zondag, mei 13, 2012

542. Oproep aan Almeerse gescheiden ouders

Beste mensen,

Ik wil in Almere het thema 'omgang met gescheiden ouders door scholen' op de politieke agenda zetten.

Kort door de bocht wil ik de termen 'informatie' en 'overleg' waar bij scholen onderscheid gemaakt word weer samenbrengen. Uit verschillende gesprekken en beleidsnota's in Almere blijkt dat scholen zich conformeren aan een wettelijke informatieplicht maar het overleg over belangwekkende zaken slechts met 1 ouder gesprek willen voeren en ervan uitgaan dat deze ouder het weer communiceert met de andere ouder (ook al is deze gezaghebbend).
De meesten van ons weten wel dat het geen uitzondering is dat de 'verzorgende ouder' de 'niet-verzorgende ouder' niet betrekt in belangrijke zaken.

Het vreemde is dat professionals in de medische en hulpverleningswereld niets mogen ondernemen zonder uitdrukkelijke toestemming van twee gezaghebbende ouders (uitzonderingen daar gelaten). Dat het onderwijs toch een maas in de wet creëert en in het kader van logistieke overwegingen zijn snor probeert te drukken is mij een doorn in het oog.

Voor het agenderen op de politieke agenda heb ik 50 handtekeningen van Almeerders nodig. Ik zou het fijn vinden als dit niet alleen maar de mensen uit mijn eigen kring zouden zijn, maar dat we een wat bredere doelgroep zouden kunnen krijgen. Dus woon je in (of ken je mensen in) Almere die hun handtekening zouden willen zetten, laat het me dan weten met een manier om in contact te komen.

Groet,

Peter Duvekot
Mail: peter@multiops.nl
Twitter: @peterduvekot


A. Burgerlijk Wetboek 1; Titel 14: Het gezag over minderjarige kinderen; Afdeling 2: Ouderlijk gezag; § 1. Het gezamenlijk gezag van ouders binnen en buiten huwelijk en het gezag van één ouder na scheiding

Artikel BW1:253a

    1. In geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag kunnen geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

    2. De rechtbank kan eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:

        a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede en uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;

        b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;

        c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;

        d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, eerste en tweede lid, wordt verschaft.

    3. Indien op de ouders de verplichting van artikel 247a rust en zij daaraan niet hebben voldaan, houdt de rechter de beslissing op een in het tweede lid bedoeld verzoek ambtshalve aan, totdat aan die verplichting is voldaan. Aanhouding blijft achterwege indien het belang van het kind dit vergt.

    4. De artikelen 377a, vierde lid, 377e en 377g zijn van overeenkomstige toepassing. Daar waar in deze bepalingen gesproken wordt over omgang of een omgangsregeling wordt in plaats daarvan gelezen: een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

    5. De rechtbank beproeft alvorens te beslissen op een verzoek als in het eerste of tweede lid bedoeld, een vergelijk tussen de ouders en kan desverzocht en ook ambtshalve, zulks indien geen vergelijk tot stand komt en het belang van het kind zich daartegen niet verzet, een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen, dan wel bepalen dat de beschikking of onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd.

    6. De rechtbank behandelt het verzoek binnen zes weken.


B. Burgerlijk Wetboek 1; Titel 15: Omgang en informatie

Artikel BW1:377b

    1. De ouder die met het gezag is belast, is gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
    2. Indien het belang van het kind zulks vereist kan de rechter zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.

Artikel BW1:377c

    1. Onverminderd het bepaalde in artikel 377b van dit boek wordt de niet met het gezag belaste ouder desgevraagd door derden die beroepshalve beschikken over informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen, daarvan op de hoogte gesteld, tenzij die derde de informatie niet op gelijke wijze zou verschaffen aan degene die met het gezag over het kind is belast dan wel bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, of het belang van het kind zich tegen het verschaffen van informatie verzet.
    2. Indien de informatie is geweigerd, kan de rechter op verzoek van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ouder bepalen dat de informatie op de door hem aan te geven wijze moet worden verstrekt. De rechter wijst het verzoek in ieder geval af, indien het belang van het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten