Genderjustitie bij Openbaar Ministerie en in de Nederlandse rechtspraak
Vandaag werd een Soedanese vader voor de 'ontvoering' van zijn dochter naar Soedan na een eerdere veroordeling tot 9 jaar cel, opnieuw en herhaald vervolgd door het Openbaar Ministerie (OM) voor hetzelfde feit en door de Rechtbank Utrecht voor het zelfde feit weer opnieuw veroordeeld tot nog eens 7 jaar cel wegens zgn. 'voortdurende' ontvoering.
Deze vader is nu dus veroordeeld tot in totaal 16 jaar cel. En als de pet van het OM daar vanmiddag of morgen naar staat, kan het OM weer vervolgen en er zo nog eens 9 jaar opstapelen .... en dan nog eens 9 jaar ..... en nog eens 9 jaar .... en ...
Een Nederlandse moeder kan de kinderen daarentegen straffeloos naar Nederland ontvoeren. Want terwijl het Openbaar Ministerie vrouwen en moeders voor het strafbare feit van kinderontvoering niet of nauwelijks vervolgt of zelfs weigert te vervolgen, worden vaders door datzelfde OM en hetzelfde strafbare feit juist op de boven beschreven wijze genadeloos en herhaald vervolgd en gestraft en krijgen zo eindeloos opgestapelde straffen opgelegd die een levenslange gevangenisstraf kunnen overtreffen.
En mocht u nog denken dat dit in 'de Nederlandse rechtstaat' niet voor kan komen of hooguit uitzondering is, dan heeft u helaas ongelijk. Er zijn veel meer vaders die op deze wijze slachtoffer geworden zijn van deze willekeurige justitieterreur door het Openbaar Ministerie en voor tientallen jaren in deze Nederlandse Goelag archipel verdwenen zijn door herhaalde vervolging en opeenstapeling van gevangenisstraffen voor hetzelfde vergrijp.
Zeven jaar cel voor voortdurende ontvoering dochter
Een 45-jarige man uit Nieuwegein is opnieuw veroordeeld voor de voordurende ontvoering van zijn inmiddels 9-jarige dochter. De rechtbank heeft de man een gevangenisstraf opgelegd van 7 jaar. In 2007 nam de man zijn dochter, zonder de toestemming van de moeder die het gezag over het kind heeft, uit Nederland mee naar Soedan. Sindsdien verblijft het meisje daar.
Meisje nog steeds niet terug
De man weigert sinds 2007 alle medewerking aan de terugkeer van zijn dochter. Ook instanties zoals Interpol en het Centrum Internationale Kinderontvoering is het niet gelukt om het meisje terug te laten keren naar Nederland. Rechtbanken in Nederland en Soedan hebben bepaald dat het kind bij de moeder moet verblijven.
Eerder veroordeeld
In 2010 werd na cassatie door de Hoge Raad, een gevangenisstraf van 8 jaar en 9 maanden aan de man opgelegd voor het onttrekken van zijn dochter aan het gezag van de moeder voor de periode van juni 2007 tot en met juni 2009. Omdat er sindsdien niets veranderd is aan de situatie is er volgens de rechtbank sprake van een voortdurend delict. De man is daarom vandaag veroordeeld voor de periode juni 2009 tot en met augustus 2012.
Band minder hecht
De rechtbank is van oordeel dat de man zich nog steeds schuldig maakt aan het ontrekken van het gezag van zijn minderjarige dochter. Nu de ontvoering al jaren voortduurt, worden de gevolgen voor de moeder en de dochter ook zwaarder. De moeder verkeert al jaren in onzekerheid of zij haar dochter ooit weer terug zal zien. Ook oordeelt de rechtbank dat het niet ondenkbeeldig is dat de band tussen moeder en dochter steeds minder hecht zal worden en dat dit mogelijk zelfs tot vervreemding tussen het meisje en haar moeder kan leiden. De rechtbank rekent dit de man zeer ernstig aan.
LJN: BY1613, Rechtbank Utrecht , 16/700937-12 [P]
Datum uitspraak: 30-10-2012
Datum publicatie: 30-10-2012
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie:
Een 45-jarige man uit Nieuwegein is opnieuw veroordeeld voor de voordurende ontvoering van zijn inmiddels 9-jarige dochter. De rechtbank heeft de man een gevangenisstraf opgelegd van 7 jaar. In 2007 nam de man zijn dochter, zonder de toestemming van de moeder die het gezag over het kind heeft, uit Nederland mee naar Soedan. Sindsdien verblijft het meisje daar.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/700937-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967] te [geboorteplaats] (Soedan)
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. A.J. Hardonk, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 oktober 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de periode van 19 juni 2009 tot en met 3 augustus 2012 te Veenendaal en Nieuwegein en Soedan opzettelijk zijn minderjarige dochter [minderjarige] heeft onttrokken gehouden aan het wettelijk gezag van [moeder].
3 De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vordering en er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte van mevrouw [moeder], de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 1 september 2010 waarin het ouderlijk gezag is toegekend aan de moeder van de minderjarige [minderjarige], de beslissingen van de rechtbank en het gerechtshof te Soedan, waarin is bepaald dat de moeder van [minderjarige] de voogdij krijgt over [minderjarige] en waarin is bepaald dat [minderjarige] aan haar moeder, mevrouw [moeder] moet worden toevertrouwd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte op 20 juli 2010 door het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, welke straf de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 22 november 2011 heeft verlaagd naar een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren en negen maanden.
Ook toen ging het om onttrekking van de minderjarige [minderjarige] aan het ouderlijk gezag door de moeder over de periode van 24 juni 2007 tot en met 18 juni 2009.
In die zaak zijn door de verdediging verweren gevoerd die in eerste aanleg en nadien in hoger beroep zijn verworpen.
De verdediging zal zich, in dat licht bezien en gelet op de huidige stand van de jurisprudentie ter zake van artikel 279 Wetboek van Strafrecht, thans beperken tot een strafmaatverweer.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 17 mei 2012 heeft mevrouw [moeder], moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [2003], aangifte gedaan tegen verdachte. In de aangifte en haar aanvullende verklaring verklaart mevrouw [moeder] dat verdachte tijdens een vakantie in Egypte hun dochter [minderjarige] in juni 2007 tegen haar wil in naar zijn familie in Soedan heeft gebracht. Van dit feit heeft zij op 10 oktober 2007 aangifte gedaan en verdachte is hiervoor veroordeeld.
Middels bemiddeling is geprobeerd om [minderjarige] terug naar Nederland te halen. Daarnaast werden Interpol, een hoogwaardigheidsbekleder uit Soedan, een mediator en het Centrum Internationale Kinderontvoering ingeschakeld om [minderjarige] naar Nederland terug te halen.
Dit is niet gelukt. Verdachte heeft nooit medewerking verleend aan de terugkeer van [minderjarige].
Aangeefster [moeder] heeft ook in Soedan een procedure aanhangig gemaakt, hetgeen resulteerde in een beslissing van het gerechtshof te Khartoum (Soedan) van 7 maart 2012 waarin is geoordeeld dat [minderjarige] aan de moeder moet worden toevertrouwd.
Tot op heden is [minderjarige] nog steeds niet terug en wordt zij nog steeds onttrokken aan het gezag van aangeefster [moeder] .
Bij beschikking van de rechtbank Utrecht, sector handels- en familierecht van 1 september 2010 is de echtscheiding tussen [moeder] en verdachte uitgesproken, waarbij het ouderlijk gezag over hun minderjarige dochter [minderjarige] aan [moeder] is toegekend .
Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem van 19 juli 2010 is verdachte veroordeeld ter zake van onttrekking aan het gezag van de minderjarige [minderjarige] over de periode 24 juni 2007 tot en met 18 juni 2009 tot een gevangenisstraf van negen jaren .
De beslissing van het gerechtshof van 19 juli 2010 is door de Hoge Raad op 22 november 2011 vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is in verband met een overschrijding van de redelijke termijn verminderd tot acht jaren en negen maanden .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij handelt zoals hij heeft gedaan en dat ook zal blijven doen omdat het als zijn taak als goede vader beschouwt om aldus een goede toekomst voor zijn dochter te bewerkstelligen .
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in juni 2007 met instemming van de moeder van zijn dochter, mevrouw [moeder], met wie hij toen nog gehuwd was, [minderjarige] naar Soedan heeft gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer van verdachte geen bespreking behoeft, nu dit reeds in de eerdere procedure in eerste aanleg en in hoger beroep aan de orde is gesteld en is gepasseerd.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 279 Wetboek van Strafrecht een zogeheten voortdurend delict betreft, hetgeen betekent dat het strafbare feit wordt gepleegd tot het moment dat aan de strafbare toestand een einde komt. Dit houdt in dat de strafbare toestand eindigt op het moment dat [minderjarige] aan haar moeder wordt overgedragen, hetgeen tot op heden nog niet is gebeurd.
Verdachte heeft voldoende mogelijkheden en gelegenheid gehad om een einde te maken aan de verboden toestand, welke hij bewust niet heeft gebruikt, zodat elke dag dat [minderjarige] niet aan de zorg van haar moeder is toevertrouwd, verdachte zich schuldig maakt aan de onttrekking aan het gezag van zijn dochter [minderjarige].
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
In de periode van 19 juni 2009 tot en met 3 augustus 2012 te Nederland en Soedan, opzettelijk een minderjarige, te weten [minderjarige], geboren op [2003], die toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, heeft onttrokken gehouden aan het wettig over de minderjarige gestelde gezag, immers heeft verdachte daar toen [minderjarige], waarvan de moeder genaamd is [moeder], en inmiddels het eenhoofdige gezag heeft over [minderjarige] en hij, verdachte, de vader is, opzettelijk zonder instemming van die [moeder], voornoemde [minderjarige] op een plaats in Soedan (bij zijn familie) gelaten, en heeft nagelaten er voor te zorgen dat voornoemde [minderjarige] terugkeerde naar die [moeder], zodat de uitoefening van het gezag door die [moeder] onmogelijk was geworden, dat voornoemde [minderjarige] daardoor werd onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder over [minderjarige] uitoefende;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de door het gerechtshof in hoger beroep reeds opgelegde vrijheidsstraf, waardoor geen ruimte meer voor zwaardere gevallen mogelijk is. Ook in het licht van de jurisprudentie in soortgelijke gevallen, lijkt de door het gerechtshof en nadien door de Hoge Raad opgelegde straf van uitzonderlijke zwaarte en daarmee niet passend.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is op 19 juli 2010 door het gerechtshof veroordeeld ter zake van onttrekking aan het gezag van een minderjarige over de periode 24 juni 2007 tot en met 18 juni 2009 tot een gevangenisstraf voor de maximale duur van 9 jaar, welke straf nadien door de Hoge Raad is teruggebracht tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar en 9 maanden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich thans nog steeds schuldig maakt aan de onttrekking aan het gezag van zijn minderjarige dochter [minderjarige].
[minderjarige] verblijft momenteel nog steeds bij familie van verdachte in Soedan, terwijl er diverse Nederlandse en Soedanese rechterlijke uitspraken liggen, waarbij is bepaald dat [minderjarige] aan haar moeder moet worden toevertrouwd. Verdachte negeert al deze rechterlijke uitspraken en doet niets om te bewerkstelligen dat [minderjarige] bij haar moeder, mevrouw [moeder], in Nederland terugkeert.
Nu het delict nog steeds voortduurt, worden de gevolgen voor de direct betrokkenen, mevrouw [moeder] en [minderjarige], steeds zwaarder. Mevrouw [moeder] verkeert al jaren in onzekerheid of zij haar dochter ooit weer bij zich zal hebben in Nederland en is de afgelopen jaren vele malen teleurgesteld. De rechtbank acht het niet ondenkbeeldig dat de band tussen moeder en [minderjarige] als gevolg van het voortduren van het delict, door het verloop van tijd steeds minder hecht zal worden en dat dit mogelijk zelfs tot vervreemding van haar moeder zal leiden.
De rechtbank rekent verdachte dit zeer ernstig aan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan verdachte wederom een vrijheidsstraf van lange duur dient te worden opgelegd.
De duur van de op te leggen vrijheidsstraf zal van lange duur zijn, maar lager dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de eerder aan verdachte opgelegde gevangenisstraf van acht jaren en negen maanden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 63 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
- onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van ZEVEN (7) JAREN;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mv. mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mv. mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mv. mr. I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 oktober 2012.
Extra straf voor ontvoeren dochter
In 2007 nam de man zijn dochter van 4 mee naar zijn familie in Sudan.
Een 45-jarige man uit Nieuwegein is voor de tweede keer veroordeeld voor het ontvoeren van zijn dochter. De rechtbank in Utrecht legde hem een gevangenisstraf op van 7 jaar. Eerder werd hij al veroordeeld tot 8 jaar en 9 maanden.
In 2007 nam de man zijn dochter van 4 mee naar zijn familie in Sudan. Dat gebeurde zonder toestemming van de moeder, die het gezag over het kind heeft. Het meisje is inmiddels 9 jaar en is waarschijnlijk nog steeds bij familie in Sudan. De man weigert zijn medewerking aan haar terugkeer naar Nederland.
Rechtbanken in zowel Sudan als Nederland hebben bepaald dat het kind bij de moeder thuishoort.
'Voortdurend delict'
De eerdere veroordeling van de man van Sudanese afkomst, die in Nederland zijn straf uitzit, gaat over de periode juni 2007 tot en met juni 2009. De rechtbank spreekt van een "voortdurend delict" en heeft hem daarom opnieuw veroordeeld, nu voor de periode van juni 2009 tot en met augustus 2012.
De rechtbank vindt het een heel ernstig feit dat de man het meisje bij haar moeder weghoudt en heeft daarom besloten opnieuw een lange straf op te leggen. "Daarbij speelt mee dat de moeder haar dochter al 5 jaar moet missen en in onzekerheid verkeert of ze haar überhaupt ooit nog zal terugzien", zegt de persrechter.
Hechtingsproblemen
"Voor het meisje geldt dat je je kunt afvragen of ze inmiddels niet van haar moeder is vervreemd." Na zo'n tijd gaan ook hechtingsproblemen een rol spelen, aldus de rechtbank. "Het is zeer kwalijk dat de vader dit heeft bewerkstelligd."
De rechtbank kan niet zeggen of de man nu wel zal meewerken aan terugkeer van het kind naar Nederland.
_____
Disclaimer:
Vader Kennis Centrum (VKC) kan geen sluitend juridisch advies geven: neemt u hiervoor, als het zover komt, contact op met bijvoorbeeld een advocaat, notaris of de geëigende overheidsinstanties. VKC huldigt een eigen rechtsopvatting op een rechtsgebied dat in ontwikkeling is. Hoewel VKC de grootst mogelijke algemene zorg aan uw adviesverzoek en – in voorkomend geval - melding zal besteden, is VKC niet aansprakelijk voor de gegeven adviezen. Adviezen en reacties van VKC worden uitsluitend gegeven onder volledige uitsluiting van alle aansprakelijkheid van VKC voor de door haar gegeven adviezen en reacties.
_____