Britse psychiater en schrijver Theodore Dalrymple houdt Westen onverbiddelijke spiegel voor
Titel: ”Beschaving of wat ervan over is”
Auteur: Theodore Dalrymple; Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2005
ISBN 90 4680 004 0
Pagina’s: 352
Prijs: € 24,95.
Reformatorisch Dagblad - Internet Editie; K. van der Zwaag; Geplaatst: 22-03-2006 | 09:47
Egoïsme, normloosheid, het uiteenvallen van gezinnen, seksuele losbandigheid, geweld. De Britse psychiater en schrijver Theodore Dalrymple houdt het Westen, in het bijzonder Engeland, een onthutsende spiegel voor. Voor het verlies aan hogere cultuur en beschaving houdt hij niet alleen de onderklasse verantwoordelijk, maar evenzeer de Britse intellectuele elite. Ze koketteerden met de teloorgang van de moraal en goede smaak, onder het mom van ”alles moet kunnen”.
Dalrymple werkte als arts in een gevangenis en in een ziekenhuis van een Engelse sloppenwijk. Wat hij daar dagelijks waarnam aan geestelijke armoede was schrijnender dan de ergste fysieke armoede die hij in Afrika en Azië als arts van dichtbij had gezien. „Ik werkte in een ziekenhuis waar 1200 zelfmoordpogingen per jaar werden gedaan.” Gedurende dertien jaar was hij ook columnist voor de Londense Spectator en schreef hij voor het Amerikaanse City Journal.
Dalrymple (pseudoniem van Anthony Daniels) heeft zich al eerder intensief beziggehouden met de uitzichtloze situatie van de maatschappelijke onderklasse. In het boek ”Leven aan de onderkant. Het systeem dat de onderklasse in stand houdt” (2004) levert hij kritiek op gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef in deze kringen. Want deskundigen menen dat misdaad en wangedrag voortvloeien uit de sociale omstandigheden waarin de dader leeft. Als iemand zijn inkomen besteedt aan drank of drugs, spreek er dan geen kwaad van, want hij is het product van sociale omstandigheden. Je mag zeker niet over hem oordelen. Door de onderklasse te wijzen op de eigen verantwoordelijkheid, kan die groep volgens Dalrymple weer uitzicht krijgen op verbetering van het leven. Zij moet worden afgebracht van het idee van slachtofferschap.
Teloorgang gezin
Het nieuwe boek borduurt verder op dit spoor. Dalrymple levert een fundamentele cultuurkritiek, met name op het punt van de seksuele losbandigheid, de teloorgang van het gezin, de criminaliteit, het volstrekte egoïsme. Volgens Dalrymple ontbreekt het de mensen die in de onderklasse leven niet aan materiële welvaart. Ze hebben genoeg geld om te eten en te drinken, maar zij haten een geregeld burgerlijk leven.
Hun levens zijn leeg en doelloos, zij leven voor de kick van het moment: spanning, seksueel geweld, drank- en drugsgebruik. Vooral funest is het ontbreken van stabiele gezinnen: de meeste kinderen worden geboren in gezinnen waarin het woord ”vader” geen betekenis meer heeft, behalve dan in strikt biologische zin. Veertig procent van de kinderen in Groot-Britannië wordt buiten het huwelijk geboren. Echtscheiding is eerder norm dan uitzondering.
Dalrymple constateert dat meer dan de helft van de Engelse huizen geen eettafel meer heeft. Schokkend citaat: „Ik vroeg de jongeman of zijn moeder ooit voor hem gekookt had. ”Niet sinds mijn stiefvader verscheen. Zij kookte voor hem, weet je, maar niet voor ons kinderen.” Ik vroeg hem wat zij -hij en zijn broertjes en zusjes- gegeten hadden en hoe ze het gegeten hadden. ”We aten gewoon wat er was,” zei hij. ”We gingen naar iets op zoek als we honger hadden.” ”En wat was er dan?” ”Brood, cornflakes, chocola, dat soort dingen.” ”Dus je zat nooit aan tafel om samen te eten?” ”Nee.” Hij vertelde me zelfs dat hij de laatste vijftien jaar nooit met anderen aan tafel had gegeten. Eten was voor hem een noodzakelijk kwaad, iets wat je bijna stiekem deed, waar geen plezier in zat en zeker geen sociaal gebeuren was. De straat was zijn voornaamste eetkamer en ook zijn vuilnisemmer: wat voedsel betrof was hij eerder een jager-verzamelaar dan iemand die in een hoogontwikkelde samenleving leefde.”
Dalrymple ziet een nauw verband tussen vitaminegebrek en asociaal gedrag en hij verwijst naar een experiment in de gevangenis van Birmingham waar hij werkte. Ondervoede gevangenen die geregeld vitaminen kregen, gedroegen zich socialer en minder gewelddadig.
De Britse schrijver legt de schuld van de teloorgang van moraal en beschaving bij het gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef in de verzorgingsstaat. Veertig procent van de Britten is afhankelijk van overheidssubsidies. De staat is een vader voor het kind. „Er is een onzalig verbond ontstaan tussen degenen ter linkerzijde die menen dat de mens wel rechten, maar geen plichten heeft, en liberalen van rechts die menen dat keuzevrijheid van de consument het antwoord is op alle sociale vraagstukken.”
Liefdadigheid waarop men recht meent te hebben, haalt het motief voor menselijke solidariteit en plichtsgevoel onderuit.
Ook hogere cultuur
In 25 artikelen kritiseert Dalrymple niet alleen de lagere maar ook de hogere cultuur. Intellectuelen als de schrijfster Virginia Woolf (1882-1941) ondermijnden volgens hem de traditionele waarden van gezin en burgerlijkheid en de klassieke deugden van de westerse cultuur. Woolf legt hij de volgende uitspraak in de mond: „De beschaving mag ten onder gaan als mijn ego maar bevredigd wordt!” In haar drang tot literaire vernieuwingen haatte Woolf alleen maar alles wat zich vóór haar tijd had afgespeeld, aldus Dalrymple.
Schrijvers als D. H. Lawrence en Marilyn Manson verheerlijkten de seksuele drang van de mens boven alle normen en waarden. Schokkend is Lawrences boek, getiteld ”Lady Chatterley’s Lover”. Dalrymple geeft een beschrijving van de inhoud. Seksuele obsceniteit is tot norm verheven en openlijk wordt de draak gestoken met kuisheid. Het boek werd razend populair onder Britten. Een kwart van alle huishoudens kreeg het in bezit. „De geest was helemaal uit de fles, het aanbod had een vraag gecreëerd, en al etende kreeg men trek.”
Dalrymple beschrijft ook de shockerende expositie ”Sensation” die in de Royal Academy in Londen werd gehouden. Daarin was een levensgroot portret van de kindermoordenares Myra Hindley te zien. Het protest van demonstrerende moeders buiten het museum mocht niet baten. „De tentoonstelling belichaamde ten volle het meest wezenlijke kenmerk van de moderne Britse beschaving: extreme vulgariteit.”
Dalrymple is vooral fel naar de intellectuelen en de media die alles maar goedkeuren en een knieval doen voor de slechte smaak. Ze hebben voortdurend de neiging om steeds maar te provoceren, taboes te doorbreken en af te geven op zogenaamde kleinburgerlijke deugden. Dalrymple zegt dat de verloedering nergens zo ver is voortgeschreden als in Engeland: „Een natie die nog niet zo lang geleden bekendstond om haar beheerste manieren, is nu berucht vanwege haar grove smaak en de asociale activiteiten om haar lusten te bevredigen. De massale dronkenschap die in de weekenden in de centra van de Britse steden te zien is, gaat hand in hand met de schrikbarend ruwe, gewelddadige en oppervlakkige betrekkingen tussen de beide seksen.”
Kwaad in de mens
Dalrymple is geen christen, maar hij weet van het kwaad in de mens. Hij komt dicht bij het christelijke zondebesef: „Er moet wel iets mis zijn met het hart van de mensen dat zij zich op zo’n ontaarde manier gedragen - de erfenis van de erfzonde om een beeldspraak te gebruiken.” Hij leert van Shakespeare, Toergenjev en Stefan Zweig dat de mens niet van nature geneigd is tot het goede.
Vooral Shakespeare is voor Dalrymple een gids voor het kennen van de driften en slechte begeerten in de mens. Deze belangrijke Engelse schrijver zou de huidige seksuele vrijheid hebben verafschuwd. „Shakespeare is geen aanhanger van de edele wilde die louter instinctmatig leeft: het wilde in de mens vreest en verafschuwt hij eerder.” Het kwaad zit in elk mensenhart, zo leert Dalrymple van Shakespeare, waarbij beschaving nodig is om driften te beteugelen en in vrijheid te leven. Waarden als gezin, moraal en verantwoordelijkheid zijn onmisbaar om de leegte en innerlijke uitholling tegen te gaan.
Onder beschaving verstaat Dalrymple „de som van alle activiteiten waardoor mensen hun louter biologische bestaan kunnen overstijgen en reiken naar een rijker geestelijk, esthetisch, materieel en spiritueel leven.” En: „Een eerste vereiste voor beschaving is dat mensen bereid zijn hun laagste instincten en begeerten te onderdrukken: als ze daar niet in slagen, dan worden ze, vanwege hun intelligentie, veel erger dan dieren.”
Met een parafrasering op de Britse filosoof Edmund Burke zegt Dalrymple dat de beschaafde mensen de laatste tientallen jaren niet alleen de barbaren hebben laten begaan, maar ermee zijn gaan heulen. „Zij hebben het primaat ontkend van grootse culturele prestaties van de mens boven het meest kortstondige en vulgaire vermaak.” En: „Geluk en een goed leven worden voorgesteld als een soort verlengde sensuele extase en niets anders.”
Ondeelbaar gezag
Het boek bevat onder meer het artikel ”De ineenstorting van de islam”, door The New York Times tot het beste krantenartikel uit 2004 uitgeroepen. Daarin beschrijft Dalrymple onthutsende verhalen over uitgehuwelijkte of uitgestoten moslimmeisjes, die voorwerp van eerwraak werden. Het probleem van de islam is volgens hem dat er een ondeelbaar gezag is, zonder onderscheid tussen wereldlijk en religieus gezag. De islam bleef daardoor hopeloos achter in de moderne tijd.
Toch gelooft Dalrymple in de ineenstorting van de islam. De Britse gevangenissen puilen uit van de jonge moslimmannen, maar ze zijn volledig geseculariseerd. Als ze zich bekeren tot de radicale islam, is dat puur uit haat tegen de westerse maatschappij. De fundamentalistische islam zal nog wel een tijdje gevaarlijk zijn, maar zal verdwijnen, is Dalrymples overtuiging. „De fanatici en bommenleggers vertegenwoordigen geen heropleving van de niet-hervormde, fundamentalistische islam, maar de doodsreutel.”
Dalrymples boek prikkelt tot nadenken over onze cultuur, die steeds verder wegzinkt in normloosheid, afkeer van beschaving en moreel besef. Het feit dat Dalrymple geen christen is, doet niets af van de waarde van de diagnose die hij stelt. Hoe je het wendt of keert: we zitten nu met de gevolgen van de bevrijdingsideologie van de jaren zestig en zeventig. „Geen enkele beschaving die publiek gesanctioneerde genotzucht tot hoogste goed maakt, kan lang in stand blijven”, stelt Dalrymple terecht.
Erg populair is hij met zijn werken in Engeland niet geworden. Van hem geldt: een profeet wordt in zijn vaderland niet geëerd. Terwijl Engelse uitgevers weigerden zijn boek over het leven van de onderklasse uit te geven is het in Amerika en ook in Nederland een succes. ”Leven aan de onderkant” beleeft hier inmiddels zijn derde druk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten