dinsdag, januari 23, 2007

109. Fathers4Justice Protest in Live uitzending van BNN's Nationale IQ-Test

Gescheiden vaders ‘overvallen’ rechtstreekse tv-uitzending

De Stentor - REAGEER18 januari 2007

HILVERSUM - De Nationale IQ-quiz van BNN kreeg woensdagavond te maken met de nadelen van een rechtstreekse uitzending. De studio werd ‘overvallen’ door een groep leden van de actiegroep Fathers 4 Justice. Niet veel later bleek echter dat de 'overval' onderdeel uitmaakte van de IQ-test; er werd een beroep gedaan op het registratievermogen en het geheugen van de deelnemers.


De actiegroep Fathers for justice 'verstoort' de uitzending van BNN's Nationale IQ-test 2007. Foto ANP


Met spandoeken en sirenes legden de actievoerders de uitzending even stil, maar nadat ze van de presentatoren kort de gelegenheid hadden gekregen hun standpunten uit te dragen verlieten ze rustig de studio en kon de uitzending gewoon doorgaan.

De gescheiden vaders, vermomd als Zorro, Batman of Superman, protesteren vaker tegen het feit dat ze hun kinderen niet meer mogen zien, omdat moeders zich niet aan de omgangsregeling houden. Een kwart van alle 70.000 kinderen die jaarlijks bij een scheiding zijn betrokken ziet de vader nooit meer en een kwart ziet hun vader nauwelijks.

Esmaa Alariachi, één van De Meiden van Halal was de beste BN-er van deze editie van de Nationale IQ-test met een iq van 123. De beste deelnemer was een professor met een iq van 140.

Doe hier de IQ-test van BNN


Actie Fathers 4 Justice tijdens Live uitzending van de IQ-Test
Radio BNR Laat – Presentatie: Frederique de Jong - 17 Januari 2007

BNR-Radio-Interview met Andrew Work van Fathers4Justice: Audiolink


Gescheiden vaders overvallen rechtstreekse tv-uitzending

MyNewsFinder - 12:43 18-01

HILVERSUM - Nationale IQ-quiz van BNN kreeg woensdagavond te maken met nadelen van rechtstreekse uitzending. studio werd overvallen door groep leden van actiegroep Fathers 4 Justice. Niet veel later bleek echter dat 'overval' onderdeel uitmaakte van IQ-test; er werd beroep gedaan op registratievermogen en geheugen van deelnemers. lees verder

108. Dance With My Father - Luther Vandross



DANCE WITH MY FATHER - LYRICS (Click on the button in the picture above to hear the song) Back when I was a child Before life removed all the innocence My father would lift me high And dance with my mother and me and then Spin me around till I fell asleep Then up the stairs he would carry me And I knew for sure I was loved If I could get another chance Another walk, another dance with him I’d play a song that would never, ever end How I’d love, love, love to dance with my father again When I and my mother would disagree To get my way I would run from her to him He’d make me laugh just to comfort me, yeah, yeah Then finally make me do just what my mama said Later that night when I was asleep He left a dollar under my sheet Never dreamed that he Would be gone from me If I could steal one final glance One final step, one final dance with him I’d play a song that would never, ever end ‘Cause I’d love, love, love to dance with my father again Sometimes I’d listen outside her door And I’d hear her, mama cryin’ for him I pray for her even more than me I pray for her even more than me I know I’m prayin’ for much too much But could You send back the only man she loved I know You don’t do it usually But Lord, she’s dyin’ to dance with my father again Every night I fall asleep And this is all I ever dream ---------------------------------- Burgess2002 (19 January 2007) I was one of the lucky ones to have had a father like this. As a child, my heighten awareness of his sacrifices hit me at the age of 7. I will never forget the nights I would get up for a drink of water, get on my toes to look out of the kitchen window, and see if he was working outside in the garage doing one of his 3 jobs he held to support 8 kids. Every time I looked out, I hoped he wasn't there and I would know that he was actually able to get some rest...but he was usually out there. Dad, I went out there and sat with you many times just so you wouldn't be alone. As a child, I was aware of the sacrifices you did for all of us. And I love you tremendously for it. I was only 14 when you were taken and that was 33 years ago. I felt like you were taken in some of the most important years of my life. But I thank God for the time we did have as you did a lifetime of work in your short time on earth and you deserved eternal rest. --------------------------------------- Luther Vandross Luther Ronzoni Vandross, Jr. (April 20, 1951 -- July 1, 2005) was a American R&B singer. During his career, Vandross sold 40 million albums and won eight Grammy awards including Best Male R&B Vocal Performance four times. He won four Grammy awards in 2004 including the Grammy Award for Song of the Year for the track "Dance With My Father," co-written with Richard Marx.

donderdag, januari 18, 2007

107. Negatieve gevolgen van scheiding voor de kinderen - Intergenerationele overdracht van echtscheidingskansen

Inleiding

Scheidingen werken in hun gevolgen voor de kinderen generaties lang door. Uit dit CBS-onderzoek blijkt dat personen die als kind een ouderlijke echtscheiding hebben meegemaakt later een veel grotere kans hebben om zelf te scheiden als personen die als kind geen gescheiden ouders gehad hebben. Dit komt overeen komt met resultaten uit eerdere onderzoeken. De echtscheidingskans voor echtparen waarvan de ouders van beide partners gescheiden zijn is drie keer zo groot als voor echtparen waarvan de ouders van beide partners nooit gescheiden zijn. De echtscheidingskans van echtparen waarvan één van de partners een ouderlijke echtscheiding heeft meegemaakt, is twee keer zo groot als die voor echtparen met nooit gescheiden ouders. Verder bleek dat hoe jonger de ouderlijke echtscheiding wordt meegemaakt, hoe groter de kans van het kind om later zelf te scheiden.

Pieter Tromp
Vader Kennis Centrum


Echtscheiding van ouders en kinderen

Centraal Bureau voor de Statistiek; CBS - Bevolkingstrends, Liesbeth Steenhof en Kees Prins; 4e kwartaal 2005

Dit onderzoek beschrijft de uitkomsten van een onderzoek naar de intergenerationele overdracht van echtscheidingskansen. Uit eerder survey-onderzoek is al bekend dat de kans op echtscheiding voor kinderen met gescheiden ouders groter is dan voor kinderen met ouders die bijeen zijn gebleven. Het huidige onderzoek biedt nieuwe, gedetailleerde informatie over deze intergenerationele overdracht. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar onder meer de huwelijksgeschiedenis van de ouders van beide partners en de leeftijd van het kind bij echtscheiding. Waar mogelijk wordt ook onderscheid gemaakt naar huwelijkscohort en huwelijksduur.

1. Inleiding

Uit verschillende onderzoeken is bekend dat kinderen die een echtscheiding van hun ouders hebben meegemaakt, zelf een hogere kans hebben om te scheiden (onder andere McLannahan en Bumpass, 1988). Doel van het hier gepresenteerde onderzoek is nieuwe, gedetailleerde informatie te verschaffen over deze intergenerationele overdracht. Dit is mogelijk doordat er nu een uniek, zeer groot databestand van ouders en kinderen beschikbaar is, op basis van informatie uit de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Daarmee kunnen nieuwe aspecten van de overdracht van echtscheiding aan het licht worden gebracht. Door het grootschalige karakter van het databestand kunnen gedetailleerde resultaten worden afgeleid en spelen steekproeffluctuaties geen rol. In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt naar kenmerken als huwelijksgeschiedenis van de ouders van beide partners en de leeftijd van het kind bij echtscheiding. Waar mogelijk wordt ook onderscheid gemaakt naar huwelijkscohort en huwelijksduur. Het onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen:

is er verschil in echtscheidingskans tussen personen die een echtscheiding van hun ouders hebben meegemaakt en personen die geen echtscheiding van de ouders hebben meegemaakt, maar van wie de ouders wel in een eerdere relatie zijn gescheiden?

is er verschil in echtscheidingskans voor echtparen waarvan de ouders van beide partners zijn gescheiden en echtparen waarvan alleen de ouders van een van beide partners zijn gescheiden?

is er verschil in echtscheidingskans voor personen die de echtscheiding van hun ouders op jonge leeftijd hebben meegemaakt en personen die bij deze gebeurtenis al ouder waren?

wordt het meemaken van meerdere echtscheidingen ook overgedragen van ouder op kind?

2. Eerder onderzoek

Tot dusver was onderzoek naar intergenerationele overdracht van echtscheiding gebaseerd op steekproeven. De meeste van deze onderzoeken richtten zich op de relatievorming en -ontbinding van degenen die opgroeiden in een eenoudergezin (na scheiding) en van degenen die opgroeiden in een tweeoudergezin.

McLannahan en Bumpass (1988) vinden op basis van een grote Amerikaanse steekproef dat vrouwen uit eenoudergezinnen die zijn ontstaan door echtscheiding een grotere kans hebben om hun huwelijk in een scheiding te zien eindigen dan vrouwen uit tweeoudergezinnen. Dat intergenerationele overdracht van echtscheiding een wijdverbreid fenomeen is, bewijzen Diekman en Schmidheiny (2004) in hun steekproefonderzoek in 15 landen in West- en Oost-Europa en in Noord-Amerika. In al deze landen is een significante intergenerationele overdracht van echtscheiding gevonden. Gemiddeld hebben kinderen met gescheiden ouders in dit onderzoek een scheidingskans die twee keer zo groot is als die van kinderen van wie de ouders niet gescheiden zijn. De Graaf (1996, 2002) onderschrijft deze bevindingen op basis van het Nederlandse Onderzoek Gezinsvorming. Uit zijn onderzoek blijkt dat personen die een echtscheiding van hun ouders hebben meegemaakt in Nederland een anderhalf keer zo grote kans hebben om zelf een relatieverbreking mee te maken dan personen die geen echtscheiding van hun ouders hebben meegemaakt. Hij voegt hieraan toe dat personen uit gezinnen waarin de ouders vaak ruzie hebben even vaak een relatie beeindigen als personen die thuis een echtscheiding van de ouders hebben meegemaakt. De kans om uit elkaar te gaan is voor personen uit gezinnen met ouderlijke conflicten ongeveer twee keer zo groot als voor personen uit niet-conflictueuze gezinnen. Zijn conclusie is dan ook dat de afwezigheid van een stabiele omgeving in het ouderlijk gezin belangrijker is dan de vraag of de ouders wel of niet uit elkaar gaan.

Fischer en De Graaf (2001) onderzochten of het verband tussen een ouderlijke echtscheiding en de levensloop van kinderen werkelijk het gevolg is van echtscheiding. Zij hielden rekening met de gezinssituatie zoals die vóór de scheiding bestond, en kwamen tot de conclusie dat het standhouden van de eigen relatie negatief wordt beïnvloed door een ouderlijke echtscheiding. Dit effect wordt kleiner als gecorrigeerd wordt voor conflicten tussen de ouders, maar verdwijnt niet geheel.

Uit literatuuronderzoek van Spruijt et al. (2002) blijkt dat de leeftijd van het kind ten tijde van de scheiding in het algemeen geen groot verschil maakt, omdat in alle leeftijdsgroepen de negatieve effecten van scheiding zichtbaar zijn. Met betrekking tot sociaal gedrag zijn er geen verschillen gevonden tussen kinderen die de scheiding op jonge en op latere leeftijd hebben meegemaakt. Op basis van deze onderzoeksresultaten zou men kunnen aannemen dat de leeftijd van het kind bij echtscheiding van de ouders weinig uitmaakt voor de eigen echtscheidingskans.

McLannahan en Bumpass (1988) zetten drie belangrijke verklaringen voor de overdracht van echtscheiding van ouders op kinderen naast elkaar. De eerste verklaring is de ‘economische deprivatie-theorie’. Gescheiden ouders hebben minder tijd en minder geld om aan hun kinderen te besteden, waardoor zij minder kansen krijgen qua opleiding en beroep. Deze slechtere economische omstandigheden kunnen de kans op echtscheiding vergroten. Een andere verklaring is de ‘socialisatietheorie’. Socialisatie in het ouderlijk gezin leidt tot bepaalde waarden, normen en gedrag bij de kinderen. Kinderen nemen het gedrag van de ouders over, inclusief het gedrag binnen een relatie, waardoor kinderen met gescheiden ouders zelf een grotere kans hebben om te scheiden. De derde verklaring is de ‘stresstheorie’. In deze theorie vormt de stress waarmee de echtscheiding van de ouders gepaard gaat een ‘push’ factor voor de kinderen om jong uit huis te gaan, jong te trouwen en jong kinderen te krijgen. Dit verhoogt de kans op een echtscheiding.

Naast deze drie theorieën dient nog de ‘erfelijkheidstheorie’ te worden genoemd. Uit verscheidene onderzoeken is gebleken dat naast de omgevingsfactoren genetische factoren een rol spelen in de kans op echtscheiding. Bepaalde karaktereigenschappen vergroten de kans op echtscheiding, terwijl andere karaktereigenschappen deze kans juist verkleinen. McGue en Lykken (1992) vonden in een onderzoek onder Amerikaanse een- en twee-eiige tweelingen dat de mate waarin broers en zussen scheiden meer overeenkomt bij eeneiige dan bij twee-eiige tweelingen. In een latere studie met Jockin (1996) vonden ze dat neurotisch en extravert gedrag positief correleren met echtscheiding, terwijl geremdheid en echtscheiding negatief correleren. Ook Cramer (1993) vond in Groot-Brittannië soortgelijke resultaten, maar alleen voor vrouwen. De mate van extravert en neurotisch gedrag was onder gescheiden vrouwen groter dan onder niet-gescheiden vrouwen.

Dat echtscheiding in een bepaalde mate ‘geërfd’ wordt, is duidelijk, en dit effect zal nog groter zijn als de ouders van beide partners gescheiden zijn. Op grond van de socialisatietheorie en de erfelijkheidstheorie maakt het voor de overdraagbaarheid van echtscheiding niet veel uit of de kinderen de echtscheiding wel of niet hebben meegemaakt. Ouders hebben bepaalde karaktereigenschappen of gaan op een bepaalde manier met elkaar om, waardoor de kans op echtscheiding vergroot is. Deze vergrote kans geven ze door aan hun kinderen. Het is op grond van deze theorieën te verwachten dat een kind dat geen echtscheiding van de ouders heeft meegemaakt, maar van wie de ouders wel een eerdere relatie ontbonden, eveneens een verhoogde kans heeft om zelf te scheiden. Ook de kans om meerdere keren te scheiden zal volgens deze theorieën verhoogd zijn voor kinderen met ouders die vaker gescheiden zijn.

3. Methode

3.1 Het ouder-kind-bestand

Het grote databestand dat als basis heeft gediend voor dit onderzoek naar de intergenerationele overdracht van echtscheiding, wordt aangeduid als ouder-kind-bestand. Dit door het CBS samengestelde bestand bevat, in eerste instantie voor de toestand op 1 januari 2002, voor zoveel mogelijk inwoners van Nederland behalve het eigen A-nummer, die van de beide ouders. Het A-nummer is een uniek identificatienummer dat aan iedere persoon die in de GBA is ingeschreven, wordt toegekend. Dit bestand biedt de mogelijkheid om gegevens van ouders en kinderen, voorzover bekend, met elkaar in verband te brengen. Daarbij kan het gaan om verbanden tussen demografische variabelen, zoals kindertal, verhuisgedrag en leeftijd bij overlijden, maar ook om toepassingen buiten de demografie.

De kracht van het ouder-kind-bestand is gelegen in de omvang. Sinds de laatste volkstelling in 1971 heeft het CBS niet langer de beschikking gehad over een bestand dat op vrijwel integrale basis intergenerationeel onderzoek mogelijk maakt. Het huidige onderzoek, dat betrekking heeft op het verband tussen de huwelijkshistorie van personen en

die van hun ouders, is in Nederland nog niet eerder op deze schaal uitgevoerd.

In de GBA worden al relaties tussen personen gelegd. Behalve over een persoon zelf bevat de GBA namelijk gegevens over diens ouder(s), de (ex-)partner(s) en de kinderen. Deze mensen staan bekend onder de verzamelterm ‘gerelateerden’. Van een gerelateerde worden onder meer de naam, de geboortedatum, het geslacht en het geboorteland opgenomen. Ook wordt het A-nummer vermeld, mits voldaan is aan de voorwaarde dat de gerelateerde ooit is ingeschreven in de GBA en dat de persoon en de gerelateerde op enig moment na 1 oktober 1994 waren ingeschreven in dezelfde gemeente. Laatstgenoemde voorwaarde heeft ermee te maken dat gemeenten alleen verbanden hoeven te leggen tussen persoonslijsten die in hun eigen basisadministratie aanwezig zijn. Een persoonslijst is het geheel van de gegevens die over een persoon in de GBA zijn vastgelegd.

Een en ander leidt ertoe dat niet van iedere persoon in de GBA de A-nummers van de ouders bekend zijn. Van veel oudere mensen zijn de ouders al voor 1 oktober 1994 overleden. Ook degenen die vóór 1 oktober 1994 het ouderlijk huis hebben verlaten en in een andere gemeente zijn gaan wonen, missen op hun persoonslijst de A-nummers van de ouders. Van immigranten van wie de ouders niet in Nederland komen wonen, ontbreekt op de persoonslijst eveneens de A-nummerverwijzing naar de ouders. In voorkomende gevallen worden de A-nummers op enig moment alsnog toegevoegd, bijvoorbeeld als door verhuizing of door een gemeentelijke herindeling ouders en kind (weer) in dezelfde gemeente terechtkomen, of als de ouders van de immigrant zich bij hun kind in Nederland vestigen.

Het zoeken naar de ouders kon worden geconcentreerd rond de mensen die vóór 1980 zijn geboren. Een gelukkige omstandigheid is dat in die jaren de buitenechtelijke vruchtbaarheid nog zeer beperkt was. Van vrijwel iedereen die voor 1980 is geboren, waren de ouders dus met elkaar getrouwd. De eerste stap van het zoekproces bestond daarom uit het formeren van echtparen, inclusief echtparen van wie het huwelijk is ontbonden. De echtparen zijn samengesteld op basis van de huwelijksdatum en de geboortedatum van de partner. Van iedereen die in de GBA is ingeschreven, zijn deze gegevens immers bekend.

De tweede stap van het zoekproces bestond uit het vinden van een ouderpaar bij een kind. Langs deze weg is een bestand van 7,3 miljoen personen gecreëerd waarin behalve het eigen A-nummer de A-nummers van de beide ouders zijn vastgelegd.

De kwaliteit van het bestand is nagegaan met behulp van de leeftijdsverdeling, de buitenechtelijke vruchtbaarheid, het leeftijdsverschil met de moeder, het aantal vrouwen naar kindertal, het aantal personen naar aantal gesloten huwelijken en het leeftijdsverschil tussen de huwelijkspartners. Deze controle wees uit dat de kwaliteit van het bestand hoog is (Prins, 2004).

Vanaf ongeveer leeftijd 20 wordt het percentage personen met twee gevonden ouders met het oplopen van de leeftijd steeds kleiner. Tussen leeftijd 35 en 40 neemt dit percentage fors af. Voor ruim de helft van de 35-jarigen zijn twee ouders gevonden, terwijl dit voor de 40-jarigen nog maar een op de drie is.

3.2 Gegevens

Voor deze analyse zijn de huwelijksgeschiedenissen van alle personen (kinderen en ouders) in het ouder-kind-bestand bijeengezocht. Vervolgens zijn alleen de personen (kinderen) die ooit gehuwd, maar nooit verweduwd zijn, met ooit-gehuwde ouders geselecteerd. Er blijven 1,6 miljoen van de 7,3 miljoen kinderen in het ouder-kindbestand over.

Ondanks de grootschaligheid van het ouder-kind-bestand moet er bij deze echtscheidingsanalyses toch rekening worden gehouden met enige selectiviteit van de groep personen uit het ouder-kind-bestand. Vooral oudere geboortecohorten, en dus oude huwelijkscohorten, zijn ondervertegenwoordigd in het bestand. Hoe ouder een persoon is, hoe groter de kans dat één of beide ouders niet meer in leven is/zijn en deze personen dus niet meer deel uitmaken van het ouder-kind-bestand. Jonge geboorte- en huwelijkscohorten zijn wel goed vertegenwoordigd.

Staat 1 toont de verdeling voor de huwelijkscohorten van de personen (kinderen) in het ouder-kind-bestand en voor totaal Nederland. De aantallen voor totaal Nederland zijn gebaseerd op het aantal huwende personen in een bepaald jaar. Personen kunnen in de tussenliggende periode overleden of geëmigreerd zijn. Deze cijfers zijn daarom niet volledig vergelijkbaar met de aantallen in het ouder-kind-bestand, maar geven wel een indicatie van de vertegenwoordiging per huwelijkscohort. Naast een ondervertegenwoordiging van de oude huwelijkscohorten ligt ook een ondervertegenwoordiging van het aantal gescheiden ouders voor de hand. Gescheiden ouders zullen vaker niet meer te traceren en te combineren zijn dan ouders die nooit gescheiden zijn. Van gescheiden ouders zal een deel naar het buitenland verhuisd en dus niet meer vindbaar zijn, terwijl nog steeds gehuwde ouders voor het merendeel op hetzelfde adres wonen. Omdat er een relatie bestaat tussen echtscheiding van de ouders en de kinderen, betekent dit dus ook dat het aantal gescheiden kinderen ondervertegenwoordigd zal zijn in het ouder-kind-bestand.

Aangenomen dat de groep van gescheiden ouders die geen deel uitmaken van het ouder-kind-bestand niet selectief is, zal het verschil in echtscheidingskans tussen kinderen met en zonder gescheiden ouders hierdoor niet beïnvloed worden. Ondanks deze ondervertegenwoordiging is het totale aantal nog steeds zeer groot (staat 2). In het ouder-kind-bestand zijn 212 duizend kinderen (13 procent) ooit gescheiden. Bijna 190 duizend van de kinderen hebben minstens één ouder die ooit gescheiden is. Bij 163 duizend van hen betreft het een scheiding tussen beide ouders (deze kinderen hebben dus daadwerkelijk een scheiding van hun ouders meegemaakt).

4. Onderzoeksresultaten

Omdat huwelijksduur een belangrijke onderscheidende variabele is, wordt in de analyses onderscheid gemaakt naar huwelijkscohorten. In dit artikel is, voor de overzichtelijkheid en om toevalsfluctuaties te verminderen, ervoor gekozen om de resultaten van een selectie van 5-jaars-huwelijkscohorten te presenteren. Gezien de omvang en de duur van de huwelijkscohorten, zijn de cohorten van 1977–1981 tot en met 1992–1996 geselecteerd. De huwelijksduren van deze cohorten liepen op 1 januari 2002 van 20 jaar voor het cohort 1977–1981 tot 5 jaar voor het cohort 1992–1996.

Echtscheiding uit een eerdere relatie

Uit staat 3 blijkt dat voor alle huwelijkscohorten geldt dat de kans op echtscheiding van kinderen die een echtscheiding van de ouders hebben meegemaakt ruim twee keer zo groot is als die van kinderen zonder gescheiden ouders. Van cohort 1977–1981 is na 20 jaar nog geen 20 procent van de kinderen zonder gescheiden ouders zelf gescheiden, tegen ruim 40 procent van de kinderen met gescheiden ouders. Bij het jongste huwelijkscohort zijn deze aandelen na 5 jaar 7, respectievelijk 16 procent. Deze resultaten komen dus zeer goed overeen met resultaten uit eerdere onderzoeken.

Eén of beide ouders kunnen ook uit een eerdere relatie gescheiden zijn. Na deze scheiding zijn ze weer hertrouwd en hebben ze één of meer kinderen gekregen. Deze kinderen hebben geen echtscheiding van hun ouders meegemaakt, hoewel ten minste één van hun ouders wel ooit gescheiden is. Uit staat 3 blijkt dat deze kinderen ook een hogere kans hebben om zelf een echtscheiding mee te maken vergeleken met kinderen van wie de ouders nooit gescheiden zijn. Deze percentages benaderen die voor kinderen die de echtscheiding van hun ouders wel hebben meegemaakt.

Om het verschil in niveau duidelijk te maken, zijn in grafiek 1 de cumulatieve echtscheidingspercentages per huwelijksduur voor twee 5-jaars-huwelijkscohorten weergegeven. Duidelijk is dat de echtscheidingstrends voor beide cohorten gelijk is, maar dat het niveau voor het jongere huwelijkscohort wel iets boven die van het oudere cohort ligt.

Huwelijksgeschiedenis ouders van beide partners

Als voor een individueel persoon de echtscheidingskans twee keer zo groot is als hij of zij een ouderlijke echtscheiding heeft meegemaakt, hoe groot zal de echtscheidingskans van een echtpaar dan zijn als beide partners een echtscheiding van hun ouders hebben meegemaakt? Staat 4 laat zien dat deze kans ongeveer anderhalf keer zo groot is als die voor echtparen van wie één partner een ouderlijke echtscheiding heeft meegemaakt.

Na 20 jaar is ruim de helft van de echtparen waarvan de ouders van beide partners zijn gescheiden uit elkaar. Voor de echtparen van wie de ouders van één van de partners zijn gescheiden, ligt dit aandeel 20 procentpunten lager, op ruim 30 procent. Iets meer dan 15 procent van de echtparen waarvan beide partners geen echtscheiding van de ouders hebben meegemaakt is na 20 jaar gescheiden.

Vergeleken met echtparen waarvan de ouders van beide partners nooit gescheiden zijn, hebben echtparen van wie beide partners een ouderlijke echtscheiding hebben meegemaakt of waarvan één van de partners een ouderlijke echtscheiding hebben meegemaakt een ruim drie keer, respectievelijk ruim twee keer zo grote kans om zelf te scheiden. Dit geldt voor alle huwelijksduren, maar voor de kortere huwelijksduren lijkt het verschil iets groter dan voor de langere huwelijksduren. Zo blijkt uit grafiek 2 dat van cohort 1987–1991 11 procent van de echtparen van wie de ouders van beide ouders nooit gescheiden zijn na tien huwelijksjaren zijn gescheiden. Dit aandeel ligt voor echtparen van wie de ouders van een van de partners zijn gescheiden of van wie de ouders van beide partners zijn gescheiden op 26, respectievelijk 41 procent.

Leeftijd kind bij echtscheiding ouders

Staat 5 laat zien dat er verschil is in echtscheidingskans naar de leeftijd waarop kinderen de echtscheiding van hun ouders meemaken. Het meemaken van een echtscheiding op jonge leeftijd verhoogt de kans van het kind om later zelf ook te scheiden. Bijna de helft van de kinderen die jonger waren dan 5 jaar toen hun ouders uit elkaar gingen, zijn binnen 20 jaar huwelijk zelf gescheiden, tegen nog geen 40 procent van de kinderen die al volwassen waren toen hun ouders uit elkaar gingen.

Tussen de vier onderscheiden leeftijdsgroepen bestaan geen grote verschillen. De verschillen zijn echter zichtbaar bij alle huwelijkscohorten, en het verschil tussen de jongste en de oudste leeftijdsgroep is wel aanzienlijk. Voor alle huwelijkscohorten geldt een verschil in echtscheidingspercentage van ongeveer 10 procentpunten tussen kinderen die vóór hun vijfde verjaardag een echtscheiding meemaken of pas na hun achttiende. In grafiek 3 is te zien dat er in dit opzicht tussen de verschillende huwelijkscohorten weinig verschil is.

Meerdere echtscheidingen

Grafiek 4 laat zien dat ook het aantal echtscheidingen lijkt te worden ‘overgedragen’ van ouders op kinderen. Hoewel het aandeel kinderen dat zelf meerdere keren een echtscheiding heeft meegemaakt een kleine minderheid betreft, is duidelijk een toename te zien in de kans om meerdere keren te scheiden naarmate de ouders vaker gescheiden zijn. Van huwelijkscohort 1977–1981 is na 20 jaar 14 procent van de kinderen met ouders die beiden meer dan één keer zijn gescheiden, zelf ook meerdere keren gescheiden. Voor kinderen met ouders die nooit gescheiden zijn, is dit 2 procent. Deze aandelen zijn voor huwelijkscohort 1987–1991 na 10 jaar 5 en 1 procent.

5. Conclusie

Uit dit onderzoek blijkt dat personen die een ouderlijke echtscheiding hebben meegemaakt een twee keer zo grote kans hebben om zelf te scheiden als personen die geen gescheiden ouders hebben. Dit komt overeen komt met resultaten uit eerdere onderzoeken. Dit wijst erop dat mogelijke selectiviteit in het onderzoeksbestand voor dit onderwerp geen overheersende rol speelt.

Voorts blijkt dat degenen die geen ouderlijke echtscheiding hebben meegemaakt, maar van wie minstens één ouder wel ooit uit een eerdere relatie is gescheiden, ook een bijna twee keer zo grote kans hebben om zelf te scheiden.

Wordt naar echtparen gekeken, dan is de echtscheidingskans voor echtparen waarvan de ouders van beide partners gescheiden zijn drie keer zo groot als voor echtparen waarvan de ouders van beide partners nooit gescheiden zijn. De echtscheidingskans van echtparen waarvan één van de partners een ouderlijke echtscheiding heeft meegemaakt, is twee keer zo groot als die voor echtparen met nooit gescheiden ouders.

Hoe jonger de ouderlijke echtscheiding wordt meegemaakt, hoe groter de kans van het kind om later zelf te scheiden. Deze verschillen naar leeftijd zijn echter niet erg groot. Een aanzienlijk deel van de kinderen die al volwassen waren toen hun ouders gingen scheiden, woonde toen niet meer thuis, waardoor de echtscheiding waarschijnlijk een veel minder grote invloed op hun leven heeft gehad.

Literatuur

· Cramer, D., 1993, Personality and marital dissolution. Personality and Individual Differences 14(4), blz. 605–607.

· Diekman, A. en K. Schmidheiny, 2004, The intergenerational transmission of divorce. Results from a fifteen-country study with the fertility and family survey.

· Fischer, T. en P.M. de Graaf, 2001, Ouderlijke echtscheiding en de levensloop van kinderen; negatieve gevolgen of schijnverbanden? Sociale Wetenschappen 44(2), blz. 138–163.

· Graaf, A. de, 1996, De invloed van echtscheiding van de ouders op relaties van jongeren. Maandstatistiek van de Bevolking 44(8), blz. 7–12. CBS, Voorburg/Heerlen.

· Graaf, A. de, 2002, De invloed van het ouderlijk gezin op relaties van jongeren. Maandstatistiek van de Bevolking 50(1), blz. 4–8. CBS, Voorburg/Heerlen.

· Jockin, V., M. McGue en D.T. Lykken, 1996, Personality and divorce: a genetic analysis. Journal of Personality and Social Psychology 71(2), blz. 288–299.

· McGue, M. en D.T. Lykken, 1992, Genetic influence on risk of divorce. American Psychological Society 3(6), blz. 368–373.

· McLanahan, S. en L. Bumpass, 1988, Intergenerational consequences of family disruption. American Journal of Sociology 94(1), blz. 130–152.

· Prins, K, 2004, Speuren naar ouders. Eindrapport, interne notitie. CBS, Voorburg.

· Spruijt, E., H. Kormos, C. Burggraaf en A. Steenweg, 2002, Het verdeelde kind: literatuuronderzoek omgang na scheiding. Universiteit Utrecht, Utrecht.

maandag, januari 08, 2007

106. Pijn en verdriet bij ouders die mikpunt zijn van ouderverstoting

Voorlichting over ouderverstoting, oudervervreemding en agressief-vijandig ouderschap - Emotioneel en geestelijk kindermisbruik

Pijn en verdriet bij ouders die mikpunt en slachtoffer zijn van ouderverstoting, oudervervreemding en agressief-vijandig ouderschap

Door Dr. Barbara Steinberg - Vertaling Drs. Peter Tromp (*)

Vraag: Een ouder die verstoten en vervreemd is uit het leven van zijn of haar kind ervaart extreem verlies. Ouders die daarvan het mikpunt en slachtoffer zijn geworden vragen ons vaak, „hoe om te gaan met de voortdurende pijn en het verdriet die zij daarvan ervaren?"

Antwoord: Ten eerste, weet dat u niet alleen bent. Er zijn anderen, zowel moeders als vaders, die dezelfde ervaringen hebben, en die in diepe ondraaglijke pijn over het verlies van contact en zinvolle verhouding met hun kinderen leven.

Ten tweede, weet dat u niet gek geworden bent. In onze cultuur worden wij niet aangemoedigd om ons verdriet te ervaren. Wij worden onderwezen om sterk te zijn, boven het verdriet uit te stijgen, het te onderdrukken, er controle over te krijgen en met het leven verder te gaan. Soms is dat een wijs advies als wij in onze pijn blijven hangen, en onze verontwaardiging ons hele leven gaat overheersen, en ons werk, ons sociaal leven en onze geest beïnvloedt. Nochtans, het verlies van een kind hetzij door de dood hetzij door buitensluiting uit het leven van dat kind gaat voorbij aan de verwerkingsruimte en -mogelijkheden van de meeste ouders om nog het hoofd te kunnen bieden.

In het begin van een verstotings- en vervreemdingsproces, willen wij als ouders eenvoudig niet geloven dat dit werkelijk gebeurt. Wij ontkennen dat de andere ouder van ons kind tot dergelijke diephatelijke handelingen in staat is, en wij kiezen ervoor om te geloven dat ons kind, waarvan we zo veel houden, ons niet op een dergelijke verdrietig makende manier zal behandelen. De ontkenning is het sterkste emotionele defensie- en afweermechanisme dat wij ter beschikking hebben, en het is daarom dat wij daarop het meest vertrouwen. Omdat ouders werkelijk contact en een band en verhouding met hun kind wensen, houdt hun ontkenning voor de meeste ouders echter geen stand onder de toenemende druk van de tijd en de realiteit van de scheiding die zij ervaren.

Ten derde, zijn veel ouders in grote verwarring, hetgeen erop wijst dat zij niet in staat zijn om de veelheid aan emoties te kunnen identificeren, onderscheiden en verwerken; die zij ervaren op maag-darm-niveau (knoop in de maag). Gewoonlijk, kunnen deze onderscheiden worden in gevoelens van diepe droefheid, intense woede, extreme verontwaardiging, en wanhopige schuldgevoelens. Om niet overweldigd te worden door dit interne „blik wormen,“ maken veel ouders zich geheel los van de situatie, keren deze de rug toe, in wat zij zelf zien als daad van zelfbehoud. Anderen nemen daarbij hun toevlucht tot de logica dat: „Mijn kind wel inzicht zal krijgen in wat er werkelijk is gebeurd wanneer hij/zij 18 jaar oud en volwassen geworden is, zodat het beter is maar af te wachten.„Beide strategieën zijn verwant aan het bekende “fluiten in het donker”.

Ten vierde, willen ouders, die mikpunt zijn geworden van ouderverstoting en oudervervreemding, weten hoe op gezonde manieren om te kunnen gaan met deze sterke emoties, omdat zij indien zij onverwerkt blijven bestaan, zij vaak een eigen leven gaan leiden en op ongepaste en ongeschikte momenten te voorschijn komen en gericht worden op anderen die deze emoties of niet begrijpen of de diepte en intensiteit van deze gevoelens niet verdient hebben. Soms, worden deze emoties geheel binnen gehouden. In een poging tot zelfbehandeling en zelfmedicatie van de resulterende pijn, neemt de tot mikpunt geworden ouder zijn toevlucht tot verslavend alcohol-, drugs- of medicijngebruik. Uiteindelijk, wanneer sterke emoties langdurig intern onderdrukt worden gehouden, kunnen zij zich in lichamelijke klachten en problemen omzetten, die het individu voor de rest van zijn/haar leven zullen teisteren.

Het dilemma blijft, wat moet ik doen met mijn verdriet en pijn? Het bijhouden van een dagboek is nuttig, maar sterke emoties vereisen actieve zelf-interventies. Veel ouders melden dat het hun diepe droefheid kan verlichten door zichzelf nu en dan toe te staan om hard te schreeuwen en te gillen. Als u ook denkt dat dit u in uw verwerkingsproces ook kan steunen, dan is het misschien verstandig om u terug te trekken op een stille, natuurlijke plaats zodat u uw verdriet op een ongebreidelde en niet waargenomen manier kunt beleven, en zo te vermijden dat u daardoor in verlegenheid kan worden gebracht. Het is daarbij ook nuttig om een serie foto’s van uw kind mee te nemen, zodat u uw gevoel van verlies kunt activeren.

Intense woede is een fysieke en lichamelijke activator. U zult daarom moeten deelnemen aan een geconcentreerde activiteit zoals kegelen, golfballen wegslaan op een golfbaan, of ballen wegslaan in een squashhok of tenniskooi. Een minder kostbare mogelijkheid bestaat uit het gooien van ijsblokjes tegen een stevige muur, een activiteit, waarvan ouders terugmelden, dat zij hun verlichting en bevrijding geeft van opkomende knellende en klemmende boosheid en woede.

Verontwaardiging duidt op een ouder die zich onbegrepen voelt, daarom zal er wat aandacht moeten worden besteed aan „het vertellen van uw verhaal”.Het probleem daarbij is om een ontvankelijke luisteraar te vinden die het geduld en de energie heeft om de saga van gekwetstheid, frustratie en vernedering meer dan eens aan te horen. Ouders die mikpunt en slachtoffer geworden zijn van ouderverstoting en oudervervreemding kunnen hun verhaal op een cassetterecorder inspreken en vertellen; zij kunnen hun verhaal ook opschrijven in een dagboek, een losbladig notitieboekje of een agenda. Zij kunnen een tekstverwerker gebruiken en het opslaan op de computer, of als zij creatief zijn, kunnen zij gedichten aan hun kinderen schrijven. Sommige ouders hebben hun verhaal ook al in boeken en poëzie gepubliceerd.

Het is hier de bedoeling om bij u de verontwaardiging te verminderen over uw onbegrip voor de conclusie dat, u als ouder, onbelangrijk bent, zelfs niet-essentieel bent, in het leven van uw kind. Ook, is het belangrijk dat u wordt gehoord, en dat u zich herinnert dat u nog ouder bent door de foto’s en beelden van uw kind bij u te houden. Een alternatieve benadering is door uzelf in de ouderrol met andere kinderen bezig te houden als betrokken peetouder, als betrokken oom of tante, of als betrokken grote broer of grote zus. Zelfbevestiging van uw waarde als ouder kan er belangrijk aan bijdragen om uw gevoel van verontwaardiging te helen.

Tot slot zijn de wanhopige schuldgevoelens waarschijnlijk de moeilijkste rouwkwestie om te verwerken. Iedereen treft enige schuld: de andere ouder, de familie van de andere ouder, het wettelijke en juridische systeem, het sociale zorgsysteem, uw kind, uzelf. Echter, de enige die binnen en onder uw eigen discretie en controle valt bent u zelf. Dus dat is ook het enige deel waaraan u op drie afzonderlijke manieren kunt werken.

Ten eerste, is het essentieel, ongeacht de houding van en de ontvangst door de andere ouder, de familie van de andere ouder en van uw kind, dat u in positief contact met hen blijft. Beschaafdheid en vriendelijkheid in het directe contact van aangezicht tot aangezicht zijn essentieel, ongeacht wat er ook over u wordt gezegd in uw afwezigheid of achter uw rug om. (**) Bovendien is het verzenden van kaarten, brieven en kleine pakketjes op belangrijke dagen voor uw kind aangewezen. Ook, kan communiceren met uw kind per telefoon, per e-mail en per fax efficiënt zijn. Als u volledig het contact met uw kind hebt verloren, plaats dan uw prioriteit om hem/haar terug te vinden en het contact op zijn minst op afstand te herstellen. Als ook dit onmogelijk is (***), verzamel dan items en memorabilia in een speciale doos of koffer die voor uw kind wordt gereserveerd en voor de mogelijkheid van toekomstig contact.

Ten tweede, word actief als burger voor positieve verandering, en leer over de sterke punten en de zwakheden van het systeem dat u voorwerpt om u uw ouderkansen met uw kind te hebben ontnomen. Deze actie kan uw persoonlijke situatie weliswaar niet veranderen of verbeteren, maar u kunt er wel aan bijdragen om het systeem te verbeteren voor andere ouders en hun kinderen die tot mikpunt en slachtoffer gemaakt worden.

Ten derde, in uw eigen belang en omwille van uw verhouding met uw kind, is het noodzakelijk dat u de andere ouder vergeeft. Neem er daarbij ook nota van dat niet gezegd is dat u moet vergeten wat er is gebeurd, of hoe u bent behandeld, maar het zij nog maar eens herhaald, voor het herstel van uw emotionele evenwicht en uw capaciteit om de uitdagingen van het leven weer op een gezonde manier het hoofd te kunnen bieden, zult u de verstoter en vervreemder moeten kunnen vergeven. Voor sommigen van u, impliceert deze noodzaak een spirituele reis, en voor anderen is de weg daar naartoe juist een seculaire. Wat daarbij echter belangrijk is, is dat u dit proces op uw eigen unieke manier aangaat op een wijze waarvan u gelooft dat hij voor u zal werken, zodat u de spookgedachten aan het verliezen van uw kind onder controle krijgt en verminderd, en uw gezondheid en welzijn zich kunnen herstellen.

(*)Vertaling uit het Engels naar het Nederlands door drs. P.A.N. Tromp, pedagoog en coördinator van het Vader Kind Centrum (VKC); Deze vertaling werd gemaakt op verzoek van Ad Verdiesen, voorzitter van Gescheiden Vaders Nederland (GVN) op 8 januari 2007.

Originele titel: Grief - Parental Alienation and Hostile Aggressive Parenting Awareness - Emotional and mental child abuse; by Dr. Barbara Steinberg; Gepubliceerd bij de “Parental Alienation and Hostile Aggressive Parenting Awareness Organization”.

(**) “Knoop je jas dicht, doe ‘n das om, was eerst je handen

Kam je haren, recht je schouders, denk aan je tanden

Blijf niet hangen, recht naar huis toe, spreek met twee woorden

Stel je netjes voor, eet zoals ’t hoort, en zeg u” (Refrein uit Pa van Doe Maar).

(***) Dit is de bestaande situatie bij naar schatting 560.000 van de 1,1 miljoen Nederlandse scheidingskinderen en hun honderdduizenden buitengesloten ouders, voor het overgrote merendeel vaders (ca. 95%) en families van vaderskant.