“Gezag houdt voor een ouder onder meer de verplichting in zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. [de man] heeft derhalve niet alleen recht op omgang met [dochter partijen], maar tevens de verplichting haar te verzorgen en op te voeden.”
Het Vader Kennis Centrum sluit zich van harte aan bij deze uitspraak en het er in vervatte standpunt van de Amsterdamse voorzieningenrechter dat gezag over de kinderen een zorg- en opvoedplicht inhoudt en onlosmakelijk ook verbonden is met zorg voor, opvoeding van, en omgang met, de kinderen. Omgang en zorg zijn niet vrijblijvend, ook niet voor vaders.Peter Tromp
Vader Kennis Centrum van Stichting Kind en Omgangsrecht
-----------------------------------
Uitspraak
Uitspraak Rechtbank Amsterdam; 12 juli 2007
LJN: BA9482, Rechtbank Amsterdam, 371392 / KG ZA 07-1057 SR/MV
Datum uitspraak: | 12-07-2007 |
Datum publicatie: | 12-07-2007 |
Rechtsgebied: | Civiel overig |
Soort procedure: | Kort geding |
Inhoudsindicatie: | Een omgangsregeling ten behoeve van de vader met zijn kind, houdt onder omstandigheden ook een verplichting in voor die vader om die regeling na te komen. |
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 371392 / KG ZA 07-1057 SR/MV
Vonnis in kort geding van 12 juli
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres bij dagvaarding van 15 juni 2007, procureur mr. C. van Baalen - van IJzendoorn,
tegen
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [de vrouw] en [de man] genoemd worden.
De procedure
Ter terechtzitting van 5 juli 2007 heeft [de vrouw] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [de man] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
De feiten
Partijen zijn gehuwd op [datum]. Op [geboortedatum] 1995 is te [geboorteplaats] de dochter van partijen ([dochter partijen]) geboren. Het huwelijk is op [datum] ontbonden. [dochter partijen] woont bij [de vrouw]. Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [dochter partijen].
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 november 2003 is een omgangsregeling vastgesteld tussen [de man] en [dochter partijen]. Deze regeling houdt in dat [dochter partijen] een weekend per veertien dagen en de helft van alle vakanties en feestdagen bij [de man] verblijft. [de man] dient [dochter partijen] te halen en te brengen; [de vrouw] betaalt hem hiervoor een bijdrage van EUR 32,- per maand. In de beschikking is verder opgenomen dat partijen de vakanties in onderling overleg zullen indelen. Tot slot is in de beschikking opgenomen:
?in uitzonderingssituaties, waarin het voor vader niet mogelijk is om de zorg voor [dochter partijen] op zich te nemen, zal in onderling overleg met moeder een afwijkende regeling worden getroffen?
Sinds april 2007 komt [de man] de omgangsregeling niet na.
Het geschil
[de vrouw] vordert thans ? kort gezegd ? nakoming van de omgangsregeling op straffe van dwangsommen en (subsidiair) op straffe van lijfsdwang.
[de vrouw] stelt hiertoe ? samengevat weergegeven ? dat het niet in het belang van [dochter partijen] is wanneer zij geen omgang heeft met [de man]. De omgangsregeling is niet alleen een recht van [de man], maar ook van [dochter partijen]. De opvoeding en verzorging van [dochter partijen] is een gedeelde verantwoordelijkheid van beide ouders. Bovendien komt [de vrouw] in de problemen, nu [de man] de regeling niet nakomt. Als alleenstaande moeder moet zij de kost verdienen én voor [dochter partijen] zorgen. Zij heeft een aanbod om van 6 tot 29 juli 2007 (de eerste helft van de schoolvakantie) te werken en zij zal dit aanbod moeten laten schieten indien [de man] in die periode niet voor [dochter partijen] zorgt. Financieel kan zij zich dit niet veroorloven.
[de man] heeft tegen de vordering - samengevat weergegeven - het verweer gevoerd dat zijn financi?le situatie, mede als gevolg van de alimentatie die hij aan [de vrouw] moet betalen, zo slecht is dat hij zich de omgangsregeling met [dochter partijen] niet langer kan permitteren. Hij kan [dochter partijen] in de eerste periode niet bij zich hebben omdat hij dan geen vrij kan krijgen. In de periode van 1 tot 26 augustus 2007 kan [dochter partijen] wel bij hem verblijven. [de man] heeft dit al eerder aan [de vrouw] voorgesteld.
De beoordeling
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [dochter partijen]. Gezag houdt voor een ouder onder meer de verplichting in zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. [de man] heeft derhalve niet alleen recht op omgang met [dochter partijen], maar tevens de verplichting haar te verzorgen en op te voeden. In de gegeven omstandigheden kan de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling, naast het betalen van alimentatie, worden gezien als een invulling van de zorgplicht van [de man]. [de man] moet de omgangsregeling dus nakomen. De vordering van [de vrouw] is in beginsel dan ook toewijsbaar.
Ten aanzien van de zomervakantie 2007 is ter zitting gebleken dat partijen over de verdeling van deze vakantie geen overleg hebben gevoerd. Aan wie dit te wijten is, kan in dit geding niet worden vastgesteld. Nu [de man] echter gemotiveerd heeft aangevoerd dat hij [dochter partijen], in verband met zijn werk, de eerste helft van de zomervakantie niet bij zich kan hebben, kan de vordering niet in deze zin worden toegewezen. [de vrouw] heeft een risico genomen door in diezelfde periode werk te accepteren zonder dat er reeds overeenstemming bestond met [de man] over de vakantieregeling. De nadelige gevolgen hiervan komen voor haar rekening. De vordering ten aanzien van de zomervakantie 2007 zal derhalve worden toegewezen in die zin dat [dochter partijen] de tweede helft van die vakantie (van 1 tot en met 26 augustus 2007) bij [de man] zal verblijven. Bij dit oordeel is mede van belang de onder 2.2. geciteerde bepaling uit de beschikking van de rechtbank. Kennelijk is er toen al rekening mee gehouden dat [de man] in uitzonderingssituaties de zorg voor [dochter partijen] niet op zich kon nemen.
Ter zitting hebben partijen er overeenstemming over bereikt dat na de zomervakantie 2007 op 7,8 en 9 september 2007 voor het eerst weer een omgangsweekend zal plaatsvinden. De helft van de herfstvakantie zal [dochter partijen] eveneens bij [de man] verblijven. Indien het eerste weekend van de herfstvakantie een omgangsweekend is, zal [dochter partijen] de eerste helft van de vakantie (tot woensdagavond) bij [de man] verblijven. Indien het laatste weekend van de herfstvakantie een omgangsweekend is, zal zij de laatste helft van die vakantie (vanaf woensdagavond) bij [de man] verblijven. Verder is afgesproken dat [dochter partijen] in de kerstvakantie van maandag 24 december tot en met woensdag 2 januari 2008 bij [de man] verblijft. Op 3 januari 2008 zal hij haar terug naar [de vrouw] brengen. De vordering zal derhalve in bovengenoemde zin worden toegewezen. Tot slot hebben partijen afgesproken dat zij in januari
De aan de veroordeling te verbinden dwangsommen zullen niet per dag maar per keer worden opgelegd, te weten EUR 250,- voor elk weekend dat [de man] de regeling niet nakomt en EUR 1.000,- voor elke vakantie. Er is geen aanleiding om tevens lijfsdwang op te leggen. Dit dwangmiddel wordt alleen toegepast indien is gebleken dat alle andere dwangmiddelen geen effect hebben, en daarvan is in dit geval geen sprake.
Aangezien partijen ex-echtgenoten zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter
- veroordeelt [de man] tot nakoming van de door de rechtbank Amsterdam op 3 november 2003 vastgestelde omgangsregeling, inhoudende dat [dochter partijen] met ingang van het weekend van 7, 8 en 9 september 2007 een weekend per veertien dagen bij [de man] verblijft en inhoudende dat zij de helft van de vakanties bij [de man] verblijft, met inachtneming van hetgeen onder 4.2. over de zomervakantie 2007 is openomen en met inachtneming van hetgeen onder 4.3. over de herfst- en kerstvakantie 2007 is opgenomen,
- bepaalt dat [de man] voor iedere keer dat hij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [de vrouw] een dwangsom verbeurt van EUR 250,-, voor zover het betreft een weekend, en EUR 1.000,- voor zover het betreft een vakantie,
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
- compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffer, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2007.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten