donderdag, augustus 14, 2008

202. Sexejustitie - BD9013 - Rechtbank Zwolle veroordeeld vader tot 15 maanden gevangenis voor onttrekking aan ouderlijk gezag (art 279)

Commentaar vooraf bij deze uitspraak:

Over de stuitende gender- en
sexejustitie in de Nederlandse rechtspraak

Politie en justitie weigeren systematisch om de aangiften van vaders tegen moeders - die de kinderen aan het gezamenlijk gezag onttrekken (strafbaar feit volgens artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht) - op te nemen of te vervolgen. Vaders worden bij aangifte systematisch geïntimideerd en met een kluit in het riet weggestuurd ("Daar gaat de politie niet over wordt er dan door politie en justitie gemeesmuild, gaat u maar naar een advocaat of de rechter"). Dat mag niet, daar heeft zowel de Hoge Raad als de Nationale Ombudsman zich tegen uitgesproken, maar politie en justitie hebben daar lak aan. Men doet niets tegen onttrekkende of ontvoerende moeders.

Maar omgekeerd, wanneer er ook maar het minste vermoeden van onttrekking van kinderen aan het gezamenlijk gezag door een vader bestaat, dan rukken hele politiekorpsen met gillende sirenes uit na het eerste telefoontje van moeder en worden, daartoe aangevuurd door justitie, snelwegen afgezet, gaat er een (internationaal) opsporingsbevel de deur uit, worden de media ingeschakeld, etc.

Terwijl onttrekkende en ontvoerende moeders in Nederland in plaats van te worden opgepakt de plaatselijke burgemeester (hoofd van de politie) over de vloer krijgen met taart en bloemen, een steunfonds ontvangen en alle ruimte om in de Nederlandse media hun zegje te doen, worden vaders de mond gesnoerd en in geheime rechtspraak direct langdurig voor jaren in de gevangenis opgesloten. De meest absurde straffen worden daarbij uitgesproken door de kloeke genderracisten uit de Nederlandse rechtspraak.

Hieronder zo'n stilgehouden genderracistische uitspraak tegen een vader door de heren mr. F. Koster, Vice-president aan de Rechtbank Zwolle, mr. G.P. Nieuwenhuis, eveneens Vice-president aan de Rechtbank Zwolle en mr. H.J. Buijsman, Rechter-plaatsvervanger, Rechtbank Zwolle.

Peter Tromp

Vaderkenniscentrum


De uitspraak van de rechtbank Zwolle:

BD9013 - Rechtbank Zwolle veroordeeld vader tot 15 maanden gevangenis (waarvan 5 maanden voorwaardelijk) voor onttrekking aan het ouderlijk gezag (art.279) en onttrekking aan opsporing (art.280)
LJN: BD9013, Rechtbank Zwolle , 07/630005-08

Datum uitspraak: 22-07-2008
Datum publicatie: 31-07-2008
Rechtsgebied: Straf
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig

Inhoudsindicatie:
Strafmaatmotivering onttrekking ouderlijk gezag (artikel 279) en onttrekking aan opsporing (artikel 280)

Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD

Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer

Parketnr. : 07.630005-08 (07.530050-08 a.i.)
Uitspraak: 22 juli 2008

Vonnis in de zaak van:

het openbaar ministerie

tegen

[verdachte]
geboren op [geboorteplaats],
wonende te [adres]

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. S?nmez, advocaat te Rotterdam.

De officier van justitie, mr. S.T.C. van der Werf, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod voor verdachte met [slachtoffer]. Tevens heeft de officier gevorderd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.000, met het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Ter terechtzitting is deze tenlastelegging gewijzigd. De toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging is eveneens aan dit vonnis gehecht.

BEWIJS

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)

Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID

Het bewezene levert op:

Het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettig over hem gesteld gezag en het over hem bevoegd uitgeoefende opzicht, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is,
strafbaar gesteld bij artikel 279

en

Het opzettelijk een minderjarige die onttrokken is aan het wettig over hem gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, verbergen en aan de nasporing van de ambtenaren van de justitie en politie onttrekken,
Strafbaar gesteld bij artikel 280

De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer laakbare handelswijze. In beginsel is een gevangenisstraf van langere duur dan ook op zijn plaats, zeker nu de moeder maandenlang in onzekerheid is gebleven over de verblijfplaats van haar kind en het niet te danken is geweest aan verdachte, dat de strafbare situatie is geëindigd. Het feit dat verdachte zich niet kon vinden in de nieuwe leefsituatie van zijn voormalig echtgenote en zijn kinderen, rechtvaardigt in elk geval zijn handelswijze.

De rechtbank zal niettemin een lagere straf opleggen, dan de straf zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank neemt daartoe in belangrijke mate in overweging, dat de zoon thans weer terug is bij zijn moeder en (dus) niet langer onttrokken is aan het bevoegde opzicht. In de door de officier van justitie vermelde kwestie, waarop zij deels haar eis heeft gebaseerd, was sprake van het ontrekken van een kind aan het ouderlijk gezag, waarna de wettige situatie niet meer is hersteld.

Om deze reden zal de rechtbank dan ook een gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 mei 2008.

Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezenverklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan het niet zorgen dat een minderjarige als leerling op een school staat ingeschreven en geregeld bezoekt, zoals vermeld in de "mededeling ad informandum gevoegde strafbare feiten", waarvan het dossier ter kennisneming van de rechtbank bij de stukken is gevoegd en zoals ook door de verdachte ter zitting is erkend.

Benadeelde partij

Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de schriftelijke onderbouwing, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.000.

De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.

De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

De rechtbank zal voorts terzake van deze vordering aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 2.000 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]

BESLISSING

Ten aanzien van de tenlastelegging

Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.

Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 5 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.

De rechtbank legt als bijzondere voorwaarde op, dat verdachte zich dient te onthouden van rechtstreeks contact met mevrouw [slachtoffer] en zich slechts, indien noodzakelijk, door tussenkomst van zijn advocaat met [slachtoffer] in contact zal stellen.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende op een geheim adres, van een bedrag van € 2.000 (zegge: twee duizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van deze uitspraak, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot ? 2.000, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis.

De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.

De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.J. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zeilstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2008.

· dhr. mr. F. Koster, Vice-president Rechtbank Zwolle
· dhr. mr. G.P. Nieuwenhuis, Vice-president, Rechtbank Zwolle
· dhr. mr. H.J. Buijsman, Rechter-plaatsvervanger, Rechtbank Zwolle

Geen opmerkingen:

Een reactie posten