YouTube - EersteKamer -
Gepubliceerd op 18 juni 2013
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op dinsdag 18 juni 2013 van 9.00 tot 11.00 uur een deskundigenbijeenkomst gehouden om zich te informeren over het wetsvoorstel Juridisch
ouderschap vrouwelijke partner van moeder. Dit wetsvoorstel is op 30 oktober 2012 aangenomen door de Tweede Kamer.
Tijdens de deskundigenbijeenkomst zal met name worden ingegaan op het afstammingsrecht, de rechten van het kind en adoptieprocedures. Het eerste deel van de bijeenkomst bestaat uit inleidingen van diverse deskundigen. Hierna is er ruimte gereserveerd voor debat. De uitgenodigde deskundigen zijn Dorien Pessers, Paul Vlaardingerbroek, Machteld Vonk en Wilma Eusman.
De uitgenodigde deskundigen waren Dorien Pessers, Paul Vlaardingerbroek, Machteld Vonk en Wilma Eusman.
Enkele kenmerkende quotes uit dit deskundigendebat met de Eerste Kamerleden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie zijn:
Prof. Dorien Pessers:
"Het afstammingsrecht is een (zelf)bouwpakket geworden. Waar vroeger het afstammingsrecht een zaak van openbare orde was en statusposities toekende aan het kind, zijn we nu overgegaan op voorwaardelijke casusposities voor het kind met eindeloze casuïstiek waar geen coherentie en consistentie meer in zit en waarin stambomen door de moeder kunnen worden opgericht en weer omgezaagd." .... "Mag je dit kinderen aan doen, dat het kind in het oerwoud van familierechtelijke betrekkingen terecht komt?'Eerste Kamerlid mv. mr. Nanneke Quik-Schuit:
"Ik vind het tamelijk bout om te zeggen 'het is geen slechte wetgeving op zich', want die vader die wordt toch helemaal onder de tafel geveegd en dat zit mij toch behoorlijk dwars moet ik eerlijk zeggen !" .... "Dat hele familierecht rammelt aan alle kanten. Zou er niet weer eens een staatscommissie moeten komen voor het familierecht?"Prof. Paul Vlaardingerbroek:
"Ja, maar die vader is eigenlijk feitelijk al onder de tafel geveegd. En dat is in een heleboel andere situaties natuurlijk ook zo." .... "Wat de wetgever de laatste 15 jaar aan het doen is geweest is 'salami-tactiek: iedere keer een klein partje van de wetgeving. We zouden weer eens heel fundamenteel moeten nadenken 'hoe moet Boek 1 BW er nou voor de toekomst uit zien', want de samenhang dreigt sterk verloren te gaan. Ik denk dat het heel goed is als een commissie à la Wiarda, en dat is al weer heel lang geleden, eens heel fundamenteel zouden laten nadenken over de vraag: 'Hoe zien familieverhoudingen er anno 2020 uit en waar moet de wetgeving aan voldoen om te voldoen aan 'family life?"
VOLLEDIG VERSLAG DESKUNDIGENBIJEENKOMST VAN 18 JUNI 2013
Eerste Kamer, vergaderjaar 2012–2013, kst-33032-D - ISSN
0921 – 7371 - ’s-Gravenhage, 18 juni
2013
33 032 Wijziging
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap
van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie
D VERSLAG VAN DE DESKUNDIGENBIJEENKOMST VAN 18
JUNI 2013
Vastgesteld 26
juni 2013
Aanvang 9.00
uur.
Aanwezig namens de
Eerste Kamer: de leden Beuving, De Boer, Duthler, Franken, Quik-Schuijt,
Scholten, Witteveen, Slagter-Roukema, Reynaers en Lokin-Sassen.
Deskundigen:
mevrouw Dorien Pessers, mevrouw Machteld Vonk, mevrouw Wilma Eusman en de heer
Paul Vlaardingerbroek.
Voorzitter:
Broekers-Knol
Griffier: Van
Dooren
De voorzitter:
Welkom bij deze informatiebijeenkomst van de vaste commissie voor Veiligheid en
Justitie van de Eerste Kamer. Ik heet onze gasten van vandaag in het bijzonder welkom.
Zij zijn bereid om hun deskundigheid met ons te delen in verband met het
wetsvoorstel «meemoeder» zoals wij het in gewone taal noemen. De commissie
heeft het wetsvoorstel in behandeling en er zijn veel vragen over gerezen. Om die
reden willen wij graag van u nadere informatie krijgen opdat wij ons een goed
oordeel kunnen vormen over het wetsvoorstel. Een heel belangrijk punt is het
afstammingsrecht dat met dit wetsvoorstel doorbroken zou worden.
Het is vandaag een bijzondere dag. Onze Voorzitter heeft
te kennen gegeven dat hij terugtreedt als gevolg van publicaties in de
Volkskrant. Dat betreuren wij allen zeer. Dit heeft mede tot gevolg dat wij ons
heel strak aan het tijdschema moeten houden. Bovendien begint het plenaire debat
van de Eerste Kamer al om 11.15 uur in deze zaal. Het komt iedereen heel goed
uit als wij deze bijeenkomst iets voor elven kunnen afronden.
De genodigden hebben elk 15 minuten voor hun verhaal. Een
woordvoerder van de commissie zal daarna kort een nadere toelichting vragen. De
discussie doen wij in het tweede uur van deze bijeenkomst.
Mevrouw Pessers:
Dank voor uw uitnodiging. Ik ben geen specialist in het familierecht. Ik houd
mij bezig met rechtstheorie. In eerste instantie heb ik dan ook vanuit de
rechtstheorie naar dit wetsvoorstel gekeken. Daarbinnen heb ik gekozen voor de
antropologische invalshoek omdat het hier gaat over fundamentele menselijke
verhoudingen en ervaringen. Binnen de antropologie en met name in de Franse
antropologie wordt het verwantschapssysteem – gereguleerd in het
afstammingsrecht – als een buitengewoon intelligente menselijke institutie
gezien. Binnen het afstammingsrecht worden namelijk drie fundamentele biologische
wetten gesymboliseerd waaraan geen mens kan ontsnappen. De eerste wet is die van
het sekseverschil. Je wordt geboren als een jongen of een meisje, de
primordiale identiteit. De tweede is dat je wordt geboren als zoon of dochter,
het generatieverschil. De derde biologische wet waar niemand aan kan
ontsnappen, is de onvermijdelijkheid van de dood. Deze tegenstellingen – onze
oerconditie – gaan aan elke samenleving vooraf. Ze zijn primordiaal. Deze
tegenstellingen moeten verzoend worden omdat zij in beginsel conflictueus zijn.
Dat is niet moeilijk om je voor te stellen. We spreken gemakshalve over de
oorlog tussen de seksen en tussen de generaties. Dat is misschien wat ongelukkig
uitgedrukt, maar gezien de omvang van het seksueel geweld en de omvang van de
prostitutie zijn de seksen in die zin nog lang niet verzoend. Het agressieve
seksuele driftleven is nog steeds aanwezig, ook nog in onze eeuw. Dan de verhoudingen
tussen de generaties. Uit de cijfers over seksueel misbruik van kinderen,
kinderarbeid, kinderslaven en kindsoldaten blijkt nog steeds dat het
generatieverschil conflictueus is. Kennelijk zijn de generaties niet in staat,
de zorg te betrachten voor de jongeren. Ook de onvermijdelijkheid van de dood
moet verzoend worden, moet acceptabel gemaakt worden. Dat gaat via
genealogische lijnen.
Wat zeggen nu de antropologen over het
afstammingssysteem? Dat systeem verzoent de primordiale tegenstellingen, want
anders kan er nooit een vreedzame samenleving tot ontwikkeling komen. Dat gebeurt
via twee assen. Eerst wordt er een horizontale as van een man en een vrouw
gesmeed via de paarvorming. De twee verschillende seksen worden samengebracht.
Daarmee worden ook twee families samengebracht. Dat is de horizontale
verwantschap, ook een vorm van sociale integratie. Man en vrouw worden dus tot
een paar gesmeed dat de agressie van het seksuele driftleven behoort te
overwinnen. In de christelijke cultuur behoren zij zelfs lief te hebben.
Juridisch gezien, komen zij tot verantwoordelijkheid voor elkaar: artikel 81,
Boek 1, BW. In alle culturen en door de eeuwen heen worden mannen en vrouwen
via verschillende rituelen tot een paar gesmeed. Wíj hebben daar het huwelijk
voor.kinderen. Daardoor wordt het kind ingebed in een genealogisch systeem. Heel
belangrijk voor de identiteit van het kind is dat het daarin een onvoorwaardelijke
plaats krijgt aangewezen. Het is onvoorwaardelijk het kind van, de broer of zus
van en het kleinkind van. De ouders maken het kind en worden dan meteen
uitgerust met verantwoordelijkheid om het generatieverschil te verzachten. De
antropologen herhalen steeds weer: in een verwantschapssysteem en in een beschaafde
samenleving gaat het er elke generatie opnieuw om dat wij van onze genitores,
de loutere verwekkers, de loutere driftwezens, parentes, ouders maken,
uitgerust met verantwoordelijkheidsgevoel. Wij zijn daar tot op grote hoogte in
geslaagd en dat vinden antropologen een indrukwekkende beschavings-operatie die
overigens elke generatie opnieuw herhaald moet worden. Dankzij dit systeem
wordt een kind ab ovo of vanaf de geboorte ingevoegd in het
verwantschapssysteem van de vader en de moeder. Het grote voordeel daarvan is
dat het kind niet als een vreemdeling zonder papieren ter wereld komt. Het kind
wordt vanaf de geboorte meteen ingevoegd waardoor er familierechtelijke betrekkingen
zijn. Het kind weet dat het daardoor wordt beschermd. Dat is belangrijk voor de
zekerheid van het kind.
Het allerbelangrijkste is echter het volgende. Volgens
mij is dit in de rechtsgeschiedenis van de vorige eeuw tot nu toe tot
uitdrukking gekomen. In een beschaafde samenleving willen wij geen bastaarden. Kinderen
mogen niet vanaf hun geboorte aan hun lot worden overgelaten. Zo’n kind komt in
tehuizen terecht en wij weten allemaal dat daar de bescherming buitengewoon
zwak is. Door alle eeuwen heen en uit alle cijfers blijkt dat het biologische
gezin toch de veiligste plek is voor een kind, hoewel daar ook incest en
misbruik voorkomt. Statistisch is een kind daar veiliger dan in een
stiefoudergezin, en zeker veiliger dan in een tehuis.
Het is de maatschappelijke functie van het
afstammingsrecht dat het kind wordt ingevoegd in het verwantschapssysteem met
verantwoordelijke ouders, grootouders en familierechtelijke betrekkingen. Wij
willen geen bastaarden, geen loslopende kinderen. Wil de samenleving floreren,
dan zullen de kinderen moeten worden opgevoed en moeten zij zich kunnen ontwikkelen.
De psychologische functie van het afstammingsrecht is natuurlijk dat het kind
zich kan identificeren: mijn grote neus heb ik van opa, mijn criminele aanleg
van oma en mijn muzikale talenten van een oom. Het kind identificeert zich met
de familiegeschiedenis. Het gaat gebukt onder de familieschandes en het groeit
in de familie-eer. Dat alles brengt een persoon tot ontwikkeling dankzij referenties
en identificaties. Het kind is dus geen causa sui, het is niet zijn eigen
oorzaak, maar het is meteen ingebed en heeft een referentiekader opdat het tot
ontwikkeling kan komen.
Deze beginselen en ideeën zijn neergelegd in artikel 8
van het EVRM en in de artikelen 7 en 8 van het Internationaal
Kinderrechtenverdrag. De burgerlijke, de politieke functie van het afstammingsrecht
is neergelegd in artikel 24 van het BUPO-verdrag. Je ziet hoe belangrijk het
ook in politiek-burgerlijke zin is dat kinderen worden ingevoegd.
Dit systeem van twee assen is heel mooi omdat het
kinderen invoegde, maar ook spijkerhard voor kinderen die niet konden worden
ingevoegd en tot de positie van bastaard waren veroordeeld. In Nederland hadden
deze kinderen nog een familierechtelijke relatie met de moeder. In België hadden
zij zelfs dat niet. De wereldliteratuur barst van de verhalen over het tragische
lot van de bastaard. Moeder en kind beschaamd, uitgestoten, gestigmatiseerd,
omdat het kind niet binnen een huwelijk was geboren. Dat zijn allemaal dingen
die wij niet meer willen. Het assen-systeem brak in de tweede helft vorige eeuw.
Vrouwen en homoseksuelen emanciperen. Kinderen worden geboren buiten het
huwelijk met gebruik van anonieme donoren of via een onenightstand. Alles werd
mogelijk, maar het punt was dat er op grote schaal weer bastaarden ontstonden, dus
kinderen die geen juridische betrekking hadden met hun biologische vader en
daardoor ook niet met grootouders, neven en nichten. Er was in juridische zin
geen familiale verwantschap.
Toen kwam het Marckx-arrest. Dat hoef ik hier niet uit te
leggen. De Eerste Kamer is partij geweest bij de ontwikkelingen sinds het
Marckx-arrest. De strekking van het Marckx-arrest dat tot zo veel prachtige
ontwikkelingen heeft geleid, is volgens Jan de Boer niet anders dan: wij willen
geen bastaarden. Je ziet dat dit door de hele rechtsliteratuur door wordt herhaald.
Het gaat om het gelijk maken van wettige en onwettige kinderen en nooit meer
die pijnlijke dehumanisering en stigmatisering.
Na het Marckx-arrest kwam de ene na de andere wet tot
stand opdat het kind maar in de familierechtelijke betrekking kon komen te
staan met zijn biologische vader. Het kon een sterke of een zwakke rechtsbetrekking
zijn: afstammingsrechten of omgangsrechten.
De hele beschavingsoperatie die aan onze cultuur ten
grondslag ligt, is snel hernomen nadat het eerste beschavingssysteem brak.
Kinderen worden weer gekoppeld aan hun biologische ouders.
In het wetsvoorstel inzake het lesbische ouderschap van
rechtswege zien wij dat de lijn wordt doorgetrokken. De bekende zaaddonor kan
opkomen voor het juridisch vaderschap, maar is daarbij afhankelijk van de
moeder. Dat is ook begrijpelijk. Het is belangrijk voor het kind om zich te
kunnen identificeren met de vader. Aan de bekende zaaddonor kunnen familierechtelijke
betrekkingen worden gegeven. Die vader speelt een duidelijke rol in het leven
van het kind. Onbegrijpelijk in het licht van de geschiedenis is echter de kern
van het wetsvoorstel, namelijk dat anoniem donorschap van staatswege wordt gelegitimeerd,
gehonoreerd en zelf gefaciliteerd. In mijn ogen is het anonieme donorschap in
strijd met de rechten van het kind, met de emancipatie van het kind die pas
sinds kort is neergelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van
het Kind. Anoniem donorschap is niets anders dan een regressie naar een periode
waarin een verwekker niet méér was dan louter een genitor. Hij kwakt zijn zaad
neer en loopt weg. Het kind maakt hem niet uit. Dat het een bastaard is maakt
hem niet uit. Dat is in strijd met het beginsel van de procreatieve verantwoordelijkheid;
een mooie omschrijving van Machteld Vonk in haar proefschrift. Zeker anno 2013
mogen wij van mannen en vrouwen vragen dat zij begrijpen wat er met hun gameten
gebeurt. De man die zegt dat hij geen animus parentis heeft, dat hij geen vader
wil worden, maar alleen maar donor is, reduceert zichzelf tot zijn zaad. Zijn
zaad wordt vervolgens tot een zaak gemaakt en dat is in strijd met de
menselijke waardigheid van de man én van het kind. Een kind wordt niet uit een
zaad- en een eicel geboren, maar uit een vader en een moeder, uit personen. Van
dat persoonsbeginsel – denk aan Paul Scholten – is ons hele recht doortrokken.
Wij moeten niet terug naar de reductie van de man tot zijn zaad. Voor een deel
is dat echter al gebeurd. Als de man niet meer is dan zijn zaad, kan dat zaad
op de markt worden verkocht. De geweldige opkomst van de internethandel in
gameten is daar mede het gevolg van. Er ontstaan commerciële klinieken. Er is een
handel waarbij donoren zich aanbieden voor
€ 500 of € 600.
Er bestaan catalogi waarin je kunt uitzoeken wat voor donor je wilt hebben,
bijvoorbeeld een man met bruine ogen, blond haar, IQ, opleiding et cetera. De
vader van het kind wordt uitgezocht in een Wehkampachtige catalogus.
Is de donor dan geen zeer nobele man, een genereuze
donateur? Dat is volgens mij een grote misvatting. Het is genereus om bloed of
organen te donoren, maar de donatie van sperma, een eicel of een embryo is heel
wat anders. Een bloeddonatie brengt geen bloedverwantschap tot stand. Maar de
donatie van sperma, een eicel of een embryo brengt wel bloedverwantschap tot
stand.
Het kind zal de donor altijd in bepaalde zin als een
ouder ervaren. Een kind ziet elk ouderschap als affectief ouderschap.
Biologisch ouderschap is een contradictio in terminus. Ons ouderschap is
verantwoordelijk ouderschap, sociaal ouderschap.
Mijn voorstel is om aan te sluiten bij de praktijk van
het weldenkende deel van de wensouders. Zij kiezen in toenemende mate voor een
bekende donor. Waarom honoreert de wetgever díe trend niet, die bovendien aansluit
bij de rechtsontwikkeling waarin kinderen waar mogelijk aan hun biologische
ouders gekoppeld worden? Dan zouden wij komen tot een systeem van drievoudig
ouderschap. Daar moeten wij misschien even aan wennen. Op grond van het belang
van het kind krijgt het een juridische vader, inclusief het erfrecht. Dat is
van belang voor de continuïteit in verband met de tegenstelling tussen leven en
dood. Wat ik heb verzameld en ontwikkeld, geef ik door. De twee duomoeders
mogen in mijn voorstel beiden het juridische ouderschap krijgen. Zij krijgen
beiden ook het gezag en het erfrecht. Dan kan de vader niet interfereren in de
dagelijkse zorg voor het kind, maar hij is weloverwogen aanwezig in het leven
van het kind omdat wij mogen aannemen dat duomoeder en donorvader serieus aan
tafel gaan zitten om goede afspraken te maken over de intenties.
Is dit een inbreuk op de privacy en het familieleven van
de wensmoeders die het liever met z’n tweeën doen? Er zijn zo veel gezinnen
waar veel ouders in participeren: pleegouders, stiefouders, adoptieouders noem maar
op. Ik zou dit heel graag een kans willen geven in het belang van het kind. Ik
denk dat dit de enige mogelijkheid is om uit het dilemma komen. Het gunstigste
effect is dat het onderscheid tussen wettige en onwettige kinderen, tussen
bastaarden en niet-bastaarden helemaal is opgeheven en wel in het voordeel van
de kinderen met drie ouders. Alle kinderen in Nederland hebben een vader en een
moeder. Sommigen verkeren zelfs in de gelukkige situatie van extra bescherming
in de vorm van twee moeders of twee vaders. Als ik het wel heb doordacht zou
dit ook een opening kunnen zijn voor ouderschap van homoseksuele mannen.
Ik sluit af met een slogan. In de traditionele
heteroseksuele liefde en relaties maken de ouders het kind. In de homoseksuele
relatie waarin per definitie een derde nodig is, maakt het kind het ouderpaar.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Prachtig verhaal. Ik zou het niet kunnen navertellen, maar
in dit verband is het zeer waardevol. Ik heb niet goed gehoord of het kind erft
van zowel de biologische vader als van de duomoeder.
Mevrouw Pessers:
Het erft van drie ouders.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Ja. Hebt u na dit gloedvolle verhaal een verklaring voor
het feit dat uit onderzoek blijkt dat het net zo gaat met kinderen die niets
weten van hun biologische vader als met andere kinderen?
Mevrouw Pessers:
Dat is nooit voldoende onderzocht. Het laatste onderzoek dat ik toegestuurd
kreeg, betrof kinderen tot 17 jaar. In Amerika is men verder met de praktijk
van anonieme donatie en daar zijn de kinderen inmiddels 40 jaar. Daar is via
internet een grote organisatie van donorkinderen ontstaan die erachter proberen
te komen wie hun vader is. Het zou best kunnen dat het psychologisch goed gaat
met deze kinderen, want zij krijgen meestal liefde van twee ouders. Dat is al
zo’n basis dat een kind het goed doet, maar de samenleving en u als wetgever
moeten het niveau van de maatschappelijke functie bepalen. Wij ecarteren de
biologische vader. Wij legitimeren dat de vader wordt weggeschreven uit het
leven van een kind, terwijl elk kind nog steeds per definitie uit een man en
een vrouw geboren wordt. Dat vind ik moeilijk.
Ik was nog iets vergeten en dat hangt er toch wel mee
samen. Wij sussen ons geweten bij onbekend donorschap omdat het kind als het 16
jaar is naar de Stichting donorgegevens kan gaan. Uit de jaarverslagen en de evaluatie
blijkt dat deze stichting slecht, rommelig functioneert. Denk je eens even in.
Een kind van 16 jaar moet de telefoon pakken en als hij geluk heeft en de
zaadcellen zijn uit Nederland afkomstig, kan het het gesprek in het Nederlands
voeren. Fauser in Utrecht werkt met Belgisch en Deens zaad. Dan moet het kind
eerst Deens of eventueel Frans leren spreken. Vervolgens kan het kind proberen
om in contact te komen met zijn vader. Maar pappa zegt: nee, daar heb ik geen
zin in. Dan kan het kind naar de rechter stappen. In Frankrijk noemen ze dit de
tragische rechten van het kind of zelfs de onmenselijke mensenrechten van het
kind. Zo is het ook. Wij kunnen ons geweten er niet mee sussen dat het recht
van het kind voldoende gewaarborgd zou zijn met die buitengewoon zwakke wet op
de Stichting donorgegevens.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Pessers. Ik geef snel het woord aan mevrouw Vonk.
Mevrouw Vonk:
Hartelijk dank voor de eervolle uitnodiging. Ik ben familierechtwetenschapper,
familierechtjurist. Ik spreek op grond van de huidige situatie en ga daarbij
met name uit van het wetsvoorstel zoals het er ligt. Ik weet dat er allerlei
andere zeer mooie constructies zijn te bedenken. Daar moeten wij zeker eens over
na gaan denken, maar op dit moment hebben wij het over dit wetsvoorstel. Sinds
2001 hebben wij het over het inpassen van kinderen in lesbische relaties want
die kinderen groeien daarin op. Ik vraag mij af of wij de tijd hebben om heel
lang na te denken voordat wij daar een beslissing over nemen. Dat valt ook
onder het idee van de procreatieve verantwoordelijkheid zoals ik in mijn proefschrift
heb beschreven. Het betreft de beslissing van twee vrouwen voordat ze een kind
krijgen via een donor. Die verantwoordelijkheid moet ook genomen worden. De
duomoeder die mede die beslissing neemt, moet verantwoordelijk worden gehouden.
Dat kan nu niet via het adoptierecht, want daarin moet zij alsnog een
wilsbesluit nemen. Via het afstammingsrecht kan het wel. Vanuit het kind gezien
vind ik dat het grote voordeel van het regelen via het afstammingsrecht.
Uit onderzoek blijkt dat het voor kinderen belangrijk is
dat hun gezin wordt erkend. Dat geldt natuurlijk voor de moeders, maar ook voor
de vader voor zover die bekend is. Het is voor een kind belangrijk dat het te weten
kan komen wie de onbekende vader is. Het wetsvoorstel doet recht aan het recht
op gelijke behandeling van kinderen. Het probeert dit te regelen door de
duomoeder ongeveer dezelfde positie te geven als de mannelijke instemmende
levensgezel die nu al in het afstammingsrecht aanwezig is. De regeling is niet
helemaal gelijk gemaakt om ook als drie ouders besluiten een kind te krijgen –
twee wensmoeders en een bekende vader die samen het kind op willen voeden – de
ruimte te bieden om onderling het ouderschap te verdelen. In zo’n geval krijgen
bijvoorbeeld de moeders beiden het gezag en worden de geboortemoeder en de bekende
donor beiden juridisch ouder. Die mogelijkheid wordt hier, zeker als vrouwen
getrouwd zijn, opengelaten. Bij getrouwde vrouwen die gebruikmaken van een
onbekende donor worden beide vrouwen gelijk juridisch moeder. Het kind kan
later de gegevens van de donor opvragen. Hebben zij gebruikgemaakt van een bekende
donor, dan kan het kind worden erkend. De duomoeder kan na de wijziging van het
wetsvoorstel in de Tweede Kamer zowel met toestemming van de moeder erkennen
als vervangende toestemming aan de rechter vragen. Dit geldt ook voor de biologische
vader van het kind die family life heeft. Hij kan het kind erkennen met
toestemming van de moeder. Dat kon sowieso al, maar hij kan ook vervangende
toestemming aan de rechter vragen.
Die gaat ook gelden voor de mannelijke instemmende
levensgezel. Daarmee is het wetsvoorstel niet alleen van belang voor twee
vrouwen die samen kinderen hebben, maar ook voor heteroparen die gebruikmaken
van voortplanting via donorzaad. Ook de man die daarmee instemt en niet met de
moeder getrouwd is, kan zonder toestemming van de moeder erkennen, mocht dat
noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld omdat hij het kind heeft gewild. Hij heeft
toestemming gegeven voor het ontstaan van het kind.
Het sekseneutraal maken van de erkenning levert ook iets
op voor homovaders. Als een van de vaders een kind heeft geadopteerd, bijvoorbeeld
uit de Verenigde Staten en de enige ouder is geworden, kan hij, als het
wetsvoorstel wordt aangenomen, toestemming geven aan zijn mannelijke partner
tot erkenning en is de partneradoptieprocedure niet meer nodig. Het is een
kleine stap vooruit, maar in die zin zit er ook iets in voor kinderen van
homovaders.
Zoals ik al zei, kan de duomoeder ouder worden door
adoptie. Voor het kind heeft een regeling via het afstammingsrecht voordelen.
Het kind heeft meer autonomie in het afstammingsrecht. Het kan het moederschap
laten vaststellen en het kan moederschap ontkennen. Het heeft meer invloed op
de manier waarop het ouderschap, als het groter is, eruit komt te zien.
Zelf vind ik het volgende belangrijk in verband met de
instemmende mannelijke levensgezel. Het ene kind heeft een vader en een moeder waarvan
de vader niet de biologische vader is omdat er gebruik is gemaakt van
donorzaad. Het andere kind heeft twee moeders. De duomoeder is ook niet de
biologische moeder. Wat is nu het wezenlijke onderscheid tussen die twee
situaties? Eigenlijk alleen maar dat de ene niet-biologische ouder een man is
en de andere een vrouw. Is dat nu echt voldoende om kinderen in die situatie
niet gelijk te behandelen? In het ene geval had de man de biologische vader
kunnen zijn. Dat is de fictie in het afstammingsrecht. Een vrouw kan nu eenmaal
geen biologische vader zijn.
Wat steeds terugkomt in de discussie is dat een grote
verantwoordelijkheid rust op ouders om kinderen te vertellen van wie zij
afstammen. Ik ben het op dat punt helemaal eens met mevrouw Pessers. De ouders
zijn verantwoordelijk om de desbetreffende gegevens beschikbaar te hebben voor
kinderen. Heel veel ouders zullen zich bewust zijn van die verantwoordelijkheid,
maar sommige wellicht minder. Een kind weet dat het niet van twee vrouwen kan
afstammen. Er is altijd ergens een biologische vader. Dat is een groot voordeel
ten opzichte van kinderen die bij een man en een vrouw opgroeien. Wij zien dat
paren naar allerlei landen gaan om genetisch materiaal te kopen zonder de kinderen
vervolgens te vertellen dat zij niet van de vader afstammen. Zij gaan ervan uit
dat de kinderen er niet achter zullen komen. Soms wordt het wel verteld, maar
kinderen kunnen het niet zonder meer weten.
Artsen zijn verplicht om te registreren wie de donor is
bij kinderen die verwekt worden in een kliniek. Als de kinderen 16 jaar zijn,
hebben zij toegang tot die gegevens. Voor kinderen die door een bekende donor worden
verwekt, ligt de verantwoordelijkheid om het te vertellen bij de moeder en de
donor. Als de donor een rol speelt in het leven van het kind is het natuurlijk
duidelijk, maar als dat niet het geval is, is dat lastiger. Het wetsvoorstel
bevat hier geen extra regeling voor. Dat is een punt van zorg, maar dat geldt
voor alle relaties. Ouders zijn niet verplicht om kinderen te vertellen dat zij
niet van de twee ouders afstammen. Ik denk ook niet dat je dit in het wetsvoorstel
verplicht kan stellen, maar ik kan mij wel voorstellen dat de overheid wil
stimuleren dat kinderen dit gemakkelijk te weten kunnen komen. Je kunt bijvoorbeeld
moeders de gelegenheid geven om de biologische vader op de geboorteakte te
vermelden.
Er is gevraagd of het noodzakelijk is om dit via het
afstammingsrecht te regelen en of dit niet via het gezagsrecht kan. Daarbij is
ook gevraagd of je daar ook de nationaliteit of erfrechtrechtelijke gevolgen
aan kan koppelen. Die discussie is eerder gevoerd. Ik wil nogmaals benadrukken
dat het afstammingsrecht meer doet dan alleen de rechtsgevolgen regelen. Dat zijn
belangrijke zaken, maar het afstammingsrecht plaatst het kind ook in een gezin.
Het geeft het een moeder, een vader, opa’s, oma’s, broertjes, zusjes, neefjes
en nichtjes. Het geeft ook gelijkheid binnen het gezin voor die kinderen. Het
is meer dan dat. Bovendien houdt het ouderlijk gezag op met 18 jaar. Een groot
probleem met het eraan koppelen van een erfrechtelijk gevolg ontstaat wanneer het
kind boven de 18 jaar is. Hoe kan je dat nog terugkoppelen als het kind
inmiddels 45 jaar is en de duomoeder is overleden? In Nederland is daar nog wel
wat op te verzinnen, maar als de ouders al een tijdje in het buitenland wonen, hebben
zij met een ander erfrechtelijk stelsel te maken. Dan is de kans groot dat het
kind niets erft van de duomoeder.
Het is ook heel ingewikkeld om het nationaliteitsrecht op
het gezag te baseren. Dat zijn te complexe manieren om de gesignaleerde
problemen op te lossen. Het wetsvoorstel is niet zo ingewikkeld en mijns
inziens is het niet zo’n omvangrijke wijziging. De instemmende levensgezel
bestaat al, alleen is het nu een man. Als dit doorgaat, kan het ook een vrouw
zijn.
Mevrouw Scholten
(D66): Dank voor de toelichting. Deze bijeenkomst voorbereidend en het
wetsvoorstel lezend, krijg ik het gevoel dat wij staan voor de toetsing van een
wetsvoorstel dat in feit een legpuzzel met heel veel stukjes is. Wij moeten
nagaan of die stukjes in elkaar passen. Wij hopen enorm dat dit lukt, want wij
willen niets liever dan dat wij vooruit kunnen met het familierecht en het afstammingsrecht.
In de commissie hebben wij hierover vragen geformuleerd die de deskundigen voor
een deel hebben beantwoord. Mevrouw Vonk heeft haar standpunt uiteengezet op
haar weblog en in haar artikel in het Tijdschrift voor Familierecht. Zij
constateerde dat het niet goed geregeld is voor wat betreft de afstammingsgegevens.
Dat heeft zij zojuist toegelicht. Zij constateerde echter ook dat het een prima
wetsvoorstel is, maar dat de toetsing door rechter van de gronden die aangevoerd
moeten worden als zowel de meemoeder als de bekende donor het kind graag willen
erkennen, nog niet goed geregeld is. Dan zit je in een spagaat. Hoe gaat de
rechter daarmee om?
Mevrouw Vonk:
Dat is een heel moeilijke vraag. Er zijn twee concurrerende verzoeken van de
duomoeder en de bekende donor. Je kan ervoor kiezen dat de wetgever dan een
keuze maakt. Zoals het nu geregeld is, komt dit bij de rechter terecht. Dan is
het afwachten wat de rechter aan criteria ontwikkelt. De rechtspraak van het
Europese Hof gaat natuurlijk over heel andere dingen, maar daarin speelt de
sociale werkelijkheid een grote rol. Ik noem het voorbeeld van een kind dat opgroeit
bij een juridische vader die niet de biologische vader is en de biologische
vader wil aantasten. Het gaat dan om de vraag wie het kind daadwerkelijk
opvoedt. Ik ga ervan uit dat die lijn wordt doorgetrokken. Ook in de
rechtspraak zal uiteindelijk de sociale realiteit een grote rol spelen. Daar wordt
dan het juridisch ouderschap aan gekoppeld.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vonk. Vanwege de tijd gaan wij snel door naar mevrouw
Eusman.
Mevrouw Eusman:
Hartelijk dank voor de uitnodiging om vanmorgen mijn visie te mogen geven op
dit wetsvoorstel. Een advocaat staat gewoonlijk aan de andere kant van het wetgevingstraject.
Het is zeer bijzonder om nu bij de voorbereiding van een wet betrokken te zijn.
Het onderwerp van vandaag ligt mij na aan het hart. Al jarenlang sta ik homostellen
en lesbische paren bij die het ouderschap van hen beiden juridisch willen
regelen. Mijn juridische commentaar treft u aan bij de internetconsultatie.
Vandaag krijgt u van mij wat meer de dagelijkse praktijk.
U vroeg mij naar de aantallen van de door mij gedane
adoptieprocedures bij lesbische paren. Ik heb een staatje gegeven vanaf de
invoering van de wet in 2001. Vanaf die datum heb ik een kleine zevenhonderd
vrouwenparen uit heel Nederland bijgestaan. In die gevallen ging niet altijd om
één kind maar ook om meer kinderen. Meer dan honderd vrouwen, toch een niet
gering aantal, komen terug voor een volgend kind en eventueel nog een keer.
Steeds opnieuw moet een adoptieprocedure worden gevolg met alle kosten van
dien. Voor uw gemak heb ik ook de landelijke cijfers erbij gezet voor zover die
beschikbaar zijn.
Als je inzoomt op die cijfers en daarbij ook het
Jaarverslag 2011 van de Stichting donorgegevens en het evaluatierapport over de
Wet donorgegevens kunstmatige inseminatie dat een halfjaar geleden aan de Tweede
Kamer is aangeboden, betrekt, zie je een toenemend aantal vrouwen dat gebruikmaakt
van een spermabank. Dat is dus anders dan mevrouw Pessers het ziet. De
argumenten om te kiezen voor een dergelijke donor staan ook in het
evaluatierapport. Ik hoor ook wel eens wat, maar dat is niet meer dan dat. Men
kiest niet voor een donor van de spermabank vanwege de lange wachttijd. Men
kiest daar wel voor omdat men geen bemoeienis van een derde bij de opvoeding
wil. Bovendien is het veilig omdat het sperma goed wordt gescreend.
Voor vrijwel alle vrouwen geldt dat het een pre is dat
kinderen vanaf 16 jaar de identiteit van de donor kunnen achterhalen. Voor de
invoering van de wet donorgegevens was dit maar zeer beperkt mogelijk. Er zijn
nog geen kinderen van 16 jaar die op grond van de nieuwe wet kunnen vragen naar
hun identiteit. Dat is ook een reden waarom dit nog niet zo goed loopt.
Mijn conclusie is dat niet het voorliggende wetsvoorstel
de keuze voor wat heet onbekende donoren bevordert, maar mogelijk wel de wet
uit 2004. Uit het evaluatierapport haal ik ook dat geschat wordt dat 40.000 kinderen
via kunstmatige inseminatie met behulp van een donor zijn verwekt. Dat gaat
terug tot de jaren vijftig van de vorige eeuw. We kunnen rustig zeggen dat het
overgrote deel van die kinderen opgroeit in heterogezinnen. In al die gevallen
kan de man het kind erkennen of is hij, als hij getrouwd is met de moeder, van
rechtswege de juridische vader. De huidige wet dekt het juridisch ouderschap
van de niet-biologische ouder.
Het zijn nog maar zeer recente cijfers, maar je zou
kunnen zeggen dat maximaal een kwart van de inseminaties via de spermabank
verricht zijn bij lesbische moeders. De andere drie kwart gaan naar anderen, in
het algemeen hetero’s.
Wat is er tegen om op de vrouwelijke partner van de
moeder niet deze wettelijke uitzondering van toepassing te verklaren? Het kind
krijgt twee juridische ouders, de twee mensen die zeer bewust voor dit kind
hebben gekozen, terwijl de biologische vader, in ieder geval tot het 16de jaar
van het kind, buiten beeld is. Ik zie geen rechtvaardigheidsgrond voor het maken
van dit onderscheid naar seksuele geaardheid van de ouders. Anders dan de
hetero-ouders – mevrouw Vonk zei dat al – zullen lesbische moeders altijd hun
kinderen moeten informeren over de wijze waarop zij verwekt zijn. De vraag
daarnaar komt al vroeg op. De kinderen weten dan ook al snel uit de buik van
welke mamma zij zijn gekomen. Ik heb twee onderzoeken meegestuurd. Zij wijzen
uit dat er geen significante verschil worden gezien in het psychologisch welbevinden
bij kinderen die zijn verwekt door een bekende of bij onbekende donor. Dit
wetsvoorstel maakt het beantwoorden van vragen naar de ene helft van hun genen
niet moeilijker. Het wetsvoorstel maakt wel dat de kinderen beter beschermd zijn
doordat hun verzorgende ouders op eenvoudige wijze en zo snel mogelijk hun
juridische ouders worden.
Meer dan de helft van de lesbische moeders kiest voor een
bekende donor, vaak omdat dan het kind al op jonge leeftijd de donor kan leren kennen
of omdat zij buiten het medische circuit willen blijven. Er zijn heel veel
verschillende soorten donoren. Er zijn mannen die zeggen: ik heb mijn ding
gedaan, veel geluk ermee en ik stuur wel een verhuiskaartje. Er zijn ook
donoren die een deel van de zorg voor het kind op zich nemen. Die donoren noem
ik vaders. Dan heb je ook nog alles wat daar tussen zit. In de meeste van mijn
zaken heeft de donor een zeer beperkte rol in het leven van het kind. Hij komt
af en toe op visite zodat het kind van jongs af aan weet wie hij is. Natuurlijk
kan er een band ontstaan tussen donor en kind. Uit onderzoek naar rolmodellen komt
naar voren dat kinderen de man van wie zij de helft van hun genen hebben,
ervaren als donor, als lid van de extended family of als vader. Ook als de
kinderen de donor als vader ervaren, komt hij meestal op de derde plaats in de
rij na de verzorgende moeders. Het is goed voor kinderen dat zij juridisch zijn
ingebed, niet alleen in het gezin waarin zij opgroeien, maar ook in de families
van hun beide moeders. De opa’s en oma’s, de neefjes en nichtjes, de ooms en
tantes zijn dan hun juridische familieleden. Opvallend vaak wordt door de dames
gekozen voor de achternaam van de niet-biologische moeder voor het kind. Zij
voelen zich ook lid van die familie. Het is dan ook van belang dat zij ook
erfrechtelijk op gelijke voet staan in de families van beide moeders. Dat neemt
natuurlijk niet weg dat ook een donor vadergevoelens kan hebben voor een kind
en dat het pijnlijk kan zijn dat hij dan geen juridische band met het kind kan
krijgen. Het wetsvoorstel doet geen uitspraak over de vraag wie voorrang heeft
bij concurrerende aanspraken van de donor of de tweede moeder. Mevrouw Vonk
wees daar ook op. In mijn internetconsultatie heb ik dat ook aangegeven. Hoe
moet de rechter daarmee omgaan? Uiteindelijk moet de biologische moeder
toestemming geven, althans zolang het kind nog geen 16 jaar is. Een
intentieverklaring, een ouderschapsplan zo u wilt, kan uitkomst bieden. Dan
staat in ieder geval op papier hoe volwassenen ooit met het kinderverhaal zijn
begonnen. Als de donor heeft gezegd dat hij weet dat hij niet de juridische
vader van het kind wordt en vervolgens erkent de tweede moeder het kind, dan is
er geen ruimte meer voor de donor om terug te komen op zijn eerdere beslissing.
Hij kan dan niet zeggen: ik wil het kind toch erkennen, vernietig de erkenning
door de tweede moeder maar, want zij is niet de genetische ouder en ik wel.
In mijn praktijk heb ik geteld hoeveel zaken ik heb
gedaan en nog doe waarbij een conflict tussen donor en moeders zo hoog opliep
dat wij naar de rechter moesten. Dat waren er vijf. Ik ben gespecialiseerd in
dit soort zaken en dat is echt heel erg weinig. Ik merk dat deze mensen pratend
aan kinderen zijn begonnen en hun conflicten
ook heel vaak pratend, buiten de rechter om, kunnen oplossen. Al die geschillen
van gescheiden mensen die ook nog iets met elkaar moeten uitvechten over hun
relatie zie je niet bij donoren en moeders. Dat vind ik zelf heel bemoedigend.
U wilde nog iets weten over de adoptieprocedure. Ik heb
een tijdschema gegeven. In de snelste zaken zijn wij meer dan een halfjaar
verder voordat de tweede moeder ook als juridisch moeder op de geboorteakte van
het kind is bijgeschreven. Soms is dat heel vervelend omdat het kind dan een andere
naam krijgt, de naam van de tweede moeder, of omdat er een nationaliteit aan
hangt. Ook andere landen erkennen onze adopties en dan willen de ouders ook
graag een paspoort voor de tweede nationaliteit van het kind, maar dat duurt
maar en dat duurt maar. Volgens het wetsvoorstel is de erkenning door de tweede
moeder gratis en na een bezoekje aan de burgerlijke stand helemaal geregeld.
In het afstammingsrecht zoals dat nu wettelijk is
geregeld, bepalen de moeder en de mannelijke partner of het juridisch
vaderschap in het belang is van het kind. Alleen bij de beoordeling of de
moeder haar toestemming mocht onthouden aan de erkenning, dient de rechter het belang
van het kind mee te wegen. Bij alle andere procedures in het afstammingsrecht
is een dergelijke toets niet afzonderlijk in de wet opgenomen. Uiteraard is er
de algemene toets dat de rechter altijd het belang van het kind moet bekijken,
alleen in deze bepaling over de vervangende toestemming is het specifiek in het
artikel opgenomen. In de praktijk van de adoptieprocedure gaat de rechter ervan
uit dat als is voldaan aan alle wettelijk formaliteiten de adoptie ook in het
belang is van het kind. Vandaar dat er geen zitting is en de zaak gewoon op het
dossier wordt afgedaan. Een adoptieprocedure onder de huidige wet slaagt niet altijd,
zelfs niet als alle volwassenen in de directe omgeving van het kind – de
moeders en de donor – van mening zijn dat het het beste voor het kind is dat de
tweede moeder de juridische ouder wordt. Dit zijn zaken waarin de donor een
zekere bemoeienis heeft met het kind en de rechter tot het oordeel zal komen
dat het kind, voor zover nu te voorzien is, van hem als vader nog iets te
verwachten zou kunnen hebben. Zo staat het nu in artikel 227 van het BW. Die
kinderen houden maar één juridische ouder, want het is niet de bedoeling dat
van de donor en van de moeders dat hij de juridische vader wordt. Deze mensen –
ik ken ze – zitten met smart op deze nieuwe wet te wachten.
Dan is er nog een heel ander terrein waarop de huidige
adoptiewet niet toereikend blijkt te zijn. Vorige week donderdag ontving ik het
volgende mailtje.
«Tot ons grote verdriet moeten wij melden dat ons kindje
gisteren, nog ongeboren, is overleden. Wij voelen ons natuurlijk allebei moeder
van ons dochtertje en willen dat ook graag officieel zijn. Hoe moeten wij nu
een en ander regelen?» Het kindje was na een zwangerschap van 25 weken overleden
en ik zou juist de adoptieprocedure opstarten.
Ik moest de cliënten melden dat het niet mogelijk is dat
de tweede moeder wordt vermeld op de akte die voor dit kind wordt gemaakt bij
de ambtenaar van de burgerlijke stand. Ook zal de adoptie niet worden uitgesproken
– dat heb ik al eens doorgeprocedeerd – omdat, zo zegt de rechtbank, op grond
van artikel 2 van Boek 1 een kind indien het dood ter wereld is gekomen, geacht
wordt nooit te hebben bestaan. Bij een kind geboren uit een huwelijk uit een
huwelijk van hetero’s staan wel beide ouders op de akte. In dit geval kon dit
niet en dat vertelde ik ook. Ik vroeg en kreeg toestemming om vandaag dit mailtje
aan te halen en de reactie was: «Ik en met mij de biologische moeder vind het
vreselijk dat ik nu niet als moeder wordt erkend, terwijl ik dat natuurlijk wel
ben. Dat doet pijn.» Voor deze moeder en voor alle andere niet-biologische
moeders en hun kinderen zou de invoering van deze wet een grote stap vooruit
zijn.
Mevrouw De Boer
(GroenLinks): Het was een heel helder verhaal, dank u wel. Zoals u in de
vragen hebt kunnen lezen, is er nogal wat bezorgdheid dat door dit wetsvoorstel
het aantal kinderen geboren uit anonieme donoren zal toenemen. U bent daar niet
zo bang voor. Uit uw cijfers blijkt dat in 2009, toen de lichte
adoptieprocedure is ingevoerd, dit een stijging van het aantal adoptie via
anoniem donorschap tot gevolg had. Kunt u dat verklaren? U noemt een aantal
factoren waarom moeders voor anoniem donorschap kiezen. Speelt de procedure om
het ouderschap te krijgen daarbij een rol?
De voorzitter:
Het is een vrij gecompliceerde vraag, maar ik vraag u toch om kort te
antwoorden mevrouw Eusman.
Mevrouw Eusman:
Ik ben geen wetenschapper en het zijn mijn eigen cijfers. Tot 1 januari 2009
was het nog niet mogelijk om voor de geboorte van een kind de adoptieprocedure
te starten. De kinderen moeten al zijn geboren. Na inseminatie duurt het ook
nog negen maanden voor kind geboren is en daarom zit er een vertraging in mijn
cijfers. Ik heb de argumenten genoemd waarom vrouwen kiezen voor een anonieme
donor. De rechtspraak over de positie van een donor en met name over de vraag of
hij een ontvankelijk verzoek tot een omgangsregeling kan indienen, kan voor
vrouwen ook een reden zijn om te kiezen voor een anoniem donorschap. Dit heeft
eigenlijk geen betrekking op deze wet en op het versneld mogelijk maken van het
juridisch ouderschap.
De voorzitter:
Tot slot is het woord aan professor Vlaardingerbroek.
De heer
Vlaardingerbroek: Voorzitter, dames en heren. Er is al veel gezegd en er is
al veel gras voor mijn voeten weggemaaid. Toch wil ik nog een paar opmerkingen
maken. Tijdens mijn colleges en ook in de stukken die ik schrijf, onderscheid
ik juridisch, biologisch en sociaal ouderschap. In de meeste gevallen lopen die
vormen van ouderschap samen. Ouders zijn met elkaar getrouwd, verwekken samen
een kind en voeden dat ook samen op. Dan heb je de drie vormen van ouderschap
allemaal samen. In dit geval hebben wij het over de vraag of je sociale ouders,
mensen die een kind willen opvoeden, ook juridisch ouder moet maken. Wij hebben
daar natuurlijk de mogelijkheid van adoptie voor. Dit wetsvoorstel maakt het
mogelijk om in ruimere mate aan die wens tegemoet te komen ook zonder een
juridische procedure voor de rechter.
Tot 1998 was de fictie van vaderschap voor kinderen
vrijwel onaan-tastbaar. Vaders konden dat wel aantasten, maar dan binnen een
halfjaar na kennisname van de geboorte. Dit is allemaal verruimd op 1 april
1998 toen de nieuwe afstammingswetgeving in werking trad. Daardoor is het afstammingsrecht
steeds meer in overeenstemming gebracht met de biologische werkelijkheid. Het
biedt kinderen de mogelijkheid om het ouderschap aan te tasten als zij zien dat
het ouderschap anders ligt dan zij dachten. Het ouderschap kan ook door moeders
worden aangetast. Vanaf 1 april 1998 is de verruiming van het afstammingsrecht
een belangrijke mogelijkheid geworden om de fictie van het vaderschap wat
verder terug te dringen, hoewel die natuurlijk nog steeds bestaat. Dit
wetsvoorstel maakt het mogelijk om in feitelijke situaties aan de wensen van
mensen die samen kiezen voor hun kind, tegemoet te komen.
Ik moet zeggen dat ik in eerste instantie ook twijfelde
of dit wel de beste weg was. Ik vroeg mij af of je dit niet via de erkenning
zou moeten regelen of dat je adoptieregels zou moeten versoepelen. Er zit
echter een slimme move in het wetsvoorstel en die is dat kinderen altijd de
mogelijkheid hebben om als zij het niet eens zijn met de keuze van hun
opvoeders, waaronder de biologische c.q. de juridische moeder en de duomoeder,
die keuze aan te tasten. Daarvoor is het heel belangrijk dat het kind weet dat het
geadopteerd is. Als de ouders twee moeders zijn, weet het dat ook. Het kind kan
zelf op zoek. Het kan aan de ouders vragen wie de donor, wie de vader is. Als
het 16 jaar is en echt een band met zijn biologische vader, kan het bij de
Stichting donorgegevens nadere gegevens opvragen. Dan moet natuurlijk wel het
moederschap worden aangetast. Voor het kind is dat een gegeven. Ik vind het een
slimme move van de wetgever om daarmee aan de rechten van het kind tegemoet te
komen.
Het zou zeer wenselijk zijn als op de geboorteakte staat
dat het kind een andere vader of een vader heeft. Ik heb het dus ook over een
paar van man en vrouw waarbij een kind via een donor wordt geboren. Dan is het bekend
en kan het kind het ook weten. Het blijkt dat het voor veel kinderen, zeker als
er sprake is van een medische problematiek, belangrijk is om te weten wie de
genetische ouders zijn. Het is belangrijk dat het daar in ieder geval toegang
tot heeft.
Iets anders is dat kinderen wanneer zij niet weten wie de
ouders zijn, het risico lopen van een incestueuze relatie wat kan mogelijk kan
leiden tot een kind met een ernstige ziekte. In Limburg loopt een donor rond
die al zo’n honderd kinderen verwekt heeft. Als bekende donor wil hij ook als
zodanig optreden. Een keer per jaar organiseert hij een feestje voor alle
moeders en kinderen. Daarmee is in ieder geval bekend wie de vader is. Het is
heel goed als kinderen dat weten.
Het kind krijgt de mogelijkheid van ontkenning van het
ouderschap. Die heeft het natuurlijk al bij vaders die niet de biologische
vader zijn. In de jurisprudentie zie je – dit wetsvoorstel laat dit onaangetast
– dat de neiging is ontstaan om een levenslange ontkenningsmogelijkheid te bieden.
Kinderen komen soms pas op veel latere leeftijd tot de ontdekking dat zij het
willen weten en het kan ook dat zij goed contact hebben gekregen met hun
biologische ouder. Nu is het beperkt tot drie jaar na het meerderjarig worden.
Uit de jurisprudentie van de afgelopen jaren blijkt dat ook 39- of 49-jarige
mensen toch nog bij de rechter slagen bij het aanvragen van een
ontkenningsmogelijkheid. De rechter zegt nu: als er family live is en als de
termijn geen enkel doel dient, zou je dat moeten kunnen aantasten.
Het begrip duomoeder of moeder is lastig. In de
adoptiewetgeving hebben wij voor duomoeders nu de mogelijkheid om zich ouder te
noemen. In de praktijk zijn zij natuurlijk moeder en treden natuurlijk ook als
moeder op voor het kind, maar zij worden ouder genoemd. Dat maakt het in de
praktijk lastig om de vraag te beantwoorden wie nu de echte moeder van het kind
is. Beiden voelen zich vaak de echte moeder. In sommige situaties is het zelfs
mogelijk dat de wensmoeder een eicel geeft die vervolgens in de draagmoeder
wordt geïmplementeerd. In dat geval kunnen beiden een kind van elkaar dragen. Dat
gaat heel ver. In Nederland is dat nog niet zo gebruikelijk, maar in het
buitenland kan het wel. Ik heb
anderhalve week geleden op een congres gesproken over het duomoederschap en de
vraag welke problemen dat zou kunnen geven en vooral welke oplossingen er
geboden kunnen worden. Uit verschillende andere landen, zoals Canada en
Engeland, werd gezegd dat men bezig is om de mogelijkheid te creëren om het
juridisch ouderschap aan drie ouders te geven. In Canada heeft de rechter dat
ook al toegestaan.
Verder is gevraagd naar het voorbeeld van een vrouw die
getrouwd is met een vrouw en die gebruikmaakt van een donor om een kind te
krijgen. Men veronderstelt dat de meemoeder achter het net vist als de «baarmoeder»
snel na de geboorte het kind laat erkennen door de donor. Dat gaat echter niet
op, omdat je als gehuwde ouder geen toestemming kunt geven voor de erkenning
van het kind dat uit je geboren wordt. Je mag niet met de erkenner trouwen op
dat moment. Dat probleem is daarmee getackeld. Wellicht kunnen wij straks op de
andere problemen ingaan, want ik zie dat mijn tijd om is.
De voorzitter:
Dank u wel. Hans Franken zou u een nadere vraag stellen, maar in verband met de
ontwikkelingen in deze Kamer is hij even weggeroepen naar zijn fractie. Kan ik
iemand anders het woord geven voor een korte reactie of een nadere vraag? Ik
zie dat mevrouw Quik naar voren komt.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Ik heb helaas het begin van het betoog van de heer
Vlaardingerbroek moeten missen vanwege belangrijke andere zaken. Ik heb in mijn
schriftelijke vragen gevraagd om toe te lichten waarom de RSJ het onmogelijk
vond om een advies te geven. Was de heer Vlaardingerbroek toen lid van de RSJ?
De heer
Vlaardingerbroek: Ik was toen lid van de RSJ.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Wilt u dat dan alsnog doen?
De heer
Vlaardingerbroek: Ik was toen voorzitter van de sectie jeugd. Wij hebben
daarover toen vrij veel gesproken, maar er lag te veel op het bordje om er op
dat moment een uitgebreid advies aan te wijden. De sectie was op dat moment ook
te verdeeld over de vraag «wat moeten wij nu doen?» om met een gedegen advies
te kunnen komen. Dat was dus eigenlijk de achtergrond daarvan. Helaas.
De voorzitter:
Dank u wel. Wij hebben mooie en goede inhoudelijke verhalen gehoord. De
woordvoerders hebben daarop korte reacties gegeven. Ik ga graag over op het
tweede deel van deze bijeenkomst en wil iedereen de mogelijkheid geven om nog vragen
te stellen. We komen nu te spreken over het wetsvoorstel en het huidige
afstammingsrecht. Ik verdeel het graag even naar onderwerpen. Eerst spreken wij
over het wetsvoorstel en het huidige afstammingsrecht, daarna over de adoptieprocedure,
vervolgens over de rechten van het kind en ten slotte over de hervorming van
het familie- en afstammingsrecht. Ik realiseer mij heel goed dat de onderwerpen
waarschijnlijk een beetje door elkaar zullen lopen, maar laten wij toch
proberen om de lijn er een beetje in te houden. Wie kan ik het woord geven voor
vragen aan degenen die een inleiding hebben gegeven?
Mevrouw De Boer
(GroenLinks): Voorzitter. Ik neem het eerste en het laatste onderdeel even
samen. Ik heb verschillende genodigden horen zeggen dat we moeten blijven nadenken
en dat er nog wel andere wijzigingen denkbaar en wenselijk zijn. In dat verband
is het drieouderschap een aantal keren langsgekomen. Bij de beoordeling van dit
wetsvoorstel is voor ons de vraag relevant of wij daarop moeten gaan wachten.
Kan het wetsvoorstel worden beschouwd als een stap op de goede weg of is het
juist een belemmering? Misschien kunnen de genodigden daarop even heel kort
reageren.
De voorzitter:
U stelt uw vraag dus aan alle vier de inleiders.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Voorzitter. Mijn vraag sluit hier goed op aan. Ik heb de
genodigden horen verwijzen naar inbreuken op het feit dat het biologisch
ouderschap het juridisch ouderschap volgt. Dat is er immers al bij de
instemmende levensgezel en binnen het huwelijk. Sinds het Marckx-arrest zijn
wij echter helemaal teruggekomen van het uitgangs-punt om dat kind zoveel
mogelijk binnen dat huwelijk te persen. Er is veel meer nadruk gelegd op dat
biologisch ouderschap. Nu borduren we weer voort op die oude situatie in plaats
van voort te borduren op het Marckx-arrest waarbij de biologische verwantschap
belangrijker is dan het kind dat binnen een huwelijk wordt geboren. Misschien
kan dit worden meegenomen in de beantwoording van de vraag van mevrouw De Boer.
Is dit wetsvoorstel weer een stap in de richting terug naar dat huwelijk waarin
iedereen geperst moet worden? Ik kom dan toch weer terug bij die staatscommissie
want dat punt houdt mij erg bezig. Mevrouw Vonk heeft ook gezegd dat er een
staatscommissie moet komen. Dat hele familierecht rammelt aan alle kanten. Ik
verzoek de genodigden om dat punt mee te nemen in de beantwoording.
De heer
Vlaardingerbroek: Voorzitter. Om met de laatste vraag te beginnen: de
wetgever heeft de afgelopen vijftien jaar een salamitactiek gevolgd. Elke keer
is een klein partje van de wetgeving afgehaald. Ik heb vaak geschreven dat we
gewoon eens heel fundamenteel zouden moeten nadenken over hoe boek I BW er in
de toekomst uit zou moeten zien. De samenhang dreigt verloren te gaan. In relatie
tot de sociale ouders, de ouders die een kind opvoeden, is het gezamenlijke
gezag in het leven geroepen en de mogelijkheid om daaraan bepaalde
rechtsgevolgen te koppelen, zoals het onderhoudsrecht en het naamrecht.
Daardoor lijkt het haast alsof sociale ouders ook juridische ouders zijn.
Binnenkort wordt de positie van de pleegouders versterkt. De wetgeving daarvoor
treedt op 1 juli in werking. Het sociaal ouderschap staat dus sterk in de
picture. Het is op zich echter maar een heel klein onderdeeltje.
Rechtsgevolgen zijn ook gekoppeld aan biologisch
ouderschap of genetisch ouderschap. De Hoge Raad heeft dat gedaan in een aantal
uitspraken. Ik denk dat het heel goed is om een commissie à la Wiarda heel
fundamenteel te laten nadenken over de vraag: hoe zien familieverhoudingen er
anno 2020 uit en waaraan moet de wetgeving voldoen om aan het begrip «family
life», dat in artikel 8 EVRM is neergelegd, te voldoen? Ik ben er een groot
voorstander van om dat heel fundamenteel ter discussie te stellen.
Op de VU is men op dit moment bezig met het onderzoek
naar ouderschap voor meerdere ouders. Dat beperkt zich tot het gezag. De
tendens, elders in de wereld en voor een deel ook in dit wetsvoorstel, is dat degenen
die verantwoordelijkheid willen dragen voor een kind en verantwoordelijk zijn
voor het op de wereld zetten van een kind, een vorm van zeggenschap moeten
krijgen. Zij zouden een juridische band met het kind moeten krijgen, met
daaraan gekoppeld rechten en plichten. Over de inhoud van die rechten en
plichten zou heel fundamenteel nagedacht moeten worden.
In antwoord op de vraag van mevrouw De Boer zeg ik dat ik denk dat het nu kan. Dan zijn wij gewoon lekker bezig met het voortzetten van de salamitactiek. Dan hebben wij in elk geval weer een stukje geregeld voor de mensen die op dit moment feitelijk behoefte hebben aan een regeling.
Mevrouw Pessers: Voorzitter. Je kunt het wel invoeren, dat is het punt niet, maar zo
raakt het natuurlijk wel een beetje verbrokkeld. Dit wetsvoorstel, met de
mogelijkheden die besproken zijn van het ontkennen en het vernietigen van het
vaderschap, is gebaseerd op casuïstiek en casusposities, waarbij de rechter
bepaalt hoe uiteindelijk de familierechtelijke verhoudingen liggen. Vroeger was
het afstammingsrecht van openbare orde en werden statusposities toegekend op
grond van het huwelijk. De principiële overgang van afstammingsrecht en
oorspronkelijke statuspositie naar casuïstiek en casusposities heeft tot gevolg
dat het afstammingsrecht een bouwpakket is geworden. Ik vind eigenlijk dat dat niet
kan. De twee moeders trekken samen een stamboom op, de vader kan daarin
contractueel worden opgenomen, of niet. Het kind wordt geboren, maar dan heeft
men het toch liever anders en wordt de boom weer omgehakt. Ik heb het hier
opgeschreven: «Is een stamboom eenmaal door de moeders en de donor in elkaar
gezet, dan kan die vervolgens weer worden omgehakt. Het juridisch moederschap
van de duomoeder kan ontkend worden door de duomoeder zelf, de biomoeder en het
kind. Kunnen de moeders dat slechts onder bepaalde voorwaarden doen, het kind
kan in alle gevallen het juridisch moederschap van zijn duomoeder ontkennen
indien het, eenmaal meerderjarig, toch liever van zijn biologische vader
afstamt. Deze mogelijkheid heeft het kind echter weer niet indien de duomoeder
tevens de genetische moeder is omdat zij aan de biomoeder een eicel heeft
gedoneerd.» Dit is aan mijn studenten heel moeilijk uit te leggen, maar dit is
wel de materie waarin wij zitten. De casuïstiek is grillig, incoherent en inconsistent.
Daarom moeten we naar mijn mening niet langer doorgaan met het leggen van het
homoseksuele ouderschap op het procrustesbed van het heteroseksuele ouderschap.
Die configuratie van het homoseksuele ouderschap moet niet in de mal gestopt
worden van het heteroseksuele ouderschap. Zie de feiten onder ogen:
heteroseksuele voortplanting en homoseksuele voortplanting, twee ouders en soms
drie ouders. Regel het dienovereenkomstig. Dan zijn wij volgens mij van heel
veel problemen af.
Bij consistente, coherente wetgeving is het ook weer
mogelijk om statusposities toe te kennen aan het kind. Daarvoor is dat
drieouderschap volgens mij beter. Dan is er niet meer die casuïstiek die zo
onzeker is voor het kind. Het kind wordt niet meer onvoorwaardelijk ingevoegd
maar voorwaardelijk, namelijk afhankelijk van de wil, en soms van de waan, van de
biologische moeder, die almachtig is; ook dat is een probleem.
De voorzitter:
Dank u wel. «Het afstammingsrecht is een
bouwpakket geworden.» Dat is een mooie quote.
Mevrouw Vonk:
Voorzitter. Ik ga allereerst in op de vraag van mevrouw De Boer. Ik denk zeker
dat het wetsvoorstel zoals het er ligt kan worden ingevoerd omdat daarmee op
een bepaalde manier niet een hele nieuwe figuur wordt ingevoerd. Wat vroeger
alleen een man kon, kan een vrouw nu ook, maar die instemmende levensgezel zit
er al in. Dat staat volgens mij niet in de weg van het verder nadenken over
ouderschap. Nu wordt overal «drie ouders» geroepen maar daarmee zijn wij er
echt nog niet. We moeten er echt over nadenken want er zijn genoeg kinderen die
met vier ouders opgroeien: twee vaders en twee moeders. Wij moeten er echt ruim
naar kijken. We hebben het niet alleen over het duomoederschap en het duovaderschap,
maar ook over het draagmoederschap. Hoe gaan wij daarmee om? Hoe gaan wij om
met situaties waarin een eicel gedoneerd is, een zaadcel gedoneerd is, een
draagmoeder aan de orde is en twee wensouders? Dat is een heel brede discussie.
Wij bespreken nu of de afstamming gebaseerd moet zijn op biologie. In elk geval
moet gewaarborgd zijn dat er kennis is van die biologie. Wat is dan de rol van
de afstamming daarin? Is dat het leveren van de biologische kennis of is dat het
tegemoetkomen aan de status die het kind heeft in het leven? Dat is verantwoordelijkheid.
Als wij dat kunnen loskoppelen en daarover kunnen nadenken, waarbij zowel de
kennis wordt gewaarborgd als dat het kind een goede status krijgt binnen het
gezin en in de maatschappij, wat ook voor erkenning belangrijk is, dan zijn dat
echt dingen om over na te denken. Dat lijkt mij dus een heel goed idee.
De voorzitter:
Begrijp ik goed dat u er voorstander van bent om positief te reageren op de
stelling van mevrouw Quick, dat een staatscommissie nodig is?
Mevrouw Vonk:
Dat lijkt mij heel goed. Daar ben ik voor.
Mevrouw Eusman:
Ik denk dat wij niet moeten wachten tot we een overall view hebben van alle
ontwikkelingen die nog gaan komen. Ik kan u vertellen dat ik al 25 jaar
voorlichting geef aan vrouwenstellen en alles wat daarbij komt. Eerst ging het
om twee vrouwen die een kind wilden. Vervolgens wilden heterovrouwen via een
donor een kind. Daarna kwamen de co-ouders: twee vaders en twee moeders. Begin
juni heb ik voorlichting gegeven bij Meer dan gewenst. Daar zat de zaal vol met
homoseksuele mannen die met één moeder, meestal een heterovrouw, een kind
wilden. Daar zit dus een enorme ontwikkeling in. De positie van de tweede vader
verdient daarbij aandacht. Verder zijn er de draagmoeders; hetero-ouders laten
hun embryootje groeien bij een andere mevrouw omdat de biologische moeder, degene
van wie de eicel is, niet zelf het kind kan dragen. Verder heb je de
biologische wensouders en een draagmoeder waarmee het kind ook een bloedband
heeft gekregen. Daar ligt dus nog heel veel in de ontwikkeling. Ik denk dat je
voor deze kinderen en deze ouders niet moet wachten. We zitten met dat erfrecht
en met een adoptieprocedure die ook niet helemaal gewenst is. Laten wij niet wachten
en deze wet gewoon invoeren. De vraag of een staatscommissie moet worden
ingesteld, laat ik graag aan u over.
De voorzitter:
Dat is een makkelijke.
Mevrouw Eusman:
Ik ben advocaat.
De voorzitter:
Dat is heel makkelijk. Prof. Vlaardingerbroek zegt dat het salamitactiek is
waarbij telkens een stapje verder wordt gezet. Bovendien sluit het een het
ander niet helemaal uit. Ik ben geen woordvoerder, maar we zouden het
wetsvoorstel kunnen aannemen en tegelijkertijd ook de staatscommissie kunnen
starten.
Mevrouw Eusman:
Dat is prima. Ik schets alleen welke ontwikkelingen er nog komen en welke
kinderen na nu geboren gaan worden in de komende tien jaar. Die staatscommissie
is niet gelijk morgen klaar. Er gebeurt nogal wat op dit gebied.
De voorzitter:
Dat wordt hier achter de tafel ook bevestigd. Een mer à boire.
Mevrouw Duthler
(VVD): Ik blijf hangen bij dat bouwpakket van mevrouw Pessers. Eigenlijk
zegt iedereen: een staatscommissie is goed, maar laten wij vooral ook dit
wetsvoorstel aannemen want de praktijk zit erop te wachten. Wij zijn hier
verantwoordelijk voor de kwaliteit van wetgeving. Mij schiet door mijn hoofd
dat wij straks wetgeving aannemen waarvan wij eigenlijk vinden dat het bouwpakket,
het hele familierecht, nog ingewikkelder wordt dan het nu is. Moeten wij dat nu
eigenlijk wel doen? Moeten wij niet wachten op een coherent stelsel waarvan we
allemaal vinden dat het goed is en duidelijk en waarmee de praktijk ook goed
aan de slag kan? Met dat bouwpakket – ik heb het beeld van de IKEA voor me –
wordt het alleen maar lastiger. Ik zou daarop toch nog graag een reactie willen.
De voorzitter:
Weer van alle vier? Daarbij hanteer ik dan dezelfde volgorde. Ik begin dan weer
bij prof. Vlaardingerbroek.
De heer
Vlaardingerbroek: Een commissie à la Wiarda is daarmee meerdere jaren
bezig. De huidige praktijk wordt niet geholpen met wetgeving die voor een deel
tegemoetkomt aan datgene waaraan mensen behoefte hebben, namelijk een regeling
van hun relatie en de relatie met het kind. Ik zou er dan toch voor pleiten om
zowel een salamitactiek maar ook die staatscommissie te initiëren en te verzoeken
om die te installeren om tegemoet te komen aan wensen uit de praktijk. Het is
op zich geen slechte wetgeving. Het is een regeling die weer een stukje toevoegt,
maar op zich kan het denk ik best.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Ik vind het tamelijk boud om te
zeggen: het is op zich geen slechte wetgeving. Die vader wordt immers helemaal
onder de tafel geveegd. Dat zit mij eerlijk gezegd behoorlijk dwars.
De heer
Vlaardingerbroek: Ja, maar die vader is eigenlijk
feitelijk al onder de tafel geveegd. Dat is in een heleboel andere situaties
natuurlijk ook zo. In dit geval heeft de vader zelfs de mogelijkheid om
te zeggen: ik wil toch. In de huidige situatie heeft de verwekker die
mogelijkheid wel maar de donor niet. In dit wetsvoorstel staat die de
mogelijkheid wel. Daarmee wordt al voor een stukje tegemoetgekomen aan een feit
dat zich in de dagelijkse praktijk voordoet.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Dat is toch weer voortbouwen op de ontwikkelingen die
het Marckx-arrest heeft proberen te keren. We bouwen toch nog steeds voort op
«het huwelijk» als zijnde de opvattingen van voor het Marckx-arrest. We gaan
niet mee in de Marckx-visie dat de biologische ouders belangrijker zijn dan de
juridische regeltjes die wij met elkaar bedacht hebben.
Mevrouw Duthler
(VVD): Nemen wij geen onomkeerbare stappen als wij dit wetsvoorstel
aannemen? De heer Vlaardingerbroek vindt het een heel mooie move dat kinderen
het juridisch ouderschap kunnen ontkennen. Ik vraag mij af of dat een heel
mooie move is. Zou dat juridisch ouderschap niet juist iets moeten zijn dat
altijd vaststaat? Als ik 20 jaar ben, kan ik de juridische ouder willen
ontkennen, maar als ik 40 jaar ben, dan denk ik daar misschien toch weer anders
over. Maar dan heb ik wel die stap gezet. Ik ben een beetje bang dat we een wet
gaan aannemen waarin elementen zitten die misschien niet mooi zijn en dat
bouwwerk ingewikkelder hebben gemaakt en straks een staatscommissie hebben die
toch een net iets andere visie heeft op dat familierecht en dat ook straks zou
willen organiseren. Ik blijf daarmee zitten. Kunt u mij daarbij helpen?
De heer Vlaardingerbroek:
Nu staat de biologische vader voor een deel ook buitenspel. Als de vader een
kind verwekt bij een vrouw die met een ander getrouwd is, dan heeft hij niet de
mogelijkheid om dat kind te erkennen. Men zou kunnen denken: zou de vader die
mogelijkheid niet ook moeten hebben?
Spermadonoren hebben eigenlijk geen mogelijkheid om zich
te mengen in de relatie van twee vrouwen of van een vader en een moeder. In het
wetsvoorstel wordt de mogelijkheid gecreëerd om via de weg van het kind of via
de donor zelf de rechter erover te laten oordelen. Als het kind wil weten wie
zijn vader is, dan kan het vragen om ontkenning vader-schap. De donor die zegt
«ik had toch duidelijk met jou afgesproken dat ik een rol zou spelen en nu zet
jij mij buiten spel» heeft dan de mogelijkheid om dat via de rechter te laten
lopen. Ik denk dat dit wetsvoorstel aardig tegemoetkomt aan de versterking van
de positie van de vader, in dit geval de biologische vader. Niet de verwekker
maar de biologische vader.
De voorzitter:
Mevrouw Vonk zat te popelen om te reageren en inmiddels staat men ook ter
rechterzijde te popelen. Nu eerst mevrouw Vonk.
Mevrouw Vonk:
Er bestaan al veel rechtsfiguren. De niet-biologische vader kan het vaderschap
ontkennen. Aan dergelijke punten is niet te tornen want dat zijn bepaalde
rechten van het kind. Bij het kennen van je biologische afstamming hoort ook
het in lijn kunnen brengen van je biologische afstamming met een juridische
positie.
Het Marckx-arrest was heel erg op
moeders gericht. De lijn van het Europese Hof van het biologisch vaderschap is
dat het sociale ouderschap prevaleert. Als een niet-biologische vader de
juridische ouder is en hij ook de sociale ouder is, dan is dat door de biologische
ouder moeilijk aan te tasten, ongeacht of het door erkenning of door het
huwelijk is ontstaan. Uiteindelijk wordt het argument van het belang van het
kind om in dat gezin op te groeien dan als valide argument gezien. Dat betekent
niet dat alle landen het zo doen. Binnen de landen bestaat daarover verschil van
mening. Over het algemeen is dat het uitgangspunt. Daarover zou de discussie
moeten gaan. We hebben nu dat systeem en daar past dit wetsvoorstel in. Ik zie
daarin niet heel nieuwe dingen, behalve dat wat een man kan dan ook door een
vrouw zou kunnen worden gedaan. Dat is het fundamentele verschil. Aan het systeem
op zich wordt niet zodanig getornd dat het niet alsnog veranderd kan worden,
tenzij je niet wilt dat een systeem tot stand wordt gebracht waarin twee
vrouwen via het afstammingsrecht moeder kunnen worden.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Pessers want ik hoor nu ook weer het bed van
Procrustes langskomen. Daarover kan zij vast wel wat zeggen.
Mevrouw Pessers:
Men kan natuurlijk zeggen dat er met dit wetsvoorstel niet veel verandert en
dat het slechts marginale wijzigingen bevat, maar in mijn ogen wordt uitgegaan
van een verkeerde logica. Elke keer drijft men verder door. Het is beter om er
fundamenteel naar te kijken juist vanuit het oogpunt van het bouwpakket dat aan
het ontstaan is, mede door de ontkenningsmogelijkheden voor het kind. De heer
Vlaardingerbroek zegt: het is prachtig, want het kind kan dan alsnog een
biologische betrekking opbouwen met zijn vader. Wat betekent dat echter in de
praktijk? Het kind groeit op bij twee moeders, wordt ingevoegd in twee
families, met twee grootmoeders van de zijden van beide moeders en neven en
nichten. Wanneer het kind volwassen is, wordt die stamboom vervolgens omgehakt,
met terugwerkende kracht. De grootmoeders zijn dan nooit de grootmoeders
geweest van het kind van de duomoeder. De neven en nichten zijn dat dan ook
niet. Dat valt ineens helemaal weg. Mag je dat kinderen én de familie van de
duomoeder aandoen? Mag je het belang van het kind zo verkwanselen dat het in
een oerwoud van familierechtelijke betrekkingen terechtkomt? Laat in elk geval
niet het kind zelf zijn eigen stamboom omhakken nadat de ouders die casuïstisch
hebben opgetrokken. Dat is een kind namelijk niet aan te doen. Dat is ook helemaal
in strijd met de strekking van het afstammingsrecht dat zekerheid behoort te
bieden.
Mevrouw De Boer
(GroenLinks): Ik stel graag een verduidelijkende vraag. Mevrouw Pessers
zegt dat dan de situatie kan ontstaan dat een kind is opgegroeid met twee
families en zomaar opeens de stamboom wordt omgehakt als het kind 40 jaar is.
Dat zal iemand toch moeten doen?
Mevrouw Pessers:
Het kind. Bij de rechter.
Mevrouw De Boer
(GroenLinks): Ik vind het vrij problematisch om te zeggen dat de rechten
van het volwassen kind beschermd moeten worden terwijl hij zelf de beslissing
neemt om iets te doen.
Mevrouw Pessers:
Als ik kijk naar de jurisprudentie, dan zijn er mensen die op hoge leeftijd nog
getroebleerd zijn vanwege een onduidelijke en onzuivere afstamming. Uit de
literatuur blijkt ook dat de identiteitsvraag en -problematiek niet alleen het
jonge kind treffen. Die kan tot op hoge leeftijd bestaan en zelfs veel
ernstiger worden, tot aan de wens tot het opgraven van het lijk van de vader
aan toe, zo blijkt uit de jurisprudentie. Ik vind niet dat tegen een volwassene
van 40 jaar te zeggen is: jou komt niet meer het recht toe om alsnog in een familierechtelijke
betrekking met je biologische familie te treden en als je het wel doet en er
komt ellende van – omdat grootouders, neven en andere verwanten van duomoeders-zijde
dan met terugwerkende kracht wegvallen – dan is dat all up to you. Juist bij
mensen van rond de 40 jaar komen er vaak problemen wegens een onzekere
identiteit. Die problemen zouden voorkomen kunnen worden.
Mevrouw Eusman:
Ik wil even terug naar het bouwpakket. Als er een goede handleiding is, en ik
denk dat deze wet een goede handleiding is, dan is dat best in elkaar te
knutselen. Dat betekent wel dat de moeders goede voorlichting moeten hebben,
dat de donor goede voorlichting moet krijgen over waar hij aan begint. Dat is
het belangrijkste. Een handleiding voor de burger om de wet uit te leggen kan
geen kwaad. Dat afstammingsrecht is namelijk ingewikkeld.
Ik ben er minder pessimistisch over dat het heel slecht
zou gaan met de kinderen die hieruit zijn voortgekomen. Ik geef toe dat
kinderen maximaal 17 jaar zijn. Niets wijst erop dat zij allemaal naar de
psychiater moeten om vervolgens een juridische band met hun biologische vader
op te bouwen. Van adopties is ook een herziening en vernietiging te vragen. Ik
heb dat wel eens met cliënten besproken. Ook al is er totaal geen band meer met
de adoptief ouders, ook volwassen mensen vinden het ontzettend moeilijk om die
band te doorbreken. Dat betekent dat het afstammingsrecht voor heel lange tijd,
misschien wel een mensenleven lang, vaststaat.
Ik zeg nog even iets over die donor. Er zijn veel donoren
die er geen enkele behoefte aan hebben om een juridische band met een kind op
te bouwen. Zij hebben hun eigen gezin. Hun kinderen zijn hun erfgenamen. Degenen
die zij hebben willen helpen door hun zaad ter beschikking te stellen, zijn
vooral de twee moeders. Die zitten in het erfrecht. Er is zeker behoefte aan om
aan de donor de derde positie van juridisch ouder te geven. Ik zou het heel
interessant vinden, maar daarop moet niet gewacht worden met dit wetsvoorstel.
Mevrouw Beuving
(PvdA): Ik haak even aan op dat laatste punt. Achter de tafel leeft breed
de behoefte dat dit principiëler wordt bezien, bijvoorbeeld door het instellen
van een staatscommissie. Tegelijkertijd leeft vrij breed achter de tafel, met
uitzondering van mevrouw Pessers, het gevoel dat het geen kwaad kan om dit
wetsvoorstel ondertussen al in te voeren en dat dat voor deze groep ondertussen
al wat soelaas kan bieden. Ik worstel echter met het feit dat het dan maar een heel
beperkte groep is waaraan dan ondertussen wat soelaas wordt geboden. Dat zijn
de moeders; de situatie waarin het kind geboren wordt in een huwelijk van twee
vrouwen. Voor al die andere situaties, die net ook voorbij zijn gekomen, met
name de situatie van twee homoseksuele mannen die voor een kind zorgen, wordt
ondertussen geen soelaas geboden. Die kunnen kennelijk wel wachten op wat in de
toekomst mogelijk een staatscommissie zal brengen. Waarom kan dat nu net voor deze
situatie van de lesbische stellen niet? Ik kijk nu naar de drie sprekers die
het eigenlijk wel mooi vinden om dit plakje er nu bij te nemen.
De voorzitter:
Ik ga maar weer het rijtje af. Mijnheer Vlaardingerbroek, wilt u als eerste
reageren?
De heer
Vlaardingerbroek: Het verschil tussen paren van twee mannen en twee vrouwen
is natuurlijk dat bij twee vrouwen in de regel een van de vrouwen het kind
baart. Bij twee mannen kan dat niet en dan is er de mogelijkheid van adoptie.
Dat gebeurt ook. Er is dus voorzien in een oplossing. Voor twee vrouwen is er
ook de mogelijkheid van adoptie. Dat kan je vrij simpel regelen met deze wetgeving.
Een barende man kennen wij nog niet en misschien komt die mogelijk er ooit,
maar je weet het niet.
De voorzitter:
Er kan toch via het dna vastgesteld worden of het kind dat een draagmoeder
heeft gebaard van het zaad van een van beide mannen afkomstig is? Bij de vrouw
in een lesbische relatie kan het zijn dat het een eiceldonatie is met het zaad
van een donor, dus dan weet je het nog niet zeker.
De heer
Vlaardingerbroek: Bij een stel van twee mannen is er altijd een vrouw die
het kind gebaard heeft en die op grond van de huidige wetgeving de juridische
moeder is. Dat moederschap moet je dan eerst af kunnen nemen omdat het
ouderschap nog niet over drie ouders verdeeld kan worden. Je moet deze mannen
eerst de mogelijkheid van adoptie geven omdat het moederschap van de
draagmoeder niet ontkend kan worden.
De voorzitter:
Ik laat het hier maar even bij. Het is heel interessant en je kunt er eindeloos
over discussiëren. Het is heel goed dat een staatscommissie zich daarover gaat
buigen. Ik zie dat mevrouw Vonk nog een reactie wil geven.
Mevrouw Vonk:
Het grote verschil is inderdaad dat de geboortemoeder ook de juridische moeder
is. Als je dat wilt wijzigen, komt ook het draagmoederschap aan de orde. Dat is
een brede discussie die een veel fundamentelere wijziging van het afstammingsrecht
met zich brengt. Je moet dan op een bepaalde manier na de geboorte afstand van
het moederschap kunnen doen. Dan moet in de wet opgenomen worden dat niet de
geboortemoeder de juridische moeder is, maar de moeder die de eicel heeft
geleverd of de man die het zaad heeft geleverd wordt de juridische vader. Dat
is voor mijn gevoel een veel fundamentelere discussie dan de huidige over twee
moeders. De kinderen van twee vaders kunnen net zo min wachten op goede
wetgeving. Uiteindelijk gaat het om de kinderen. Als men het erover eens is dat
dit wetsvoorstel in het belang is van de kinderen, moet dat ook een van de
belangrijkste overwegingen zijn bij een beslissing en niet de vraag of het
afstammingsrecht een heel mooi huis is. Het gaat om de kinderen die in dat huis
moeten wonen.
De voorzitter:
Mevrouw Eusman, u werd ook aangesproken door mevrouw Beuving.
Mevrouw Eusman:
Het huidige afstammingsrecht en dit wetsvoorstel liggen heel dicht bij elkaar.
Het is een zeer kleine uitbreiding. Er zijn toch behoorlijke aantallen kinderen
en moeders die op die wet zitten te wachten. Het aantal stellen van twee mannen
– ik heb er veel van in mijn praktijk – haalt het bij lange na niet bij het
aantal stellen van twee vrouwen. In die zin is het ook een beetje de wet van
het getal. Bij stellen van twee mannen is de praktijk nog in ontwikkeling. Wat
moet met de hetero-wensouders? Dan kom je inderdaad veel meer in de richting van
het draagmoederschap. Die discussie moet nog gevoerd worden en die zal leiden
tot een heel andere voorbereiding voor wetgeving. Je moet de kinderen die er nu
al zijn en hun moeders beschermen. Daarvoor moet je deze regeling invoeren.
De voorzitter:
Heeft mevrouw Pessers nog een behoefte aan een reactie?
Mevrouw Pessers:
Ja. Een staatscommissie is inderdaad nodig en niet alleen voor deze problemen.
Er komen nog veel meer problemen op ons af. Ik adviseer u allen om de studie
van het Rathenau Instituut te lezen getiteld: Nier te koop, baarmoeder te huur.
Die studie gaat over het voortplantingstoerisme en de enorme baby-industrie die
aan het ontstaan is. Wij hebben nu al problemen met kinderen geboren uit een
Indiase draagmoeder. Die kinderen komen naar Nederland. Wat is hun
nationaliteit? Zij zullen nooit weten wie hun moeder is. Er zijn donoren uit
landen waar donoren niet geregistreerd
worden. Die kinderen komen hier ook. Dat
is geheel in strijd met onze wetgeving die bepaalt dat de vader bekend moet
zijn. Onze wetgeving is te overrulen als je de omweg via het buitenland maakt.
De voortplantingskliniek van het UMC haalt het zaad uit Denemarken en België.
Volgens het UMC is het bekend van wie het zaad is, hoewel in die landen
anonimiteit geldt. Daar moet de overheid veel dichter bovenop zitten opdat wij
tenminste in Nederland nog een beetje fatsoenlijk met onze kinderen kunnen
omgaan. Niet alleen het afstammingsrecht wordt in elkaar geknutseld, maar ook
het kind met eicellen, zaadcellen en draagmoeders. Je kan erover fantaseren,
maar leest u vooral het rapport van het Rathenau Instituut. Er is een
miljardenindustrie ontstaan waarin de rechten van kinderen met voeten worden
getreden. Het is een gitzwarte industrie. De wetgever zal zich vroeg of laat,
als er kinderen naar Nederland komen, voor deze problemen gesteld zien. Ik wijs
op de kunstmatige voortplanting, de industrie die daar omheen is ontstaan en de
zich razend snel ontwikkelende technologie, zoals het ouderschap van
ouder-ouders. Ik weet hoe makkelijk je aan kinderen kunt komen dankzij het
wegschrapen van stamcellen van de hand van een man in een café gecombineerd met
je eigen eicel. Binnen een paar jaar kan daar een kind uitkomen. Wij zullen ook
het recht krijgen om niet voortgeplant te worden. Het is een zeer moeilijk
probleemveld en het is mijn vak om het bij te houden. Het is allemaal haast
science fiction. Sla de krant er maar op na. Die Zeit heeft er onlangs vier
nummers aan gewijd. Er komt een immense problematiek op het niveau van
voortplanting en ouderschap op ons af. Wij zullen de problemen overigens nooit
voor kunnen zijn. Het is echter wel duidelijk dat het beter gereguleerd moet
worden dan nu in het wetsvoorstel wordt gedaan. In het licht van de komende
problemen moet je niet nu al zeggen: anonieme en commerciële donoren, jullie
worden van staatswege gelegitimeerd, jullie worden niet aangesproken op jullie
procreatieve verantwoordelijkheid, wij gaan ermee akkoord dat mannen tot hun
zaad gereduceerd worden. Dat is de menselijke onwaardigheid van de man en dat
is in strijd met het persoonlijkheidsbeginsel van ons recht. Dit zal doorwerken
in de menselijke onwaardigheid van het kind. Het Internationaal Verdrag inzake
de Rechten van het Kind wil juist deze onwaardigheid voorkomen.
Mevrouw Eusman:
In mijn inleiding heb ik al gezegd dat vanaf de jaren vijftig van de vorige
eeuw al wordt geïnsemineerd met zaad van anonieme donoren. Ik begrijp niet zo
goed wat die discussie doet in de bespreking van dit wetsvoorstel. Die 40.000
kinderen zijn allang geboren,
voornamelijk in heterogezinnen en ook nog een paar in lesbische
families. Waarom de hetero’s wel beschermen bij het afstammingsrecht en lesbische
moeders en vooral hun kinderen niet?
Mevrouw Pessers:
Het geldt ook voor hetero’s. Vroeger was onvruchtbaarheid een noodlot in het
leven van man en vrouw. Dan was er wel een arts of een student van die arts te
vinden die zaad wilden leveren. Dat waren uitzonderingen en daar moet je als wetgever
niet aankomen. Nu wordt het echter regel in het homoseksuele ouderschap. Door
de toename van de technologische mogelijkheden komt het ook op veel grotere
schaal voor in het heteroseksuele ouderschap. Bovendien wordt kunstmatige
inseminatie gecommercialiseerd. De heer Van Gerven, Tweede Kamerlid van de SP,
heeft jaren geleden al Kamervragen gesteld over Nederlandse websites waar
mannen vrouwen of vrouwen mannen zoeken om samen een kind te maken. Out of the
blue zijn ze bereid om samen te komen, zaad te leveren en een kind te maken
onder het motto «we zien wel waar het schip strandt». De advertenties zijn in
mijn ogen in strijd met wat de openbare orde met betrekking tot voortplanting
zou moeten zijn. De normalisering van het insemineren is reden om er heel goed
over na te denken. De schaal waarop is veel groter geworden dan in de jaren
vijftig en zestig. Dat is mijn antwoord. Het geldt dus net zo goed voor
hetero’s.
De voorzitter:
Mevrouw Scholten over een ander onderwerp?
Mevrouw Scholten
(D66): Het is een technisch dingetje waar ik niet uitkom. Ik kwam dit tegen
in de memorie van toelichting. Het heeft overigens ook te maken met het
bouwpakket. In het wetsvoorstel is de mogelijkheid geboden dat niet alleen het
kind, maar ook de biologische moeder en de duomoeder het moederschap kunnen
ontkennen. Dan houdt mijn denkraam op. De biologische moeder is de moeder. Hoe
kan zij haar moederschap ontkennen? De duomoeder heeft ingestemd met de
verwekking door de bekende of de onbekende donor. Waarom zou zij het
moederschap ontkennen? Wat zit hierachter? De toelichting geeft mij geen
duidelijkheid. Misschien professor Vlaardingerbroek mij helpen.
De heer
Vlaardingerbroek: Heel is eigenlijk heel eenvoudig het synchroniseren van
de regelgeving die er nu is. Dit wordt nu mogelijk gemaakt voor lesbische
ouders. Het is natuurlijk waar: een vrouw die een kind baart, zal niet haar
eigen kind ontkennen. Dat is ook niet voorzien. Zij zal ook niet het
moederschap van haar vriendin ontkennen. Daarvoor zijn andere mogelijkheden,
zoals adoptie door een eventuele nieuwe partner. Het is puur een kwestie van
synchronisatie. Ik zie geen andere reden.
Mevrouw Scholten
(D66): U bedoelt synchronisatie van de vrouw-vrouwverhouding en
vrouw-manverhouding.
De heer
Vlaardingerbroek: Ja.
Mevrouw Scholten
(D66): Dat ligt technisch toch iets anders, denk ik dan. Het zou ook een
dode letter kunnen zijn in het wetsvoorstel.
De heer
Vlaardingerbroek: Ik denk dat het weinig gebruikt zal worden. Ik kan ook
geen voorbeeld bedenken van een situatie waarin dit wel zou kunnen.
Mevrouw Scholten
(D66): Dat was mijn technische puntje.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Quik nog een vraag wil stellen.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Ik hoor verschillende deskundigen zeggen dat dit geen
doorbraak is omdat het aansluit op wat wij al hebben. Volgens mij sluit het wel
aan bij de instemmende levensgezel. Dat is de enige formule in ons huidige
familierecht waarin is voorzien in een vorm van juridisch ouderschap, terwijl
iedereen weet dat dit niet zo is. In alle andere gevallen is het volgens mij
toch de bedoeling dat degene die het kind erkent, degene die met de moeder
getrouwd is, de vader van het kind is. Dit is niet alleen de bedoeling, maar
het gaat in 95% van de gevallen ook daadwerkelijk zo. Als het niet zo is, kan
het teruggedraaid worden naar de biologische realiteit. Nu leggen wij vast dat
iets wat biologisch niet kan, juridisch gelijk wordt gesteld aan biologisch
ouderschap. Ik vind dat een fundamentele verandering. Ik vraag mij af of een
van u ooit een procedure heeft gehad over de instemmende levensgezel. Dat is
ooit in de wet gekomen, maar niemand heeft daar ooit iets mee gedaan. Dat is
ook een dode letter. Ik zie niet in in hoeverre dit wetsvoorstel aansluit bij
bestaande regelingen in het Burgerlijk Wetboek.
De voorzitter:
Stelt u deze vraag aan alle deskundigen?
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Behalve mevrouw Pessers, heb ik de deskundigen horen
zeggen dat dit wetsvoorstel aansluit bij bestaande regelgeving en geen
doorbraak is. Zij vinden dat het maar een klein stapje is en geen grote
wijziging in het systeem van het personen- en familierecht.
De voorzitter:
Behalve mevrouw Pessers, vraag ik de drie andere deskundigen om een korte
reactie. We hebben het eigenlijk al gehad over de hervorming van het familie-
en afstammingsrecht. De rechten van het kind zijn aan de orde gekomen bij alles
wat wij bespreken. De adoptieprocedure als zodanig is nog niet apart aan de
orde geweest. Ik zie dat daar nu geen behoefte aan is. Mevrouw Scholten moet nu
dringend naar haar fractie en professor Franken is al naar zijn
fractievergadering gegaan. Ik heb geschetst wat onze problemen zijn. Als u het
mij niet kwalijk neemt, vraag ik u allen om kort te reageren op de vraag van
mevrouw Quik en dat is dan tevens de afronding van deze bijeenkomst. Ik
constateer dat verder niemand nog een zeer brandende kwestie wil aansnijden.
Dan geef ik professor Vlaardingerbroek als eerste het woord.
De heer
Vlaardingerbroek: Twee vrouwen hebben in het huidige recht de mogelijkheid
van adoptie. Deze procedure leidt pas na de geboorte tot vaststelling van het
ouderschap voor de moeder. Daar is veel geld mee gemoeid, maar de rechter
toetst dat nauwelijks en wijst dat in de regel gewoon toe. Dit is een
vereenvoudiging van de huidige adoptieprocedure, zij het zonder toetsing door
de rechter.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Ik heb niks tegen de adoptieprocedure. Adoptie is voor
kinderen traceerbaar. Die wordt in de kantlijn van de geboorteakte
geregistreerd en dan kan je zien wie je vader was. Dat is totaal iets anders
dan dit.
De heer
Vlaardingerbroek: Als het kind binnen een huwelijk geboren wordt, heeft het
de mogelijkheid om de vader te traceren via de donorregistratie.
De voorzitter:
Wij hebben dit onderwerp al aan de orde gehad. Dit kan nogal lastig blijken te
zijn. Het woord is aan mevrouw Vonk.
Mevrouw Vonk:
De instemmende levensgezel komt op een paar plekken voor in de wetgeving, met
name bij de gerechtelijke vaststelling. Waar die niet voorkomt, is binnen het
huwelijk en daar gaat het nu om. Als een man en een vrouw binnen huwelijk een
kind krijgen met donorzaad is de man feitelijk de instemmende levensgezel. Als
hij heeft ingestemd, kan hij zijn vaderschap zelf niet ontkennen. Daar is het
een gelijkstelling mee, dus met de man binnen het huwelijk die toestemt in het
verwekken van een kind bij zijn vrouw door donorzaad. Mevrouw Eusman heeft
gezegd dat er inmiddels 40.000 kinderen via donoren zijn verwekt. Dat zijn er
veel. Daarom wordt dit gelijkgesteld. Bij de erkenning gaan wij natuurlijk uit
van de idee dat de biologische vader erkent. Als man en vrouw samenwonen en
gebruikmaken van kunstmatige donorinseminatie heeft de erkennende
niet-biologische vader in feite dezelfde positie als de vrouw. Ik heb ook geen
zaken gezien van gerechtelijke vaststelling van de instemmende levensgezel. Je
komt bijzondere zaken tegen van iemand die binnen huwelijk toch vader wordt,
maar daar zitten dergelijke zaken niet bij.
Mevrouw Eusman:
Mevrouw Quik heeft geen bezwaar tegen adoptie omdat de biologische ouders
traceerbaar zijn. Toen de wet in 2009 werd ingevoerd, heb ik geprobeerd om de
hele adoptieprocedure al afgerond te hebben voordat het kind geboren werd. Ik
wilde de adoptie laten uitspreken en de beschikking onherroepelijk laten
worden. Vrouwen komen soms echt heel vroeg bij mij. Ik werd daarin gesteund
omdat de ambtenaren van de burgerlijke stand via cursussen de modellen al
verspreid hadden voor de moeder-moederrelaties. Op de geboorteakte zie je dan
de moeder. Net als bij een prenatale erkenning wordt er een aparte akte van
erkenning toegevoegd. Dan worden op de geboorteakte de twee juridische ouders
vermeld. Je kunt altijd zien uit welke moeder je bent geboren en welke moeder
je heeft erkend. In een bestaand huwelijk kan je dat ook registreren. Het is
een kwestie van de geboorteakte iets aan te passen. De ambtenaar van de
burgerlijke stand had er in 2009 al geen enkele moeite mee om daar een
modelletje voor te maken. Ook onder de huidige wet kan dit.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Quik heel zorgelijk kijken. Ze krijgt nog gelegenheid voor een
korte nadere vraag.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): In geval van, ik mag niet zeggen anoniem donorschap maar
ik moet zeggen donorschap via de wet kunstmatige bevruchting enzovoorts, wordt
de meemoeder van rechtswege moeder. Dan zie je niets aan de geboorteakte.
Mevrouw Eusman:
Er moet aan de voorwaarde worden voldaan dat een verklaring wordt overgelegd
van de Stichting donorgegevens. Die verklaring zou geregistreerd kunnen worden
op de geboorteakte of daar kan een verwijzing naar worden opgenomen. Dan weet
je het wel, want dat is voor het kind herleidbaar. Het is een zeer technische
kwestie. Een ander probleem is dat vrouwen denken: ik ben getrouwd dus het is
allemaal geregeld. Daarover moet goede voorlichting komen. Vrouwen vergeten om
de verklaring van de Stichting donorgegevens te overleggen.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Dat zouden wij dan nog moeten regelen. Dat is in dit
wetsvoorstel niet geregeld.
Mevrouw Eusman:
Het staat er wel degelijk in.
Mevrouw
Quik-Schuijt (SP): Dat het op de geboorteakte komt?
Mevrouw Eusman:
Dat hoeft ook niet in de wet. Dat kan bij besluit.
De voorzitter:
Wij zullen ons daar nader over beraden. Mevrouw Pessers heeft geen behoefte aan
een laatste bijdrage. Wij hebben buitengewoon kunnen profiteren van de
deskundigheid van uw vieren om nog beter geïnformeerd naar dit wetsvoorstel te
kijken. U begrijpt dat wij daar druk mee bezig zijn. Wij danken u allen
buiten-gewoon hartelijk voor uw komst, voor uw toelichting en voor uw
bereidheid om in discussie te gaan met de leden van de vaste commissie voor
Veiligheid en Justitie. Wat er ook met dit wetsvoorstel gebeurt, ik heb
geproefd dat het algemene gevoelen is dat het verstandig is om een staatscommissie
in het leven te roepen. There
is more to it than meets the eye zou ik willen zeggen.
Wij hebben een kleine attentie voor u allen. Ik laat u
straks achter in handen van de staf want ieder commissielid moet nu naar zijn
of haar fractievergadering racen.
Sluiting 10.55 uur.
Eerste Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 032, D 25
33.032 - Juridisch ouderschap vrouwelijke partner van
moeder
Eerste Kamer der Staten-Generaal - Juridisch ouderschap
vrouwelijke partner van moeder (33.032) – Stand van zaken per 8 augustus 2013
Dit wetsvoorstel regelt in Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek dat de vrouwelijke partner van de moeder, de zogenaamde duomoeder,
de juridisch ouder van een kind kan worden zonder dat daarvoor een
gerechtelijke procedure nodig is. Het juridisch ouderschap heeft gevolgen voor
onder meer het gezag over het kind, de naam en nationaliteit en voor het
erfrecht. Hiermee wordt naast (het vermoeden van) het biologisch ouderschap
ook het sociale ouderschap grond voor een familierechtelijke
betrekkingen. Zo wordt beter aangesloten bij de feitelijke verzorgings- en
opvoedingssituatie van het kind.
Met dit voorstel wordt de positie van kinderen geboren in
lesbische relaties zo veel mogelijk gelijk aan die van kinderen geboren in
heteroseksuele relaties. Dit voorstel regelt dat:
- Het moederschap van de duomoeder ontstaat van rechtswege als de duomoeder is gehuwd met de moeder van het kind en duidelijk is dat de biologische vader van het kind geen rol zal spelen in zijn verzorging en opvoeding;
- In alle andere gevallen kan de duomoeder het kind erkennen.
- De mogelijkheid om de rechter te verzoeken om vervangende toestemming voor erkenning wordt uitgebreid tot de zaaddonor die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind;
- De duomoeder die als levensgezel heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, wordt gelijk gesteld aan de mannelijke levensgezel. Dit betekent dat:
- het moederschap van deze duomoeder gerechtelijk kan worden vastgesteld; en
- zij alimentatieplichtig is jegens het kind.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en
de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Afkondiging Staatsblad(en):
Het voorstel (EK
33.032, A ) is
op 30 oktober 2012 aangenomen door de Tweede kamer. PVV, CDA, VVD, 50PLUS, D66,
GroenLinks, PvdA, PvdD en SP stemden voor.
De Eerste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie
(V&J) heeft op 16 juli 2013 het verslag uitgebracht en
wacht op de nota naar
aanleiding van het verslag. Onder voorbehoud van tijdige en adequate
beantwoording vindt de plenaire behandeling plaats op 12 november 2013.
De commissie heeft op 18 juni 2013 een deskundigenbijeenkomst gehouden
(EK
33.032, D ).
Ingediend: 4 oktober 2011
Titel: Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van
de moeder anders dan adoptie
schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
- VVD - A.W. Duthler
- PvdA - J. Beuving
- CDA - H. Franken
- SP - A.C. Quik-Schuijt
- D66 - M.C. Scholten
- GroenLinks - M.M. de Boer
- SGP - G. Holdijk
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip dat door de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.
- 31 juli 2013 - brief regering; Informatie over de opzet en stand van zaken van het onderzoek betreffende de situatie van kinderen die opgroeien in meeroudergezinnen TK, 18
- 16 juli 2013 - verslag EK, E
- 26 juni 2013 Verslag van de deskundigenbijeenkomst van 18 juni 2013 juridisch ouderschap vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie - EK, D
- 18 juni 2013 - korte aantekening commissie Veiligheid en Justitie (V&J)
- 11 juni 2013 - korte aantekening commissie Veiligheid en Justitie (V&J)
- 4 juni 2013 - korte aantekening commissie Veiligheid en Justitie (V&J)
- 14 mei 2013 - korte aantekening commissie Veiligheid en Justitie (V&J)
- 7 mei 2013 - korte aantekening commissie Veiligheid en Justitie (V&J)
- 23 april 2013 - korte aantekening commissie Veiligheid en Justitie (V&J)
- 16 april 2013 - korte aantekening commissie Veiligheid en Justitie (V&J)
- 12 april 2013 - memorie van antwoord EK, C
- 5 februari 2013 - voorlopig verslag EK, B
- 15 januari 2013 - korte aantekening commissie Veiligheid en Justitie (V&J)
- 13 november 2012 - korte aantekening commissie Veiligheid en Justitie (V&J)
- 5 november 2012 - brief regering; Toezegging inzake onderzoek naar de situatie waarbij kinderen opgroeien in zogenoemde meeroudergezinnen TK, 17
- 30 oktober 2012 - stemmingsoverzicht Tweede Kamer
- 30 oktober 2012 - stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie ( 33032 ) nr. 16, item 9, blz. 15
- 30 oktober 2012 - gewijzigd voorstel van wet EK, A
- 24 oktober 2012 - Gewijzigd amendement van het lid Hennis-Plasschaert c.s. ter vervanging van nr. 11 over het verzoeken om vervangende toestemming voor erkenning door de levensgezel TK, 15
- 24 oktober 2012 - Gewijzigd amendement van het lid Bontes ter vervanging van nr. 13 over het opheffen van het onderscheid wat er in het wetsvoorstel wordt gemaakt tussen homoseksuele en heteroseksuele paren bij ouderschap van rechtswege door een bekende donor. TK, 16
- 23 oktober 2012 - behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie ( 33032 ) - nr. 13, item 18, blz. 54-74
- 23 oktober 2012 - Amendement van het lid Bontes over het verzoek om vervangende toestemming met andere afwijzingsmogelijkheid voor de rechter TK, 12
- 23 oktober 2012 - Amendement van het lid Bontes over het opheffen van het onderscheid wat er in het wetsvoorstel wordt gemaakt tussen homoseksuele en heteroseksuelen echtparen bij ouderschap van rechtswege door een bekende donor. TK, 13
- 23 oktober 2012 - Amendement van het lid Segers ter introductie van een regeling voor de vaststelling van het biologische ouderschap TK, 14
- 22 oktober 2012 - Amendement van het lid Hennis-Plasschaert over het verzoeken om vervangende toestemming voor erkenning door de levensgezel TK, 9
- 22 oktober 2012 - Amendement van het lid Hennis-Plasschaert c.s. ter vervanging van nr. 9 over het verzoeken om vervangende toestemming voor erkenning door de levensgezel TK, 10
- 22 oktober 2012 - Amendement van het lid Hennis-Plasschaert c.s. ter vervanging van nr. 10 over het verzoeken om vervangende toestemming voor erkenning door de levensgezel TK, 11
- 15 oktober 2012 - Tweede nota van wijziging TK, 8
- 14 juni 2012 - Nota van wijziging TK, 7
- 14 juni 2012 - nota naar aanleiding van het verslag TK, 6
- 9 december 2011 - verslag TK, 5
- 4 oktober 2011 - voorstel van wet TK, 2
- 4 oktober 2011 - advies Raad van State en nader rapport TK, 4
- 4 oktober 2011 - Memorie van toelichting TK, 3 Bevat bijlagen
- 4 oktober 2011 - Koninklijke boodschap TK, 1
- Alle Kamerstukken en Handelingen in dit dossier
_____
Disclaimer: Op deze website wordt geen sluitend juridisch advies gegeven: neemt u hiervoor, als het zover komt, contact op met bijvoorbeeld een advocaat, notaris of de geëigende overheidsinstanties. Deze website huldigt een eigen rechtsopvatting op een rechtsgebied dat in ontwikkeling is. Hoewel er de grootst mogelijke algemene zorg aan uw adviesverzoek en – in voorkomend geval - melding besteedt wordt, zijn we niet aansprakelijk voor de gegeven adviezen. Adviezen en reacties worden uitsluitend gegeven onder volledige uitsluiting van alle aansprakelijkheid voor de gegeven adviezen en reacties.
_____
Geen opmerkingen:
Een reactie posten