zaterdag, maart 26, 2011
481. Doe ook mee aan de KOG-kaartenactie voor open deuren rechtzalen naar kamerleden - Vaderkenniscentrum|SKO ondersteunt Stichting KOG in (kaarten)actie voor “open deuren rechtzalen”
Vaderkenniscentrum|Stichting Kind en Omgangsrecht ondersteunt de Stichting KOG in haar (kaarten)actie voor “open deuren rechtzalen”.
Openbaarheid van rechtspraakzittingen èn -uitspraken in het familie- en jeugdrecht is niet alleen een grondrecht (Nederlandse grondwet, artikel 121) en een mensenrecht (EHRM-uitspraak Moser vs. Oostenrijk, 2006), maar draagt naar de mening van Vaderkenniscentrum|SKO ook op cruciale wijze bij aan de publieke accountability en transparantie van de familie- en jeugdrechtspraak en daarmee aan de noodzakelijke kwaliteitscontrole op de rechtspraak en aan de aanpassing en veranderbaarheid van de rechtspraak aan de geest van de tijd en de ontwikkelingen in de samenleving.
Familierechtzittingen moeten openbaar en alle uitspraken in het familie- en jeugdrecht dienen publiek toegankelijk te zijn via het internet. De enige beperking die naar de mening van Vaderkenniscentrum|SKO aan de grondwettelijke openbaarheid in het familie- en jeugdrecht opgelegd mag worden is de anonimisering van de uitspraken van de rechter en de anonimisering van de berichtgeving over rechtszittingen in de mediacommunicatie.
Ook de evt. door KOG voorgestelde mogelijkheid voor betrokken burgers om behandeling ter zitting met gesloten deuren te verzoeken wordt door Vaderkenniscentrum|SKO ondersteund.
Deze mogelijkheid kan naar de opvatting van Vaderkenniscentrum|SKO echter niet gelden voor de openbaarheid van geanonimiseerde uitspraken van de rechter. Deze dienen zonder uitzondering allen te worden gepubliceerd.
Meedoen aan de kaartenactie van Stichting KOG naar kamerleden
Stichting KOG heeft prachtige speciale kaarten met een voorbedrukte actietekst voor haar actie laten drukken die u gratis bij KOG kunt aanvragen om te versturen naar de kamerleden van de Commissie voor Justitie ter ondersteuning van deze actie.
Voor meer informatie en het aanvragen van de gratis kaarten zie de website van Stichting KOG op http://www.stichtingkog.info/pages/posts/kaartenactie-voor-open-deuren-rechtszaal176.php
Klik op deze kaart voor een leesbare uitvoering!
Wij bevelen u van harte aan de gratis kaarten bij KOG aan te vragen en aan de kamerleden te versturen.
P.A.N. Tromp
Voorzitter Vaderkenniscentrum|SKO
vaderkenniscentrum@gmail.com
Nederlandse grondwet, Artikel 121: Openbaarheid terechtzitting; motivering vonnissen
Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar.
dinsdag, maart 22, 2011
485. Verplichting tot omgang aan vader (Uitspraak Rechtbank Breda - ELI:NL:RBBRE:2011:BR1570 - 22 maart 2011)
ELI:NL:RBBRE:2011:BR1570
_____
Disclaimer: Op deze website wordt geen sluitend juridisch advies gegeven: neemt u hiervoor, als het zover komt, contact op met bijvoorbeeld een advocaat, notaris of de geëigende overheidsinstanties. Deze website huldigt een eigen rechtsopvatting op een rechtsgebied dat in ontwikkeling is. Hoewel er de grootst mogelijke algemene zorg aan uw adviesverzoek en – in voorkomend geval - melding besteedt wordt, zijn we niet aansprakelijk voor de gegeven adviezen. Adviezen en reacties worden uitsluitend gegeven onder volledige uitsluiting van alle aansprakelijkheid voor de gegeven adviezen en reacties.
_____
Instantie: Rechtbank Breda
Datum uitspraak: 22-03-2011
Datum publicatie: 14-07-2011
Zaaknummer: 223513 FA RK
10-3774
Rechtsgebied: Personen-
en familierecht
Bijzondere kenmerken: Eerste
aanleg - enkelvoudig
Vindplaats: Rechtspraak.nl, RFR 2011, 127
Inhoudsindicatie
Vaststelling
omgangsregeling, nu niet is gebleken van een uitzonderingsgeval als bedoeld in
art. 1:377a lid 3 BW. Het belang van de minderjarige om contact te hebben met
zijn vader dient te prevaleren boven de wens van de vader om geen contact te
hebben, nu zijn andere kinderen niet op de hoogte zijn van het bestaan van de
minderjarige en de vader een omgangsregeling daardoor te complex vindt om uit
te voeren.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 223513 FA RK
10-3774
beschikking betreffende
omgang,
in de zaak van
[de moeder],
wonende te Breda,
hierna te noemen de
vrouw,
advocaat mr. M.D. van
Bruggen,
en
[de vader],
wonende te Tilburg,
hierna te noemen de man,
advocaat
mr. drs. A.C.M. Mulder.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de
volgende stukken:
- het op 18 augustus 2010
ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 8 februari 2011
ontvangen verweerschrift;
- het proces-verbaal van
de terechtzitting van 11 februari 2011.
2. Het verzoek
De vrouw verzoekt,
samengevat, te bepalen dat de man en na te noemen minderjarige gerechtigd zijn
tot omgang met elkaar gedurende minimaal een dag per weekend, uitgezonderd in
de vakanties, van 09.00 uur tot 17.00 uur, dan wel een regeling vast te stellen
als de rechtbank juist acht.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staat
blijkens de stellingen en overgelegde stukken vast:
- De vrouw is de moeder
van de minderjarige [naam minderjarige], geboren te Breda op 10 maart 2007. De
man is de biologische vader van de minderjarige. Ingevolge de beschikking
vaststelling vaderschap van deze rechtbank van 15 juni 2010 is de man tevens de
juridische vader van de minderjarige.
- De vrouw heeft het gezag
over de minderjarige.
3.2 Aan haar verzoek legt
de vrouw ten grondslag dat zij eraan hecht dat er omgang zal zijn tussen de man
en [voornaam minderjarige], maar dat de man aan haar te kennen heeft gegeven
geen contact te wensen met de minderjarige. De vrouw meent dat het belangrijk
is voor [voornaam minderjarige] om een positief vaderbeeld te hebben en om
langzaam een frequent contact met zijn vader te gaan opbouwen. De vrouw wijst
erop dat de man ingevolge artikel 1:377a lid 1 BW wettelijk verplicht is om dit
contact te hebben. Naar de mening van de vrouw is het niet onderhouden van
contact met [voornaam minderjarige] uiterst schadelijk voor hem en ook
onrechtmatig jegens hem. De vrouw verklaart open te staan voor andere
voorstellen dan de regeling zoals door haar verzocht, mits er in het belang van
[voornaam minderjarige] voldoende en regelmatig contact plaatsvindt.
3.3 De man verzoekt de
vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans dit verzoek af te
wijzen als zijnde ongegrond dan wel onbewezen. De man stelt hiertoe dat hij
[voornaam minderjarige] na diens geboorte drie keer kort durend heeft gezien.
Meer niet. Door dit zeer incidentele contact is er tussen hem en [voornaam
minderjarige] nooit een emotionele band ontstaan. Daarbij acht de man omgang
tussen hem en [voornaam minderjarige] feitelijk onmogelijk, omdat de andere
kinderen van hem niet van het bestaan van [voornaam minderjarige] afweten en
zij zich allen in de pubertijd bevinden, waardoor het grote gevolgen voor hen kan
hebben, indien zij er op dit moment mee geconfronteerd worden dat zij nog een
jonger broertje hebben. Ook wil de echtgenote van de man er niet bij betrokken
zijn. Voorts acht de man zich niet in staat om met [voornaam minderjarige]
omgang te kunnen hebben, omdat hij zich zowel fysiek als emotioneel niet in
staat acht om op twee plekken vader te zijn. Naar de mening van de man zal
[voornaam minderjarige] bij omgang dan geconfronteerd worden met een vader die
hem niet wenst te zien, hetgeen er alles behalve voor zal zorgen dat [voornaam
minderjarige] een positief vaderbeeld krijgt. De man acht dit soort contact
niet in het belang van [voornaam minderjarige]. Volgens de man zal een
omgangsregeling zelfs een ernstig nadeel opleveren voor de ontwikkeling van
[voornaam minderjarige]. Gelet op bovenstaande omstandigheden acht de man
voldoende redenen aanwezig om hem het recht op omgang te ontzeggen op basis van
artikel 1:377a lid 3 BW. Daarbij merkt de man op dat hij het aan [voornaam
minderjarige] zelf wil overlaten als hij over enkele jaren contact met hem
wenst.
3.4 De vertegenwoordiger
van de Raad voor de Kinderbescherming acht het in het belang van de
minderjarige, dat [voornaam minderjarige] zijn vader zal leren kennen en dat
tussen de man en [voornaam minderjarige] een – hoe summier ook –
omgangsregeling wordt vastgesteld.
3.5 Uitgangspunt van de
wetgever is dat een kind recht heeft op omgang met de niet met gezag belaste
ouder en dat die ouder verplicht is tot omgang met het kind. De rechtbank verwijst
daarbij naar de in artikel 1:377a lid 1 BW neergelegde regeling. Vastgesteld
moet worden dat de man, gelet op de beschikking van de rechtbank van 15 juni
2010, moet worden aangemerkt als de niet met gezag belaste ouder. Van een
uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 1:377a lid 3 BW is de rechtbank
niet gebleken. De man heeft in dit verband onvoldoende aangetoond dat een
omgangsregeling ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of
lichamelijke ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. In tegendeel, met de
Raad voor de Kinderbescherming is de rechtbank juist van oordeel dat het voor
een evenwichtige ontwikkeling van [voornaam minderjarige] in zijn belang moet
worden geacht dat hij zijn vader zal leren kennen. De rechtbank heeft weliswaar
begrip voor de dilemma’s die een omgangsregeling voor de man mee brengen, doch
het zwaarwegende belang van de minderjarige heeft in deze te prevaleren.
Evenmin moet de man kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat worden
geacht tot omgang met [voornaam minderjarige]. Dat het voor de man praktisch
moeilijk te regelen is, gelet op zijn huidige gezinssituatie, levert
onvoldoende grond op tot ontzegging van het wettelijk recht op omgang. Ook
anderszins is een omgang niet in strijd met de zwaarwegende belangen van de
minderjarige. De rechtbank zal daarom tussen de man en [voornaam minderjarige]
een omgangsregeling vaststellen. Nu de contacten tussen de man en [voornaam
minderjarige] tot nu toe zeer beperkt zijn gebleven en er gelet op de situatie
waarin de man op dit moment verkeert geen ruimte bestaat voor een ruime
omgangsregeling, ziet de rechtbank aanleiding om de door de vrouw verzochte
regeling in omvang en duur te beperken als na te melden. Dat brengt mee dat het
verzoek van de vrouw als volgt zal worden toegewezen. Daarbij staat het
partijen vrij om deze regeling in de toekomst uit te breiden.
3.6 Omdat tussen partijen
sprake is van een relatie als bedoeld in de tweede zin van lid 1 van artikel237 Rechtsvordering zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren.
4. De beslissing
De rechtbank
- bepaalt dat de man en de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren te Breda op 10 maart 2007,
- gerechtigd zijn tot omgang met elkaar één keer per vier weken gedurende vier uren op een nader tussen partijen te bepalen dag op neutraal terrein;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders verzochte af.
in tegenwoordigheid van
Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking
kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en
degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden:
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere
belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of
nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet
door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
_____
Disclaimer: Op deze website wordt geen sluitend juridisch advies gegeven: neemt u hiervoor, als het zover komt, contact op met bijvoorbeeld een advocaat, notaris of de geëigende overheidsinstanties. Deze website huldigt een eigen rechtsopvatting op een rechtsgebied dat in ontwikkeling is. Hoewel er de grootst mogelijke algemene zorg aan uw adviesverzoek en – in voorkomend geval - melding besteedt wordt, zijn we niet aansprakelijk voor de gegeven adviezen. Adviezen en reacties worden uitsluitend gegeven onder volledige uitsluiting van alle aansprakelijkheid voor de gegeven adviezen en reacties.
_____
Abonneren op:
Posts (Atom)