep aan de leden van Uw Kamer.

Belang van het kind
Zoals ik bij de aanvang van mijn tweede termijn reeds duidelijk heb gemaakt, heb ik mij bijzonder gestoord aan de opmerking van de minister van Justitie dat een verschil tussen het initiatiefwetsvoorstel dat ik in Uw Kamer verdedig en het wetsvoorstel 30 145, dat door de regering aanhangig is gemaakt bij de Tweede Kamer, zou zijn dat het initiatiefwetsvoorstel meer is gericht op de belangen van de ouders en het wetsvoorstel van de regering meer op de belangen van het kind. Het initiatiefwetsvoorstel benadrukt onder meer in de formulering van de artikelen 247, derde lid (nieuw) , 251, derde en vierde lid (nieuw) en artikel 251a juist het belang van het kind.

Recht van initiatief
Meer in het algemeen meen ik dat het in de Grondwet verankerde recht van initiatief, wordt bemoeilijkt als een concurrerend wetsvoorstel nadien wordt ingediend door de regering en de minister de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel aangrijpt voor de verdediging van het regeringsvoorstel. In tweede termijn ging de minister zelfs zover het aan de Eerste Kamer in het vooruitzicht stellen van aanpassing van dat nog bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel. Het tot twee keer toe met de minister gevoerde overleg over de samenloop van de procedures was er nu juist op gericht tot een zorgvuldig wetgevingsproduct te komen, waarbij het initiatiefwetsvoorstel na wijziging door mij als indiener en amendering door de Tweede Kamer de voorrang zou krijgen. Uit de indiening van de derde nota van wijziging bij wetsvoorstel 28 867 leidde ik, zoals ik al in de Memorie van Antwoord meldde, af dat de minister de logische consequentie uit het aanvaarden van het initiatiefwetsvoorstel door de Tweede Kamer had getrokken. De opstelling van de minister lag dinsdag 13 juni jl. duidelijk niet in die lijn.
Ik laat het voor dit moment bij die constatering.

Rol Raad voor de Kinderbescherming
Ik heb er behoefte aan het beeld dat kennelijk is blijven bestaan over mijn visie op de Raad voor de Kinderbescherming te nuanceren. In het initiatiefwetsvoorstel is niet voorgesteld dat de Raad voor de Kinderbescherming niet meer om advies zou kunnen worden gevraagd. Wel meen ik dat in de bijzondere procedures die in het initiatiefwetsvoorstel zijn voorgesteld in 253a en 377e, advisering door de Raad meestel niet nodig zal zijn vanwege het voorgestane karakter van die mondelinge behandelingen.


Toepassing artikel 812 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Sinds het opnemen van de hoofdregel dat na echtscheiding ouders het gezamenlijk gezag behouden is de tekst van artikel 812 Rv. van toepassing op de uitvoering van rechterlijke uitspraken over de uitoefening van het gezag. Dit zou betekenen dat rechtstreeks de politie kan worden ingeschakeld door beide ouders. Dit is niet de praktijk. Wel komt het strafrecht de verzorgende ouder vaak ter hulp. Zie Hoge Raad 15-02-2005 LJN: AR8250. De niet-verzorgende ouder trekt vaak aan het kortste eind, aldus ook Mr. M.J.C. Koens, vice-president van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in FJR 2006, 49 pag. 128, rechter kolom.

In het initiatiefwetsvoorstel is ter verbetering en verduidelijking van de huidige situatie daarom opgenomen, dat de uitvoering met de sterke arm door de rechter bij beschikkingen als bepaald in de artikelen 253a, vijfde lid, Burgerlijk Wetboek en 377 e, vijfde lid, Burgerlijk Wetboek door de rechter kan worden bepaald.

Bijzondere procedures artikel 253a (nieuw) en 377e (nieuw)
Ik vestig andermaal de aandacht op het recentelijk uitgebrachte advies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (Toegang tot recht, p. 74, waarin juist op de noodzaak van een informele geschilbeslechting is gewezen. De bedoeling is dat de rechter, behoudens ingeval op voorhand wordt geoordeeld dat doorverwijzing naar een mediator in casu meer passend is, bij de mondelinge behandeling op basis van de schriftelijke aanvraag en het ouderschapsplan, indringende vragen stelt aan beide ouders, zich daarbij een beeld vormt van de omstandigheden en vervolgens de ouders een richting meegeeft die kan variëren van het bevestigen van het ouderschapsplan tot het aanpassen daarvan aan nieuwe omstandigheden.

Tijdelijk opschorten van de taakverdeling en gemaakte afspraken in het ouderschapsplan is ook wel degelijk mogelijk binnen het kader van de desbetreffende procedures. Een uitspaak als is gedaan door de Hoge Raad op 18 november 2005, NJ 2005, 574 (en onlangs herhaald, Hoge Raad 31 maart 2006) zou ook kunnen worden gedaan op basis van informatie die is verkregen tijdens de mondelinge behandeling op grond van artikel 253a BW .

Hoger beroep
Het niet openstaan van hoger beroep tegen de beslissingen van de rechter op basis van artikel 253a en 377 e is in Uw Kamer op veel kritiek gestuit. De verwijzing naar het eveneens ontbreken van hoger beroep bij voorlopige voorzieningen en buiten het familierecht naar beslissingen van de kantonrechter over ontbinding van arbeidszaken hebben Uw Kamer vooralsnog niet kunnen overtuigen. Overigens wordt hier, zo constateer ik, ontlasting van de rechter niet als zwaarwegend argument bij de beoordeling van dit onderdeel van het initiatiefwetsvoorstel meegewogen.

Urgentie nieuwe wetgeving echtscheiding
In hoofdzaak heb ik mij laten leiden door de belangen van het kind, die naar mijn mening nopen tot hoge urgentie bij het tot stand komen van nieuwe wetgeving die kinderen recht geeft op contact met en verzorging en opvoeding door beide ouders, behoudens in bijzondere gevallen.

Internationale ontwikkelingen
In vergelijking met wetgeving in België en Duitsland is het voorliggende initiatiefwetsvoorstel echt een klein stapje in de richting van het op meer gelijkwaardige wijze uitoefenen van de ouderschapstaken.

Verwerpen of aanhouden
Een aantal grote fracties heeft in de tweede termijn van de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel aangegeven (alsnog) het initiatiefwetsvoorstel niet te gaan steunen. Sommige leden van Uw Kamer gaven daarbij expliciet aan dat het initiatiefwetsvoorstel niet reparabel wordt geacht.

Die conclusie wordt niet gedragen door verschillende kritische bijdragen uit de wetenschappelijke wereld, waarin werd aangegeven dat het initiatiefwetsvoorstel nog enigszins zou moeten worden gewijzigd of aangevuld voordat het zou kunnen worden aanvaard.

Ik ben mij bewust van de politieke stand van zaken in Uw Kamer, zoals die zich in tweede termijn aftekende. Niettemin wil ik bij de leden van Uw Kamer op heroverweging van met name de constatering dat reparatie van het initiatiefwetsvoorstel niet mogelijk is. Er zijn natuurlijk verschillende praktische mogelijkheden voor het alsnog via de Tweede Kamer bij Uw Kamer langszij brengen van een aanvullend klein wetsvoorstel dat met het voorliggende initiatiefwetsvoorstel zou kunnen worden samengevoegd. Daarbij zou een ander lid van die Kamer een novelle kunnen indienen, waarbij ik desgewenst als “deskundige” zou kunnen worden betrokken. Ook met de regering zou kunnen worden afgesproken een aantal wijzigingsbepalingen bij de Tweede Kamer in te dienen.
Uiteraard zou dit geen zin hebben indien Uw Kamer uitsluitend alsnog instemming op termijn van het initiatiefwetsvoorstel zou willen overwegen als met de novelle of een wetsvoorstel van de regering het hart uit het wetsvoorstel moet worden gesneden.

Maar indien het bijvoorbeeld zou gaan om het alsnog openstellen van hoger beroep van beslissingen op basis van de voorgestelde artikelen 253a en 377e en/of het formuleren van nadere procesregels, zou het zeer betreurenswaardig zijn als dinsdag 20 juni aanstaande het initiatiefwetsvoorstel zou worden verworpen.

Mijn grote zorg is dat bij verwerping van het intiatiefwetsvoorstel uiteindelijk de kinderen die een van beide ouders na echtscheiding niet meer zien de dupe zullen blijven, terwijl al jaren over oplossingen van deze schrijnende problematiek wordt gediscussieerd.

Daarnaast zou, indien Uw Kamer het wetsvoorstel van de regering 30 145 in vrijwel ongewijzigde vorm zou aanvaarden, de flitsscheiding onmogelijk worden gemaakt zonder dat daarvoor een administratieve scheiding zonder rechter in de plaats wordt gesteld. Dat betekent een grote stap achterwaarts op echtscheidingsterrein. De Commissie De Ruijter stelde al in 1996 in haar rapport “Anders scheiden” voor om een scheiding zonder rechterlijke tussenkomst in Nederland mogelijk te maken. En gezien het grote aantal flitsscheidingen, ruim 5.000 per jaar, voorziet deze mogelijkheid duidelijk in een behoefte.

Dringende oproep
Ik doe daarom als indiener van het initiatiefwetsvoorstel een dringend beroep op Uw Kamer om het wetsvoorstel 29 676 niet te verwerpen en bij onvoldoende draagvlak in Uw Kamer het wetsvoorstel niet in stemming te brengen, maar de stemming aan te houden in afwachting van een te verschijnen novelle of aanvullend wetsvoorstel.


Mr R. Luchtenveld

Geen opmerkingen:

Een reactie posten