Reformatorisch Dagblad – René Diekstra en Wim Orbons - Open brief – 6 maart 2007
„De ernstige en grote negatieve gevolgen van (echt)scheiding zijn in veel binnen en buitenlandse onderzoeken beschreven. Kinderen van gescheiden ouders leven korter, statistisch gezien, hebben een grotere kans op armoede (ook als volwassenen) en achterstand, doen het slechter op school, hebben vaker emotionele of psychische klachten, lopen meer kans op gezondheidsproblemen en seksueel misbruik, raken vaker aan drank en drugs en belanden eerder in de (jeugd)criminaliteit.” Foto RD, Anton Dommerholt |
Het is van groot belang dat het nieuwe kabinet aandacht besteedt aan de (echt)scheidingscultuur in Nederland. Die heeft ernstige en grote gevolgen voor de sociale, financiële en maatschappelijke samenleving, in het bijzonder voor kinderen, schrijven prof. dr. René Diekstra en Wim Orbons in een brief aan minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin.
Geachte heer Rouvoet,
Naar aanleiding van het regeerakkoord en de samenstelling van een nieuw kabinet willen wij als expertgroep van het manifest ”Integriteit van het ouderschap”, dat in het voorjaar van 2004 aan de toenmalige minister van Justitie is aangeboden, aandacht vragen voor de (echt)scheidingscultuur, die zulke ernstige en grote gevolgen heeft voor de sociale, financiële en maatschappelijke samenleving. In het bijzonder verdient het belang van kinderen daarbinnen aandacht.
Vrijwel alle politieke partijen schenken in hun verkiezingsprogramma’s ruim aandacht aan het gezin. Er is inmiddels zelfs een minister voor Jeugd en Gezin. Een goed signaal. Wat ontbreekt zijn maatregelen om het traditioneel samengestelde gezin te versterken, bij elkaar te houden en (echt)scheiding te ontmoedigen.
Volgens het CBS (”Bevolkingstrends”, vierde kwartaal 2005) vinden er jaarlijks bijna 110.000 echt- en flitsscheidingen en verbrekingen van samenwoonrelaties plaats, waarbij bijna 60.000 kinderen zijn betrokken. De ernstige en grote negatieve gevolgen van (echt)scheiding zijn in veel binnen- en buitenlandse onderzoeken beschreven. Kinderen van gescheiden ouders leven korter, statistisch gezien, hebben een grotere kans op armoede (ook als volwassenen) en achterstand, doen het slechter op school, hebben vaker emotionele of psychische klachten, lopen meer kans op gezondheidsproblemen en seksueel misbruik, raken vaker aan drank en drugs en belanden eerder in de (jeugd)criminaliteit.
Door echtscheiding en verbroken relaties worden in Nederland ruim een miljoen kinderen in een halve eeuw minder geboren (CBS en de Nederlandse GezinsRaad (NGR), 2001). Opmerkelijk is dat in de discussies over de vergrijzing daar niet over wordt gerept. Zelfs niet nu volgens het CBS het jaar 2006 vermoedelijk het laagste aantal geboorten te zien heeft gegeven sinds 1900.
Scheidingskinderen hebben zelf een twee tot drie keer grotere dan normale kans op scheiding (CBS, 2005). Twee keer zo groot indien het kind opgroeit bij één gescheiden ouder en drie keer indien het opgroeit bij twee gescheiden ouders (twee ouders die ieder uit een scheiding met elkaar een nieuwe relatie hebben gevormd). Een neerwaartse spiraal, die zich, via socialisatie van relatiemodellen, zal doorzetten bij ongewijzigd kabinetsbeleid.
Prioriteit
Indien instandhouding of bescherming van het huwelijk (of samenwoonrelatie) in het belang van verreweg de meeste kinderen de nodige prioriteit krijgt, zijn minstens drie maatregelen noodzakelijk.
1) Het bijstellen van de eenzijdige schuldloze (echt)scheiding zonder motivering. Het eenzijdig opzeggen van huwelijken (of samenwoonrelaties) zonder valide motivatie moet zo niet onmogelijk, in ieder geval moeilijker worden, zeker indien daar minderjarige kinderen bij betrokken zijn. In zekere zin op dezelfde wijze als het nu ook onmogelijk is een hypotheek of een levensverzekering eenzijdig op te zeggen, zonder dat daar passende (financiële) compensatie tegenover staat. Degene die de trouwbelofte en het huwelijkscontract (of samenwoonrelatie) wil verbreken, moet daarop worden afgerekend, bijvoorbeeld bij de verdeling van vermogen. Ook kan gedacht worden aan het verminderen van hoogte en duur van de partneralimentatie ten nadele van degene die het huwelijkscontract eenzijdig wil beëindigen. Opmerkelijk is in ieder geval dat voor alle contracten die eenzijdig worden ontbonden geldt dat (financiële) compensatie de norm is, behalve voor het huwelijkscontract.
2). Huwelijken (of samenwoonrelaties) kunnen pas na een jaar afkoelingsperiode (zoals bijvoorbeeld in Duitsland) en een verplichte relatietherapie (zoals bijvoorbeeld in Noorwegen) worden ontbonden door een daarin gespecialiseerde (relatie)rechtbank. Voor vrijwel alle (arbeids)contracten, die eenzijdig worden verbroken, gelden opzegtermijnen. Voor het belangrijkste contract: het huwelijk (of samenwoonrelatie) geldt dit niet. Bemiddeling zou er primair op gericht moeten zijn om te bezien of het huwelijk (of de samenwoonrelatie) in stand kan blijven en niet, zoals momenteel in de praktijk voornamelijk gebeurt, op het versoepelen van de afhandeling van de (echt)scheiding.
3). Een gehandhaafd gelijkwaardig ouderschap na een onvermijdelijke scheiding, zoals recent in België is ingevoerd. Een belangrijk neveneffect van gelijkwaardig ouderschap na scheiding is dat het aantal scheidingen zal verminderen. Uit onderzoek naar circa 43.000 scheidingen (Brinig en Allen, Iowa, 2000) blijkt dat als een ouder -meestal de moeder- na scheiding niet de kinderen kan meekrijgen met uitsluiting van de andere ouder -meestal de vader- het aantal scheidingen vermindert.
De zogenaamde flitsscheiding moet onmogelijk worden gemaakt. Maar ook andere (echt)scheiding zou naar ons oordeel moeilijker moeten worden gemaakt, zeker indien daar kinderen bij betrokken zijn. Een eventuele vrees dat, als scheiden moeilijker wordt, waar geen weldenkend mens tegen kan zijn, er minder mensen voor het huwelijk (of samenwoonrelatie) zullen kiezen, kan ondervangen worden door mensen verplicht een huwelijkscontract te doen aangaan indien zij aangifte doen bij de burgerlijke stand van hun (eerste) kind. Daarmee krijgen alle kinderen en ouders dezelfde rechten én plichten tegenover elkaar.
Levenslange schade
Uit recent onderzoek van wetenschappers van de universiteit van Michigan en het Duitse Economisch Onderzoeksinstituut onder leiding van Richard Lucas, die achttien jaar lang 30.000 mensen volgden, blijkt dat (echt)scheiding voor levenslange schade zorgt. Bovendien is (echt)scheiding een belangrijke factor van armoede (en armoede maakt de waarschijnlijkheid op andere negatieve verschijnselen, zoals (jeugd)criminaliteit, groter).
De meeste politieke partijen zijn terecht van oordeel dat de overheid moet toezien op handhaving van de vastgestelde alimentatie- en omgangsregelingen. Maar alimentatieregelingen zijn niet zo’n groot probleem. Via het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) wordt in het merendeel van de gevallen de alimentatie bij weigering alsnog bij de betreffende ouder geïnd. Veel problematischer is dat omgangsregelingen niet worden gehandhaafd. Bijna de helft van de kinderen heeft na scheiding geen of nauwelijks contact met beide ouders volgens het CBS. Naar ons oordeel moet omgang tussen ouders en kinderen altijd mogelijk zijn en plaatsvinden (tenzij bijvoorbeeld de rechter een ouder heeft veroordeeld voor kindermishandeling, -verwaarlozing en dergelijke).
Overigens hebben veel omgangsregelingen, dikwijls van het type ”een weekend in de twee weken”, weinig met opvoeding van doen. Uit een reeks van onderzoeken blijkt dat de samenhang tussen de ontwikkeling van kinderen en actieve betrokkenheid (qua gedrag en opvattingen) van de vader ten minste gelijk is en volgens sommige studies zelfs enigermate groter is dan de samenhang met gedrag en opvattingen van moeder. Dat geldt voor zonen, maar ook voor dochters over de hele leeftijdsperiode van 0 tot 18 jaar, en het geldt voor kinderen ongeacht cultuur, etnische afkomst en sociale klasse.
Daarom is vanuit opvoedkundig oogpunt verblijfsco-ouderschap, zoals recent in België is ingevoerd, te prevaleren als uitgangspunt boven omgangsregelingen, mede gelet op de neveneffecten ervan. Natuurlijk is verblijfsco-ouderschap niet in alle gevallen voor kinderen ideaal of praktisch haalbaar. Maar het vermindert wel het aantal scheidingen, en dat is voor verreweg de meeste kinderen (en de samenleving) wel ideaal. Amerikaans metaonderzoek (onder andere Benjamin & Irving, 1989 en Bauserman, 2002) wijst uit dat ouders bij gedeeld ouderschap minder vaak ruzie hebben en dat psychische aandoeningen bij kinderen niet vaker voorkomen. Verbreken van contact met een van de ouders kwam bijna niet meer voor.
Loyaliteitsconflicten
Voor wat betreft de langetermijngevolgen van (echt)scheiding hechten we eraan nog het volgende op te merken. Uit een recent Belgisch onderzoek (Bracke, Gouwy en Wauterickx, Gent, 2006) blijkt dat scheidingskinderen ruim twintig jaar later nog lijden onder de scheiding. Dat betekent onder andere dat kinderen van een scheiding meer last hebben dan van de dood van hun vader of moeder. Dat ligt in zekere zin ook voor de hand. Terwijl bij overlijden rouwverwerking kan plaatsvinden en loyaliteitsconflicten en ”het heen en weer worden getrokken tussen twee vuren” niet aan de orde zijn, is bij scheiding de relatie tussen kind en ouders een continue opgave vol van ambiguïteit, onzekerheid, kwesties van loyaliteit en problematische beeldvorming omtrent het omgaan met (relatie)conflicten.
Wat dat betreft is ook veel betekenend dat (echt)scheiding de kans sterk vergroot dat kinderen op latere leeftijd ook ”van hun ouders scheiden”. Dat wil zeggen dat er geen contact meer is of dat het contact heel erg ’dun’ is. Het spreekt voor zich dat dit gevolg voor beide kanten (ouders en kinderen) een belangrijke bron van onwelbevinden, spanning en gezondheidsklachten is. In ieder geval is het aantal ouders dat door hun volwassen kinderen ’verlaten’ wordt aanzienlijk groter onder de groep gescheidenen.
Naast andere factoren speelt daarbij een rol dat terwijl de dood voor kinderen te begrijpen is, (echt)scheiding -in ieder geval in ’matige’ huwelijken (of samenwoonrelaties)- dat vaak niet is. Uit een grootschalig onderzoek (Waite e.a., Chicago, 2002) blijkt dat een slechte relatie beter is dan een scheiding. Bovendien is de ’slechte’ relatie, bijvoorbeeld als gevolg van stress op het werk of door de komst van een (huil)baby, vaak maar tijdelijk.
Daarnaast blijkt uit onderzoek dat ’slechts’ minder dan 30 procent van de gescheidenen zegt na (echt)scheiding gelukkiger te zijn. Zelfs uitgesproken ’slechte’ huwelijken (of samenwoonrelaties) die ontbonden worden zijn voor kinderen soms niet te begrijpen. Tijdens zijn verblijf op de Nederlandse ambassade in Syrië vroeg Ammar aan zijn moeder Janneke Schoonhoven: „Als papa en jij zo’n hekel aan elkaar hebben, waarom hebben jullie dan samen kinderen gekregen?” Volgens de Californische onderzoekster Judith Wallerstein is slechts 10 procent van de kinderen na scheiding even gelukkig als ervoor.
Internationale kinderontvoeringen zijn strafbaar en hebben hetzelfde resultaat als het negeren van omgangsregelingen: namelijk het onttrekken van kinderen aan hun ouder, meestal vader. Voor binnenlandse ’kindermeename’ vóór (echt)scheiding en het negeren van omgangsregelingen na (echt)scheiding, wat niet strafbaar is -althans als moeders zich hier schuldig aan maken-, hebben OM en rechtspraak de spelregel: afdwingen van omgang tussen een gescheiden vader en zijn kind is niet in het belang van het kind. Dat is onzes inziens een merkwaardig en verkeerd signaal. Want het opent de weg voor onwillige ouders (meestal moeders) na scheiding om omgangsregelingen straffeloos te negeren. Het suggereert bovendien alsof het wel in het belang van het kind is dat het van de ene dag op de andere zijn vader niet (nooit) meer ziet. De genoemde door OM en de rechtspraak gehanteerde regel bevordert onzes inziens op deze wijze de scheidingscultuur.
Meerderheden
Een minister voor Jeugd en Gezin is, zoals reeds gezegd, een belangrijk signaal. Wij roepen deze minister op nog eens kritisch te kijken naar de oorzaken van de scheidingscultuur (vooral de invoering van de eenzijdige schuldloze opzegging van het huwelijk begin jaren zeventig), en naar de definitie van het huwelijk en het gezin. Want het heeft er op dit moment alle schijn van dat minderheden (homoparen en het almaar toenemende aantal eenouder- en stiefgezinnen) meer invloed te hebben op de politieke discussie, en daarmee op politici c.q. wetgeving, dan meerderheden: het traditioneel samengestelde gezin van man, vrouw en kind, getrouwd of niet.
Het belang van het terugdringen van (echt)scheidingen kan niet gemakkelijk overschat worden. Het betekent onder andere minder belasting van diverse overheidsvoorzieningen, met name de Bureaus Jeugdzorg. Tachtig procent van de kinderen die bij Bureau Jeugdzorg belanden, komt uit een gebroken eenoudergezin. Het voortdurend uitbreiden van het budget van de Bureaus Jeugdzorg is onzes inziens voor een (aanzienlijk) deel symptoombestrijding. Het is op dat punt veelbetekenend dat de Bureaus Jeugdzorg, ondanks hun naamgeving, weinig doen aan de bevordering en bescherming van de kwaliteit van de ontwikkelingsomgeving van kinderen en jeugdigen en evenmin aan vroegtijdige signalering van problematische gezinssituaties/ouderrelaties. Ook andere instanties zijn op deze belangrijke opgaven nauwelijks toegesneden danwel daarvoor uitgerust. Onzes inziens is op deze punten ruimte voor zeer aanzienlijke verbeteringen van jeugd- en gezinsbeleid.
Het betekent ook terugdringen van huiselijk geweld, ook in zijn fatale vorm. Zoals het in april 2006 verschenen rapport ”Voldoende Schakels maar Geen Keten” -het verslag van het onderzoek naar een Haags gezinsdrama (waarbij vier doden vielen) en naar het functioneren van het convenant huiselijk geweld- onder meer heeft laten zien, fungeert huiselijk geweld veelal tegen de achtergrond van scheiding of dreigende scheiding.
Het betekent voorts het verminderen c.q. voorkomen van ernstige emotionele en gedragsproblemen onder zowel kinderen en jongeren als volwassenen. En ten slotte betekent het een toename van interpersoonlijk en sociaal vertrouwen. Het dalen van het (echt)scheidingscijfer betekent het stijgen van vertrouwen en de toename van sociale samenhang tussen de leden van een gemeenschap.
Prof. dr. René Diekstra is hoogleraar psychologie aan de universiteit van Middelburg, lector jeugd en opvoeding aan de Haagse Hogeschool en wetenschappelijk adviseur van het college van B en W van Rotterdam. Wim Orbons is gezondheidseconoom, voormalig bestuurder van gezondheidszorgorganisaties en contactpersoon van de expertgroep van het manifest ”Integriteit van het ouderschap” (2004).
Zolang de overheid hier accepteert dat 'juridische erkenning' van kinderen bij geboorte of daarvoor alleen afhankelijk is van de toestemming van de moeder in dit land, en dan rechters bij weigering, geen gezag of erkenning wensen toe te staan aan de eigen vaders van kinderen die worden geboren; zolang zal het voortduren dat kinderen ZIEK worden gemaakt.
BeantwoordenVerwijderenDoordat diezelfde rechters "onder het mom van dat er onderzoek zou zijn geweest" (briefje van een of andere hulpverlener die ondeskundig is) zelfs gezag blijven geven zondermeer aan talloze moeders die blijken te lijden aan het zogenaamde "borderlinesyndroom" bijvoorbeeld.
Met al jaren bekende zo bleek me kenmerken die werden genoemd: Leugen, bedrog, manipulatie.
De rechter zou beter kunnen en moeten weten inmiddels, doch het tegengestelde is helaas aan de orde nog steeds veelal. Boter na de vis of het paard achter de wagen spannen, met daarna de grootste problemen in begeleiding die nodig is voor MOEDERS met kinderen in de psychiatrie, waarbij de vaders eerst op heel vieze manieren ook uit zich werden gewerkt of buitengesloten.
Schandalige zaken vinden plaats op zo'n wijze, dat je je werkelijk afvraagt hier te lande, waar het verstand zit, als je beseft dat Gardner allang in gedegen onderzoek wat diezelfde overheid bekend IS, en er vervolgens niks aan wenst te doen of van te zeggen van het "oordeel rechter" die dan vele vaders op onoorbare wijzen de pas afsnijdt. Van hun kinderen letterlijk. Kinderen die jarenlang in een enorme grote leugenbrei worden gedrongen te leven.
Dat behoort niet meer te kunnen en mogen hier. Psychische kindermishandeling wordt en werd zo jaren in stand gehouden!!
Omdat werkers verzwegen en dat lees je nu ook in ersntige zaken wat aan de orde is en was in realiteit.
Veelal is allang bekend bij werkers die twijfelen aan de opvoedingwskwaliteiten van een moeder die dat aangaat, wat en welke kenmerkende zaken er zijn aan een dergelijk persoon.
Doch de betrokkenheid van partners "was niet verplicht" in gesprekken waardoor allerhande valseijke zaken op papier kunnen worden gekwakt. Daarin zit een groot probleem ook bij bijvoorbeeld Justitie, die dan zegt dat moet de GGZ maar doen bij meldingen. Zo werkt dat niet en dat zal niet gaan werken ook. Nee het zal in de hand werken, dat en dat wordt gezegd nu, er duizenden kinderen, onder andere lijdend aan ersntige stoornissen bijkomen.
Veelal uit dan éénoudergezinnen, omdat deze mensen de vrije hand wordt gegeven met bedrog aan de slag te gaan en ze worden bevestigd in dat gedrag. Immers niemand pakt het aan? De GGZ zou verplicht moeten melden vanaf heden, dan kan wellicht veel leed voor kinderen worden voorkomen ook.
Door ze niet langer meestens de eigen identiteit onterecht af te nemen.