donderdag, september 28, 2006

93. Gescheiden vader klem tussen de gemeentelijke woonregels

Bestuursrechter mw. mr. M.A.C. Prins van de Rechtbank Dordrecht heeft aangekondigd te gaan bekijken of de gemeentelijke huisvestingsverordening van Dordrecht nog wel goed in de pas loopt met het nieuwe familierecht, waarin ouders gedeeld gezag over hun kind kunnen hebben. De gemeente gaat nu uit van slechts één vaste woonplaats van een kind.

Hier is sprake van een groot probleem in het gemeentelijk herhuisvestingsbeleid van alle Nederlandse gemeenten, waarvan de kinderen van co-ouderende gescheiden vaders uiteindelijk de dupe worden. Doordat meezorgende gescheiden vaders door de gemeente steeds aangemerkt worden als “alleenstaanden”, krijgen zij te kleine woonruimte toegewezen, waardoor zij hun kinderen niet meer thuis kunnen ontvangen en de kinderen hun vader als co-ouder verliezen. Daarom hulde voor deze bestuursrechter, die haar verantwoordelijkheid neemt om de gemeente Dordrecht hierop aan te spreken.

Drs. P.A.N. Tromp, Vader Kenniscentrum i.o.

Gescheiden vader klem tussen de woonregels

AD.nl - 24 uur per dag actueel nieuws / Zelf reageren / zaterdag 16 september 2006

DORDRECHT - A. Tahiri uit Dordrecht ’kampeert’ momenteel beurtelings bij verschillende familieleden. Voor hem is dat nog wel te doen, voor zijn zoontje is het veel erger. Maar vader komt voorlopig niet in aanmerking voor een huurhuis. Gisteren probeerde hij via de bestuursrechter op zijn minst een urgentieverklaring te krijgen, die het Dordtse gemeentebestuur eerder afwees.

Tahiri is in zekere zin het slachtoffer van zijn eigen eerlijkheid. Toen hij twee jaar geleden scheidde, kon hij door zijn lange woonduur vlot een andere huurwoning krijgen. Toen echter bleek dat hun kind toch wel erg leed onder de scheiding, probeerden de ouders het weer samen. Omdat Tahiri een bijstandsuitkering heeft, meldde hij dit aan de sociale dienst, die daarop van de twee uitkeringen een uitkering voor samenwonenden maakte.

De huur van zijn eigen huis zegde hij op, omdat je van één uitkering niet twee woningen kunt betalen. Toen toch bleek dat het samenwonen niet ging, verliet Tahiri voor de tweede maal de gezamenlijke woning. Maar nu zonder woonduur, en daardoor zonder uitzicht op een woning. Een woordvoerder van de gemeente stelde gisteren dat het beter was geweest het andere huis nog even aan te houden. De sociale dienst zou zelfs bereid zijn mee te werken aan een proefperiode samen wonen.

Bestuursrechter M.Prins gaat bekijken of de gemeentelijke huisvestingsverordening nog wel goed in de pas loopt met het nieuwe familierecht, waarin ouders gedeeld gezag over hun kind kunnen hebben. De gemeente gaat uit van één vaste woonplaats van een kind.

Reacties/Zelf reageren:

Zie ook:

· Papa woont in zijn auto

· Hoe de gemeente Heiloo met een coöuderschapsvader en zijn kinderen omgaat

zaterdag, september 16, 2006

92. Utrechts amendement op PvdA-Verkiezingsprogramma: "Terugbrengen van vaders, moeders en grootouders in het leven van scheidingskinderen"


Utrechts amendement op PvdA-Verkiezingsprogramma Kamerverkiezingen 2006


Tijdens de Algemene Leden Vergadering (ALV) van de PvdA Afdeling Utrecht over het verkiezingsprogramma is op donderdag 14 september 2006 op mijn voordracht het volgende Utrechtse wijzigingsamendement aangenomen op het PvdA Ontwerp-programma Kamerverkiezingen 2006:

Het Utrechtse wijzigingsamendement op het PvdA ontwerp-programma Kamerverkiezingen 2006 bij "1. Werken aan het Nederland van morgen" (Nieuw punt 1.9) luidt:

Afdeling Utrecht

------------------------------------------------------------
1.9. Terugbrengen van vaders, moeders en grootouders in het leven van scheidingskinderen waar dat verantwoord is door aanpassing van het familierecht naar Belgisch voorbeeld:

“Ook na een scheiding hebben zowel de vader als de moeder gelijke rechten én plichten ten aanzien van hun kinderen. De PvdA gaat het familierecht zo aanpassen dat ongelijkheid en onrechtvaardigheid verdwijnd en stelt het belang van het kind voorop. Door wettelijke invoering van het uitgangspunt van gedeeld verblijfsco-ouderschap na scheiding - naar model van de op 4 september 2006 op initiatief van de PS en SPa, de zusterpartijen van de PvdA in België, ingevoerde Wet Laurette Onkelinx (*) - worden vaders, moeders en grootouders weer teruggebracht in het leven van scheidingskinderen waar dat verantwoord is."

(*) De Belgische "Wet tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting van het kind van wie de ouders gescheiden zijn en tot regeling van de gedwongen tenuitvoerlegging inzake huisvesting van het kind" d.d. 18 juli 2006 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 4 september 2006 is vernoemd als de Wet Laurette Onkelinx naar de initiatiefneemster tot de wet, mevrouw Laurette Onkelinx, federale Vice-premier en Minister van Justitie namens de PS, zusterpartij van de PvdA in België.
-----------------------------------------------------------------------------
Het huidige punt 1.9 uit het PvdA Ontwerp-programma Kamerverkiezingen 2006 wordt vervolgens doorgenummerd naar 1.10, etc.....

Het Utrechtse amendement zal nu op 30 september en 1 oktober a.s. door de Utrechtse congresafgevaardigden verdedigd en ter stemming gebracht worden tijdens het landelijke PvdA Verkiezingscongres in de van Nelle fabriek in Rotterdam.

De gezamenlijke congresafgevaardigden van alle 450 PvdA afdelingen zullen daar dan over het Utrechtse wijzigingsamendement op het verkiezingsprogramma stemmen. Daarvan hangt het af of het amendement ook onderdeel zal gaan uitmaken van het PvdA Verkiezingsprogramma voor de komende Tweede Kamerverkiezingen op 22 november a.s.

Oproep aan PvdA leden om er binnen de eigen lokale PvdA afdeling bij de eigen congresafgevaardigden op aan te dringen dat op het landelijke PvdA verkiezingscongres vóór het "Utrechtse amendement" zal worden gestemd:

Daarom een oproep aan alle PvdA leden en PvdA belangstellenden om de eigen lokale PvdA afdeling actief per email en direct te benaderen en er daarbij op aan te dringen dat de congresafgevaardigden van de eigen afdeling naar het landelijke verkiezingscongres het Utrechtse PvdA amendement op het verkiezingsprogramma met hun stem zullen steunen.



Ga zelf ook naar het landelijke PvdA verkiezingscongres in Rotterdam:


Het landelijke PvdA Verkiezingscongres op 30 september en 1 oktober in de van Nelle Fabriek in Rotterdam is verder toegankelijk voor iedereen: belangstellenden en PvdA leden. Meldt u daarom ook aan voor dit congres en laat ook daar van u horen.

Het Utrechtse wijzigingsamendement op het PvdA Verkiezingsprogramma ligt nu weliswaar op tafel, maar daarmee is het nog niet landelijk aangenomen. Laten we er daarom de komende twee weken waar mogelijk alles aan doen om het ook aangenomen te krijgen op het PvdA verkiezingscongres van 30 september a.s. Eenieder kan daaraan een eigen wezenlijke bijdrage leveren door om steun te vragen bij de eigen lokale PvdA afdeling en door aanwezig te zijn en van u te laten horen op het landelijke verkiezingscongres van 30 september in Rotterdam.
Zonder uw steun zal het wijzigingsamendement op 30 september mogelijk alweer stranden.

Peter Tromp
Pedagoog/Onderwijskundige


Zie verder ook:

- PvdA Ontwerp-programma Kamerverkiezingen 2006
PvdA; 4 september 2006

- Opzoeken van de PvdA afdeling in uw gemeente om het afdelingsbestuur en de congresafgevaardigden van de afdeling om steun te vragen op het verkiezingscongres van 30 september a.s. voor het Utrechtse amendement: "Terugbrengen ouders en grootouders in het leven van scheidingskinderen waar dat verantwoord is, door hervorming van het familierecht naar Belgisch voorbeeld".
. Zoek de PvdA afdeling in uw gemeente via de PvdA website
. Zoek de PvdA afdeling in uw gemeente via Google

- Uzelf aanmelden voor het Landelijk PvdA Verkiezingscongres op 30 september en 1 oktober a.s. in de van Nellefabriek in Rotterdam waar over het verkiezingsprogramma en de ingediende wijzigingsamendementen besloten wordt

- Besluit van de Belgische Ministerraad van 3 december 2004 over de voordracht van de Belgische wet op de gelijkmatig verdeelde bewaring van het kind bij scheiding van de ouders
Belgische Kanselarij van de Eerste Minister - Ministerraad (Council of Ministers) van 3 december 2004

- Belgische Wet van 18 juli 2006 tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting van het kind van wie de ouders gescheiden zijn en tot regeling van de gedwongen tenuitvoerlegging inzake huisvesting van het kind verschenen in het Belgische Staatsblad van 4 september 2006
Moniteur Belge - Belgisch Staatsblad - FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE; Publicatie : 2006-09-04

zondag, september 10, 2006

91. Rechtsstaat in het gedrang

Rechtsstaat in het gedrang
Het Financieele Dagblad; 7 september 2006

Liegende of nalatige politieambtenaren, officieren van justitie en rechters worden - ten onrechte - zelden vervolgd.

Wim Orbons

Is Hennie K. geen kinderverkrachter en zit hij onschuldig achter de gevangenismuren? De commissie-Buruma, die afgesloten strafzaken onderzoekt waarbij over de veroordeelde twijfels bestaan, neemt deze zaak in elk geval als eerste onder de loep. Maar daarnaast liggen nog tientallen zaken op de plank waarbij politie, Openbaar Ministerie (OM) en rechters de mist zijn ingegaan. Die missers kosten de maatschappij handenvol geld en hebben nauwelijks gevolgen voor de daders.

Voorbeelden zijn er te over: de zaak-Lancee, de Balpenmoordzaak, de Zaanse paskamermoord, de Enschedese vuurwerkramp, de zaak-Erik O., de Puttense moordzaak en de Schiedammer parkmoord, enzovoort. Die - justitiële - dwalingen hebben zoveel twijfel over de integriteit van politie, OM, maar ook van de rechterlijke macht opgeroepen, dat alweer de nodige nieuwe zaken zijn voorgedragen voor hernieuwd onderzoek.

Tien tot vijftien rechterlijke dwalingen per jaar. Dat is de schatting van de rechtspsycholoog prof. dr Hans Crombag, die de 'grondlegger van de Europese rechtspsychologie' wordt genoemd. Zeker tientallen mensen moeten dus ten onrechte in de gevangenis zitten.

Politici maken zich daar niet druk om. De snelheid waarmee antiterrorismewetgeving tot stand komt, steekt schrijnend af bij de politieke nonchalance over de missers in onze rechtsstaat die veel meer levens verwoesten dan welke terroristische actie ook. Crombag en andere wetenschappers pleiten in vijf bekende zaken voor nieuw onderzoek. Daarnaast zijn er nog vier minder bekende zaken waar de hoogleraren Crombag en Wagenaar in hun nieuwste boek The Popular Policeman and Other Cases forse kritiek op hebben. En waarvoor cassatie of een herzieningsverzoek wordt voorbereid.

Vincent plast op de grond, nachtmerries in het Nederlands recht, zo heet het recentelijk verschenen boek van de rechtspsycholoog prof. dr Willem Albert Wagenaar. Hij beschrijft elf zaken waarin politie, OM en rechters fout op fout stapelen en het leven van onschuldige mensen levenslang ernstig verzieken, ook al werden zij uiteindelijk niet allemaal veroordeeld. Maar het is nog erger. Wagenaar schrijft: 'En zo zijn er alleen al in mijn bestand vele tientallen zaken, en vermoedelijk in Nederland duizenden zaken'.

Maar liegende of nalatige politieambtenaren, officieren van justitie en falende en nalatige rechters worden zelden vervolgd. Dat heeft niet te maken met werkdruk, waar rechters zich nu achter verschuilen nadat de rechtspsycholoog prof. dr Peter van Koppen wederom een - vermeende - gerechtelijke dwaling in kaart heeft gebracht: de pensionhoudster in Anjumer. Als een patiënt overlijdt door een nalatige medisch specialist, wordt die vervolgd - en ontslagen en verboden zijn beroep nog langer uit te oefenen. Voor aanklagers en rechters lijkt dat niet te gelden.

Tientallen mensen ten onrechte in gevangenis
Rechters erkennen hun fouten niet. Ze verschuilen zich achter de uniciteit van een zaak of achter het - achterhaalde - geheim van de raadkamer. De falende politieambtenaren, officieren van justitie - de crimefigthers - én rechters zitten nog steeds op hun plaats of zijn zelfs gepromoveerd. En de maatschappij betaalt - terecht - de schade aan de mensen die een deel van hun leven onterecht in de gevangenis hebben doorgebracht. Politici willen dat de kosten van delicten door de daders aan de slachtoffers worden betaald. Maar waarom worden de daders binnen justitie en rechterlijke macht niet aansprakelijk gesteld voor hun delicten?

Ook rechters zijn mensen met vooroordelen, bedrijfsblindheid en beïnvloedbaar. In een korte tijdsspanne zijn er rechters, hooggeplaatste ambtenaren van het OM en politieambtenaren beschuldigd en/of veroordeeld wegens bezit van kinderporno, (zelf)moord, (partner)mishandeling, verboden wapenbezit en verkeersmisdrijven. De wetenschapper Jan de Keijser toonde begin 2000 in zijn proefschrift aan dat rechters zelfs in volkomen identieke zaken tot sterk verschillende uitspraken komen. Zelfs vanuit de Hoge Raad en het Europese Hof komt kritiek op de kwaliteit van de Nederlandse rechtspraak. Maar de Hoge Raad vergeet dat hij zelf ook onderdeel van het probleem is. De Hoge Raad besluit zelden tot een herziening. Dat is begrijpelijk. Want meestal heeft de Hoge Raad in een eerder stadium al bekeken of diezelfde omstreden veroordeling in aanmerking kwam voor cassatie. Als de Hoge Raad een herziening toewijst, erkent hij min of meer dat hij bij de behandeling van het cassatieverzoek onvoldoende kritisch heeft gekeken.

Veel strafrechters hebben nauwelijks een gespecialiseerde opleiding en doen veel te weinig strafzaken omdat ze algemeen inzetbaar willen zijn. Gaan rechters met een hartinfarct naar een huisarts of naar een cardioloog?

Ook politici hebben boter op hun hoofd. De meeste politici laten zich gemakkelijk meeslepen met het romantische beeld van een volkomen integere rechterlijke macht. Heel Nederland graait, maar er is gelukkig nog één macht die onberispelijk en volstrekt onafhankelijk toezicht houdt, zo wordt gedacht, ondanks de bijbaantjes van rechters en honderden advocaten die ook voor rechter-plaatsvervanger spelen in de ons-kent-ons-cultuur. Waar komt dat onuitroeibare geloof in de jurist en rechter als beter mens toch vandaan?

Wim Orbons is voormalig bestuurder van gezondheidszorgorganisaties.

90. Mythes over huiselijk geweld

Geldverslindende mythe over huiselijk geweld

Het Financieele Dagblad, 5 oktober 2006

Door Hans Crombag en Wim Orbons

Vier weken lang de woning uit op bevel van de burgemeester. Dat is straks het lot van de man die geweld pleegt tegen zijn vrouw of kinderen. De minister van Justitie verwacht dat dit huisverbod duizend tot tweeduizend maal per jaar zal worden opgelegd. Maar hoe kan dat nu? Volgens politiecommissaris Gerda Dijksman, coördinator van het landelijk project Huiselijk Geweld, zouden er per jaar 800.000 tot 900.000 gevallen van - ernstige - mishandeling door partner of familie zijn.


Dat kan niet kloppen. Vorig jaar zijn er bij de politie 57.000 meldingen van huiselijk geweld geweest. Volgens dr Henk Ferwerda van Advies- en Onderzoeksgroep Beke gaat daarvan maar 41 procent over lichamelijk geweld. Gerda Dijksman zei in maart van dit jaar over die 57.000 meldingen: 'Dat aantal kun je gemakkelijk met tien vermenigvuldigen. En dan ben ik nog voorzichtig.' (Trouw, 1 maart).

Huiselijk geweld is gelijk aan man slaat vrouw wil de politie ons doen geloven. Maar onderzoekers van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) meldden vorig jaar op basis van twee Intomart-onderzoeken in opdracht van het ministerie van Justitie, dat bijna 60 procent van het huiselijk geweld wordt gepleegd door niet-familieleden. Geweld tussen (ex-)partners vormt 'slechts' een kwart van het huiselijk geweld dat bij onderzoek gemeld wordt. In vijf jaar tijd heeft niet meer dan 3,9 procent van de bevolking, dus in principe 0,78 procent per jaar, te maken gehad met partnergeweld.

Ook een klap tegen uw hond valt onder huiselijk geweld. De term huiselijk geweld blijkt een vergaarbak voor allerlei - vage - soorten geweld in en om huis, niet noemenswaardig tot zwaar. Ook in de nieuwe landelijke uniforme registratie van de politie is weer gekozen voor een brede definitie. Dat kan variëren van 'psychisch geweld' tussen partners tot burenruzies en zelfs een klap tegen uw huisdier. Dit systeem geeft niet alleen verkeerde signalen af over de aard en omvang van huiselijk geweld, het staat daarmee ook een succesvolle aanpak in de weg.

De overheid stimuleert aangiftebereidheid met kostenverslindende campagnes en jammert tegelijkertijd over de bureaucratie en het te geringe aantal agenten op straat. Dat concludeert de juriste Maria Egelkamp in haar promotie-onderzoek uit 2002 over de ontwikkeling van de geweldscriminaliteit in Duitsland en in Nederland.

Misdrijven die eerder als licht werden bestempeld, worden nu mishandeling genoemd. Aangifte van verbaal of psychisch geweld bijvoorbeeld kwam ruim tien jaar geleden zelden voor. En nu geldt een blauwe plek, een wond of zelfs een wond die niet is waar te nemen, in een proces-verbaal als 'letsel'.

Na de verplichte time-out gemakkelijker relatie verbroken

In Oostenrijk en Duitsland bestaat een wet die vergelijkbaar is met het huisverbodvoorstel van de voormalige minister Piet Hein Donner van Justitie. In die landen zou blijken dat een mishandelde partner na de verplichte time-out gemakkelijker de relatie met de geweldpleger verbreekt.

Dat zou betekenen dat de minister een scheidingsbevorderend wetsvoorstel wil indienen. Willen de minister, het CDA, de overheid en de maatschappij dat - met grote negatieve en financiële gevolgen voor kinderen, (groot)ouders en maatschappij? Immers, scheiding is de grootste oorzaak van armoede.

Wim Orbons is gezondheidseconoom en voormalig bestuurder van gezondheidszorgorganisaties en prof. Dr Hans Crombag is emeritus hoogleraar rechtspsychologie


Veel huiselijk geweld bestaat slechts in statistieken, menen de auteurs. Bewerkte foto Tom van Dijke/Jos Diender


Mythes over huiselijk geweld
Door Hans Crombag en Wim Orbons
BN/DeStem - 05-09-2006

De schattingen van huiselijk geweld van politiezijde zijn veel hoger dan onderzoeken rechtvaardigen. Bovendien is de man lang niet altijd de dader.

Als een man huiselijk geweld pleegt tegen zijn vrouw of kinderen kan de burgemeester hem straks maximaal vier weken de toegang tot zijn woning ontzeggen.

De Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak en de Vereniging Nederlandse gemeenten, die tegen dit voorstel zijn, hebben minister Piet Hein Donner (CDA) gevraagd opvang te regelen voor uithuisgeplaatste geweldplegers, maar de minister vindt dat niet nodig. Ze moeten maar aankloppen bij hun familie of bij de daklozenopvang.

Justitie verwacht dat het huisverbod duizend tot tweeduizend maal per jaar zal worden opgelegd. Dit roept de vraag op hoe dat kan, want volgens schattingen van Gerda Dijksman, politiecommissaris en coördinator van het landelijk project Huiselijk Geweld, doen zich per jaar 800.000 tot 900.000 gevallen van (ernstige) mishandeling voor door partner of familie.

Maar is dat wel zo?
Onlangs zijn weer cijfers over (de brede definitie van) huiselijk geweld verspreid. Dit naar aanleiding van een onderzoek door de Advies- en Onderzoeksgroep Beke naar de 57.000 door politie geregistreerde incidenten in 2005. Volgens onderzoeker dr. Henk Ferwerda van Beke gaat 41 procent van de huiselijk geweldmeldingen bij politie over lichamelijk geweld, dus 23.370 incidenten.

Evenveel mannen
Bij de ziekenhuizen melden zich voor behandeling volgens het Letsel Informatie Systeem (LIS) ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers van geweld ‘in en om huis’: circa 9500 slachtoffers in totaal per jaar. Opvallend is dat tweederde van de aangeefsters bij politie niet de Eerste Hulp consulteert, en dat slechts een kleine groep van de mannelijke slachtoffers van de Eerste Hulp aangifte bij politie doet.

De melding van Dijksman dat jaarlijks 800.000 é 900.000 gevallen van huiselijk geweld voorkomen, dateert van november 2003. In maart van dit jaar sprak zij van 57.000 gemelde incidenten en voegde eraan toe: ‘Maar die aantallen kun je gemakkelijk met tien vermenigvuldigen. En dan ben ik nog voorzichtig’. (Trouw, 1 maart).

Volgens Ferwerda is die conclusie absoluut onjuist en blijkt die ook niet uit zijn onderzoek.

Bovendien is de vraag waarom ‘slechts’ 40 procent van de 57.000 gemelde incidenten tevens aangifte doet? Aangiften worden vooral na echtscheiding gedaan. Bekend is dat die aangiften vaak (gedeeltelijk) vals zijn in de strijd om de kinderen. Mede daarom is minstens zo relevant de vraag hoeveel (vermeende) daders op grond van die 22.800 aangiften door de rechter ook daadwerkelijk zijn veroordeeld. Dat is niet bekend, volgens Ferwerda. Toch wordt in het persbericht van het Nederlands Politie Instituut van 1 maart gesteld dat er ruim 13.000 geregistreerde slachtoffers zijn, wat suggereert dat er even zo veel daders door de rechter zijn veroordeeld. Maar volgens Ferwerda gaat het hier om aanhoudingen door politie, dus niet om veroordelingen van rechters.

In hetzelfde persbericht van de politie wordt gesteld dat ‘de daders van huiselijk geweld in 98 procent van de gevallen man zijn’. Dit cijfer werd door vrijwel alle landelijke dagbladen overgenomen. Maar dit cijfer wordt niet ondersteund door het onderzoek van Ferwerda. Wel is uit veel ander (internationaal) onderzoek bekend dat ongeveer evenveel mannen en vrouwen dader én slachtoffer zijn.

De onderzoekers dr. Karin Wittebrood en dr. Vic Veldheer van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) meldden vorig jaar op basis van twee Intomart-onderzoeken in opdracht van het ministerie van Justitie, dat in de vijf jaar voorafgaand aan deze onderzoeken 'slechts' 3,9 procent (dus in principe 0,78 procent per jaar) van de Nederlandse bevolking te maken heeft gehad met partnergeweld. Op ruim 4,6 miljoen meerpersoonshuishoudens betekent dat circa 36.000 gevallen van partnergeweld per jaar. Volgens hen werd bijna 60 procent van het huiselijk geweld gepleegd door niet-familieleden. Geweld tussen (ex-)partners vormt ‘slechts’ een kwart van het huiselijk geweld waarvan de Nederlandse bevolking melding doet in onderzoek.

Vergaarbak
De omschrijving huiselijk geweld is een vergaarbak voor allerlei (vage) soorten (niet noemenswaardig tot zwaar) geweld in en om huis. In de nieuwe landelijke uniforme registratie van de politie voor huiselijk geweld blijft dat zo: er is dit jaar weer gekozen voor een brede definitie. Dat kan variëren van (psychisch) geweld tussen partners tot burenruzies en zelfs mishandeling van huisdieren. Dit systeem geeft niet alleen verkeerde signalen af over de aard en omvang van huiselijk geweld, het staat daarmee ook een succesvolle aanpak in de weg. Van belang is verder nog het promotie-onderzoek van de juriste Maria Egelkamp van 2002 op de ontwikkeling van de geweldscriminaliteit in Duitsland en in Nederland. Zij stelt dat een toename van geregistreerd geweld te maken heeft met de aangiftebereidheid, dat de overheid met kostenverslindende campagnes stimuleert (en tevens jammert over het te geringe aantal politieagenten op straat). En misdrijven die eerder als licht werden bestempeld, worden nu mishandeling genoemd. Aangifte van verbaal of psychisch geweld bijvoorbeeld kwam ruim tien jaar geleden helemaal niet voor. Egelkamp spreekt van ‘inflatie’. 'Kleine incidenten worden vaker geregistreerd.' En een blauwe plek, een wond of zelfs een wond die niet is waar te nemen, geldt in een proces-verbaal als ‘letsel’'. Dat roept de vraag op of onderzoek naar alleen de door politie geregistreerde incidenten een juist beeld van de werkelijkheid geeft.

Een onderzoek, waarbij de LIS-cijfers, veroordelingen van rechters naar aanleiding van de aangiften bij politie en wetenschappelijke studies worden betrokken, ligt dus meer voor de hand. Althans als we een zo juist mogelijk beeld van de werkelijkheid willen. In Oostenrijk en Duitsland – waar een wet, vergelijkbaar met het voorstel van de minister al bestaat – zou blijken dat mishandelde partners na de verplichte time-out gemakkelijker hun relatie met de geweldpleger verbreken. Dat zou betekenen dat minister Donner een scheidingsbevorderend wetsvoorstel indient. Willen we – de minister, het CDA, de overheid en de maatschappij – dat met grote negatieve gevolgen voor kinderen en maatschappij? In Nederland horen we al jaren van de Blijf-van-mijn-lijfhuizen dat het merendeel van de vrouwen (enkele duizenden) willen dat het (fysieke) geweld stopt en niet de relatie of het huwelijk. We moeten huiselijk geweld, en ook kindermishandeling en partnergeweld, met z'n allen bestrijden, maar wel op basis van de juiste gegevens.


Prof. dr. Hans Crombag is emeritus hoogleraar rechtspsychologie.

Wim Orbons is publicist over gezinszaken.

REAGEER


Mannen worden te vaak gezien als dader en te weinig als slachtoffer
De mythe van huiselijk geweld
Friesch Dagblad; Achtergronden; 30 augustus 2006

De schattingen van huiselijk geweld van politiezijde zijn veel hoger dan onderzoeken rechtvaardigen. Bovendien is de man lang niet altijd de dader, stellen Wim Orbons en Hans Crombach.

HANS CROMBACH & WIM ORBONS

Als een man huiselijk geweld pleegt tegen zijn vrouw of kinderen kan de burgemeester hem straks maximaal vier weken de toegang tot zijn woning ontzeggen. De Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak en de Vereniging Nederlandse gemeenten, die tegen dit voorstel zijn, hebben minister Donner gevraagd opvang te regelen voor uithuisgeplaatste geweldplegers, maar de minister vindt dat niet nodig. Ze moeten maar aankloppen bij hun familie of bij de daklozenopvang. Geldt dat ook indien de vrouw de dader is? Nee, die kan als slachtoffer en dader bij de gesubsidieerde Blijf-van-mijnlijfhuizen terecht. Justitie verwacht dat het huisverbod duizend tot tweeduizend maal per jaar zal worden opgelegd. Dit roept de vraag op hoe dat kan, want volgens schattingen van Gerda Dijksman, politiecommissaris en coördinator van het landelijk project Huiselijk Geweld, doen zich per jaar 800.000 tot 900.000 gevallen van (ernstige) mishandeling voor door partner of familie. Maar is dat wel zo? Onlangs zijn weer cijfers over (de brede definitie van) huiselijk geweld verspreid. Dit naar aanleiding van een onderzoek door de Advies- en Onderzoeksgroep Beke naar de 57.000 door politie geregistreerde incidenten in 2005. Volgens onderzoeker dr. Henk Ferwerda van Beke gaat 41 procent van de huiselijk-geweldmeldingen bij politie over lichamelijk geweld, dus 23.370 incidenten. Voorts 35 procent over psychisch geweld en 17 procent over bedreiging. Bij de ziekenhuizen melden zich voor behandeling volgens het Letsel Informatie Systeem (LIS) ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers van geweld ‘in en om huis’: circa 9500 slachtoffers in totaal per jaar. Opvallend is dat tweederde van de aangeefsters bij politie niet de Eerste Hulp consulteert, en dat slechts een kleine groep van de mannelijke slachtoffers van de Eerste Hulp aangifte bij politie doet. Waarschijnlijk is dat omdat de mannelijke slachtoffers zich schamen en omdat aangifte voor hen vooral negatieve gevolgen kan hebben bij een echtscheiding: mogelijk verlies van de kinderen. Maar waarschijnlijk ook omdat bij de instanties hetzelfde vooroordeel bestaat als in de hoofdstroom van de samenleving, namelijk dat bijna altijd vrouwen slachtoffer zijn van huiselijk geweld en mannen de dader. De melding van Dijksman dat jaarlijks 800.000 à 900.000 gevallen van huiselijk geweld voorkomen, dateert van november 2003. In maart van dit jaar sprak zij van 57.000 gemelde incidenten en voegde eraan toe: ‘Maar die aantallen kun je gemakkelijk met tien vermenigvuldigen. En dan ben ik nog voorzichtig.’ (Trouw, 1 maart).

Onjuist
Volgens Ferwerda is die conclusie absoluut onjuist en blijkt die ook niet uit zijn onderzoek. Bovendien is het de vraag waarom ‘slechts’ 40 procent van de 57.000 gemelde incidenten tevens aangifte doet? Aangiften worden vooral na echtscheiding gedaan. Bekend is dat die aangiften vaak (gedeeltelijk) vals zijn in de strijd om de kinderen. Mede daarom is minstens zo relevant de vraag hoeveel (vermeende) daders op grond van die 22.800 aangiften door de rechter ook daadwerkelijk zijn veroordeeld. Dat is niet bekend, volgens Ferwerda. Toch wordt in het persbericht van het Nederlands Politie Instituut van 1 maart gesteld dat er ruim 13.000 geregistreerde slachtoffers zijn, wat suggereert dat er even zo veel daders door de rechter zijn veroordeeld. Maar volgens Ferwerda gaat het hier om aanhoudingen door politie, dus niet om veroordelingen van rechters. In hetzelfde persbericht van de politie wordt gesteld dat ‘de daders van huiselijk geweld in 98 procent van de gevallen man zijn’. Dit cijfer werd door vrijwel alle landelijke dagbladen overgenomen. Maar dit cijfer wordt niet ondersteund door het onderzoek van Ferwerda - sommige journalisten beheersen dus beter de kunst van het napraten, dan van het controleren van de feiten. Wel is uit veel ander (internationaal) onderzoek bekend dat ongeveer evenveel mannen en vrouwen dader én slachtoffer zijn. In een interview met Dijksman in de Volkskrant (2 maart) wordt verder beweerd dat er vorig jaar 2500 minderjarigen slachtoffer waren van huiselijk (vooral seksueel) geweld en was eenzelfde aantal kinderen is getuige van geweld (totaal 5000 kinderen dus). Dit terwijl volgens Ferwerda ‘slechts’ 4 procent van de incidenten betrekking heeft op seksueel misbruik. Dat zijn dus 2280 kinderen. Bovendien weten we van de commissie Al (eind 1997) dat ‘in de meeste gevallen’ - 90 procent zowel in Engeland als in Nederland - de beschuldiging werd uitgesproken gedurende of na afloop van psychotherapie, die de beschuldigsters ondergingen voor een grote variëteit van psychologische problemen van andere aard dan seksueel misbruik. De onderzoekers dr. Karin Wittebrood en dr. Vic Veldheer van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) meldden vorig jaar op basis van twee Intomart-onderzoeken in opdracht van het ministerie van Justitie, dat in de vijf jaar voorafgaand aan deze onderzoeken ‘slechts’ 3,9 procent (dus in principe 0,78 procent per jaar) van de Nederlandse bevolking te maken heeft gehad met partnergeweld. Op ruim 4,6 miljoen meerpersoonshuishoudens betekent dat circa 36.000 gevallen van partnergeweld per jaar. Volgens hen werd bijna 60 procent van het huiselijk geweld gepleegd door niet-familieleden. Geweld tussen (ex-)partners vormt ‘slechts’ een kwart van het huiselijk geweld waarvan de Nederlandse bevolking melding doet in onderzoek.

Vergaarbak
De omschrijving huiselijk geweld is een vergaarbak voor allerlei (vage) soorten (niet noemenswaardig tot zwaar) geweld in en om huis. In de nieuwe landelijke uniforme registratie van de politie voor huiselijk geweld blijft dat zo: er is dit jaar weer gekozen voor een brede definitie. Dat kan variëren van (psychisch) geweld tussen partners tot burenruzies en zelfs mishandeling van huisdieren. Dit systeem geeft niet alleen verkeerde signalen af over de aard en omvang van huiselijk geweld, het staat daarmee ook een succesvolle aanpak in de weg. Van belang is verder nog het promotieonderzoek van de juriste Maria Egelkamp van 2002 op de ontwikkeling van de geweldscriminaliteit in Duitsland en in Nederland. Zij stelt dat een toename van geregistreerd geweld te maken heeft met de aangiftebereidheid, dat de overheid met kostenverslindende campagnes stimuleert (en tevens jammert over het te geringe aantal politieagenten op straat). En misdrijven die eerder als licht werden bestempeld, worden nu mishandeling genoemd. Aangifte van verbaal of psychisch geweld bijvoorbeeld kwam ruim tien jaar geleden helemaal niet voor. Egelkamp spreekt van inflatie. ‘Kleine incidenten worden vaker geregistreerd.’ En een blauwe plek, een wond of zelfs een wond die niet is waar te nemen, geldt in een proces- verbaal als ‘letsel’. Dat roept de vraag op of onderzoek naar alleen de door politie geregistreerde incidenten een juist beeld van de werkelijkheid geeft. Een onderzoek, waarbij de LIS-cijfers, veroordelingen van rechters naar aanleiding van de aangiften bij politie en wetenschappelijke studies worden betrokken, ligt dus meer voor de hand. Althans als we een zo juist mogelijk beeld van de werkelijkheid willen. In Oostenrijk en Duitsland - waar een wet, vergelijkbaar met het voorstel van de minister al bestaat - zou blijken dat mishandelde partners na de verplichte time-out gemakkelijker hun relatie met de geweldpleger verbreken. Dat zou betekenen dat minister Donner een scheidingsbevorderend wetsvoorstel indient. Willen we - de minister, het CDA, de overheid en de maatschappij - dat met grote negatieve gevolgen voor kinderen en maatschappij? In Nederland horen we al jaren van de Blijf-vanmijn- lijfhuizen dat het merendeel van de vrouwen (enkele duizenden) willen dat het (fysieke) geweld stopt en niet de relatie of het huwelijk. We moeten huiselijk geweld, en ook kindermishandeling en partnergeweld, met z’n allen bestrijden, maar wel op basis van de juiste gegevens.

Idioot
Voor wat betreft kindermishandeling zijn de cijfers van de Algemene Meldpunten Kindermishandeling (AMK) interessant. AMK-statistieken zijn gepubliceerd in de nota van het ministerie van Justitie Privé-Geweld, Publieke Zaak, 2002. Van de meldingen ging 35 procent over mishandeling door de moeder, 14 procent door de vader, de rest door anderen. Volgens het Nederlands Instituut Zorg en Welzijn (NIZW) is de statistische verwerking van kindermishandeling sindsdien veranderd. AMK-meldingen worden niet meer uitgesplitst naar dader. Dat lijkt op een poging om voor moeders onaangename statistieken weg te moffelen. Nog niet weggemoffeld is het gegeven dat tweemaal zoveel kinderen vermoord worden door hun moeder als door hun vader (Gerlof Leistra en Paul Nieuwbeerta, Moord en doodslag, 2001), al wordt ook hier met de statistieken gerommeld door bij de vaders ook de stiefvaders op te tellen. Waar komt dat onuitroeibare geloof in de vrouw als beter mens toch vandaan? Het is net zo idioot als het geloof in de vrouw als minderwaardig wezen.

Wim Orbons is voormalig bestuurder van gezondheidszorgorganisaties; prof. dr. H. Crombag is emeritus hoogleraar rechtspsychologie.

Foto: Frans Andringa: Een vader wandelt met zijn kinderen. Dit gezin heeft niets te maken met de inhoud van dit artikel.

zondag, september 03, 2006

89. De mythe van huiselijk geweld

Nederlands Dagblad; donderdag 17 augustus 2006

Door Wim Orbons en Hans Crombag

Als een man huiselijk geweld pleegt tegen zijn vrouw of kinderen kan de burgemeester hem straks maximaal vier weken de toegang tot zijn woning ontzeggen. De Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak en de Vereniging Nederlandse gemeenten, die tegen dit voorstel is, hebben minister Donner gevraagd opvang te regelen voor uithuisgeplaatste geweldplegers, maar de minister vindt dat niet nodig. Ze moeten maar aankloppen bij hun familie of bij de daklozenopvang. Geldt dat ook indien de vrouw de dader is? Nee, die kan als slachtoffer en dader bij de gesubsidieerde Blijf-van-mijn-lijfhuizen terecht.

Justitie verwacht dat het huisverbod duizend tot tweeduizend maal per jaar zal worden opgelegd. Dit roept de vraag op hoe dat kan, want volgens schattingen van Gerda Dijksman, politiecommissaris en coördinator van het landelijk project Huiselijk Geweld, doen zich per jaar 800.000 tot 900.000 gevallen van (ernstige) mishandeling voor door partner of familie. Maar is dat wel zo?

Onderzoek
Onlangs zijn weer cijfers over (de brede definitie van) huiselijk geweld verspreid. Dit naar aanleiding van een onderzoek door de Advies- en Onderzoeksgroep Beke naar de 57.000 door de politie geregistreerde incidenten in 2005. Volgens onderzoeker dr. Henk Ferwerda van Beke gaat 41 procent van de huiselijk geweld-meldingen bij politie over lichamelijk geweld, dus 23.370 incidenten. Voorts 35 procent over psychisch geweld en 17 procent over bedreiging.

Bij de ziekenhuizen melden zich voor behandeling volgens het Letsel Informatie Systeem (LIS) ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers van geweld 'in en om huis': circa 9500 slachtoffers in totaal per jaar.

Opvallend is dat tweederde van de aangeefsters bij de politie niet de Eerste Hulp consulteert, en dat slechts een kleine groep van de mannelijke slachtoffers van de Eerste Hulp aangifte bij politie doet. Waarschijnlijk is dat omdat de mannelijke slachtoffers zich schamen en omdat aangifte voor hen vooral negatieve gevolgen kan hebben bij een echtscheiding: mogelijk verlies van de kinderen. Maar waarschijnlijk ook omdat bij de instanties hetzelfde vooroordeel bestaat als in de hoofdstroom van de samenleving, namelijk dat bijna altijd vrouwen slachtoffer zijn van huiselijk geweld en mannen de dader.

De melding van Dijksman dat jaarlijks 800.000 à 900.000 gevallen van huiselijk geweld voorkomen, dateert van november 2003. In maart van dit jaar sprak zij van 57.000 gemelde incidenten en voegde eraan toe: 'Maar die aantallen kun je gemakkelijk met tien vermenigvuldigen. En dan ben ik nog voorzichtig' (Trouw, 1 maart).

Te hoog
Volgens Ferwerda is die conclusie absoluut onjuist en blijkt die ook niet uit zijn onderzoek. Bovendien is de vraag waarom 'slechts' 40 procent van de 57.000 gemelde incidenten tevens aangifte doet? Aangiften worden vooral na echtscheiding gedaan. Bekend is dat die aangiften vaak (gedeeltelijk) vals zijn in de strijd om de kinderen. Mede daarom is minstens zo relevant de vraag hoeveel (vermeende) daders op grond van die 22.800 aangiften door de rechter ook daadwerkelijk zijn veroordeeld. Dat is niet bekend, volgens Ferwerda. Toch wordt in een persbericht van het Nederlands Politie Instituut van 1 maart gesteld dat er ruim 13.000 geregistreerde slachtoffers zijn, wat suggereert dat er even zo veel daders door de rechter zijn veroordeeld. Maar volgens Ferwerda gaat het hier om aanhoudingen door politie, dus niet om veroordelingen van rechters.

In hetzelfde persbericht van de politie wordt gesteld dat 'de daders van huiselijk geweld in 98 procent van de gevallen man zijn'. Dit cijfer wordt niet ondersteund door het onderzoek van Ferwerda. Wel is uit veel ander (internationaal) onderzoek bekend dat ongeveer evenveel mannen en vrouwen dader én slachtoffer zijn.

In een interview met Dijksman in de Volkskrant (2 maart) wordt verder beweerd dat er vorig jaar 2500 minderjarigen slachtoffer waren van huiselijk (vooral seksueel) geweld en was eenzelfde aantal kinderen getuige van geweld (totaal 5000 kinderen dus). Dit terwijl volgens Ferwerda 'slechts' 4 procent van de incidenten betrekking heeft op seksueel misbruik. Dat zijn dus 2280 kinderen. Bovendien weten we van de commissie Al (eind 1997) dat 'in de meeste gevallen' de beschuldiging werd uitgesproken gedurende of na afloop van psychotherapie, die de beschuldigsters ondergingen voor een grote variëteit van psychologische problemen van andere aard dan seksueel misbruik.

De onderzoekers dr. Karin Wittebrood en dr. Vic Veldheer van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) meldden vorig jaar op basis van twee Intomart-onderzoeken in opdracht van het ministerie van Justitie, dat in de vijf jaar voorafgaand aan deze onderzoeken 'slechts' 3,9 procent (dus in principe 0,78 procent per jaar) van de Nederlandse bevolking te maken heeft gehad met partnergeweld. Op ruim 4,6 miljoen meerpersoonshuishoudens betekent dat circa 36.000 gevallen van partnergeweld per jaar. Volgens hen werd bijna 60 procent van het huiselijk geweld gepleegd door niet-familieleden. Geweld tussen (ex-)partners vormt 'slechts' een kwart van het huiselijk geweld waarvan de Nederlandse bevolking melding doet in onderzoek.

Vergaarbak
De omschrijving huiselijk geweld is een vergaarbak voor allerlei (vage) soorten (niet noemenswaardig tot zwaar) geweld in en om huis. In de nieuwe landelijke uniforme registratie van de politie voor huiselijk geweld blijft dat zo: er is dit jaar weer gekozen voor een brede definitie. Dat kan variëren van (psychisch) geweld tussen partners tot burenruzies en zelfs mishandeling van huisdieren. Dit systeem geeft niet alleen verkeerde signalen af over de aard en omvang van huiselijk geweld, het staat daarmee ook een succesvolle aanpak in de weg.

Van belang is verder nog het promotie-onderzoek van de juriste Maria Egelkamp van 2002 op de ontwikkeling van de geweldscriminaliteit in Duitsland en in Nederland. Zij stelt dat een toename van geregistreerd geweld te maken heeft met de aangiftebereidheid, dat de overheid met kostenverslindende campagnes stimuleert (en tevens jammert over het te geringe aantal politieagenten op straat). En misdrijven die eerder als licht werden bestempeld, worden nu mishandeling genoemd. Aangifte van verbaal of psychisch geweld bijvoorbeeld kwam ruim tien jaar geleden helemaal niet voor. Egelkamp spreekt van 'inflatie'. 'Kleine incidenten worden vaker geregistreerd.' En een blauwe plek, een wond of zelfs een wond die niet is waar te nemen, gelden in een proces-verbaal als 'letsel'.

In Oostenrijk en Duitsland - waar een wet, vergelijkbaar met het voorstel van de minister al bestaat - zou blijken dat mishandelde partners na de verplichte time-out gemakkelijker hun relatie met de geweldpleger verbreken. Dat zou betekenen dat minister Donner een scheidingsbevorderend wetsvoorstel indient. Willen we - de minister, het CDA, de overheid, de maatschappij - dat met grote negatieve gevolgen voor kinderen en maatschappij? In Nederland horen we al jaren van de Blijf-van-mijn-lijfhuizen dat het merendeel van de vrouwen (enkele tienduizenden) willen dat het (fysieke) geweld stopt en niet de relatie of het huwelijk. We moeten huiselijk geweld, en ook kindermishandeling en partnergeweld, met z'n allen bestrijden, maar wel op basis van de juiste gegevens.

Moeders
Voor wat betreft kindermishandeling zijn de cijfers van de Algemene Meldpunten Kindermishandeling (AMK) interessant. AMK-statistieken zijn gepubliceerd in de nota van het ministerie van Justitie Privé-Geweld, Publieke Zaak, 2002. Van de meldingen ging 35 procent over mishandeling door moeder, 14 procent door vader, de rest door anderen. Volgens het Nederlands Instituut Zorg en Welzijn (NIZW) is de statistische verwerking van kindermishandeling sindsdien veranderd. AMK-meldingen worden niet meer uitgesplitst naar dader. Dat lijkt op een poging om voor moeders onaangename statistieken weg te moffelen.

Nog niet weggemoffeld is het gegeven dat tweemaal zoveel kinderen vermoord worden door hun moeder als door hun vader (Gerlof Leistra en Paul Nieuwbeerta, Moord en doodslag, 2001), al wordt ook hier met de statistieken gerommeld door bij de vaders ook de stiefvaders op te tellen. Waar komt dat onuitroeibare geloof in de vrouw als beter mens toch vandaan? Het is net zo idioot als het geloof in de vrouw als minderwaardig wezen.

Wim Orbons is voormalig bestuurder van gezondheidszorgorganisaties en prof. dr. Hans Crombag is emeritus hoogleraar rechtspsychologie.

  • Zie voor vrouwelijk huiselijk geweld verder ook de zeer informatieve website Huiselijk Geweld samengesteld door de wetenschapsjournalist Theo Richel.

vrijdag, september 01, 2006

88. Nederland hard op weg naar het Antilliaanse gezinsmodel van het (vaderloze) eenoudergezin

Forse groei aantal eenoudergezinnen : Kinderen groeien meestal op bij alleen de moeder
CBS Webmagazine; Joop Garssen en Carel Harmsen; Maandag 26 september 2005 10:00
Reformatorisch Dagblad - Internet Editie - Geplaatst: 2-11-2005 | 11:13

AMSTERDAM (ANP) - Steeds meer kinderen groeien bij een alleenstaande moeder op en dat aantal zal alleen maar stijgen. Als gevolg hiervan schuift Nederland steeds meer in de richting van een matriarchale samenleving, zoals in de Caraïben. Moeders worden steeds belangrijker.

Dit komt doordat steeds minder ouders trouwen, ongehuwde stellen eerder uit elkaar gaan en kinderen meestal bij hun moeder blijven wonen. Dat stelde hoogleraar demografie dr. J. Latten van de Universiteit van Amsterdam in de Jantje Beton-lezing 2005 over de kinderen van 2015.

Uit de cijfers blijkt verder dat ongehuwde stellen eerder uit elkaar gaan dan gehuwde stellen. Per jaar gaan er 70.000 ongetrouwde partners uit elkaar en zijn er 31.000 echt- en 5000 flitsscheidingen. Naast 40.000 kinderen die te maken krijgen met echtscheiding, zijn er naar schatting jaarlijks 18.000 kinderen betrokken bij uit elkaar gaande ongetrouwde ouders.

De komende tien jaar zullen ten minste een half miljoen kinderen te maken krijgen met een scheiding van de ouders. En dat is maar een voorzichtige inschatting, zegt Latten. Hij voorspelt dat hierdoor het aantal eenoudergezinnen zal stijgen van 440.000 nu tot 525.000 in 2015.

Het merendeel van deze gezinnen zal uit een moeder met kinderen bestaan. „Het zijn de moeders die voor deze kinderen de vaste kern blijven vormen in een informeler patroon van gezinsvorming”, zegt de hoogleraar. „Het patroon lijkt steeds meer op het Caraïbisch patroon dat ook via de Surinaamse en de Antilliaanse bevolking naar Nederland is gekomen.”

Forse groei aantal eenoudergezinnen

In de afgelopen jaren bleef het aantal gezinnen met kinderen vrijwel constant, maar is het aantal eenoudergezinnen sterk toegenomen. Deze toename was vooral groot onder allochtonen. Van de Antilliaanse vrouwen van rond 40 jaar waren er vier op de tien alleenstaande moeders.

In vijf jaar 60 duizend eenoudergezinnen erbij
In de afgelopen vijf jaar is het aantal eenoudergezinnen toegenomen van 384 duizend naar 444 duizend. Het aantal gezinnen met twee ouders bleef in dezelfde periode met ruim 2 miljoen vrijwel ongewijzigd. Op 1 januari 2005 telde bijna 18 procent van alle gezinnen met kinderen één ouder. In een derde van de eenoudergezinnen is de ouder allochtoon. Onder Surinamers was het aantal eenoudergezinnen met 32 duizend het grootst, op afstand gevolgd door Antillianen/Arubanen en Turken met beide circa 13 duizend.

Eenoudergezinnen naar herkomst ouder, 1 januari 2005












Sterke toename onder Turken en Marokkanen

Het aantal Marokkaanse en Turkse eenoudergezinnen is nog betrekkelijk klein (9 duizend en 13 duizend), maar vertoont wel een zeer sterke groei. Sinds 2000 zijn de aantallen Marokkaanse en Turkse eenoudergezinnen met 46 en 42 procent toegenomen. Ook onder Antillianen was de toename met 28 procent bovengemiddeld. Lager dan gemiddeld was de groei onder Surinamers en autochtonen.

Aandeel alleenstaande moeders in de vrouwelijke bevolking, 1 januari 2005
















Antilliaanse vrouwen vaak alleenstaande moeder

De kans op alleenstaand moederschap is het grootst onder Antilliaanse en Surinaamse vrouwen. Rond 40-jarige leeftijd zijn ruim vier op de tien Antilliaanse vrouwen alleenstaande moeder. Onder Surinaamse vrouwen is dit ongeveer een derde, en onder Turkse en Marokkaanse vrouwen van deze leeftijd een zesde. Het laagst is het aandeel alleenstaande moeders onder autochtone vrouwen. Van hen maakt rond 40-jarige leeftijd een op de twaalf deel uit van een eenoudergezin.

Aandeel kinderen in eenoudergezin, 1 januari 2005












Een op de acht kinderen in eenoudergezin

Van de ruim 3 miljoen kinderen tot 15 jaar die ons land telt, leven er 360 duizend ((12 procent) in een eenoudergezin. Onder jonge kinderen ligt dit aandeel lager, omdat eenoudergezinnen meestal ontstaan door echtscheiding. Van de Antilliaanse en Arubaanse kinderen leeft echter al bijna de helft vanaf de geboorte in een gezin met één ouder. Ook onder Surinaamse kinderen is dit aandeel hoog, met 41 procent. Onder autochtone kinderen geldt dit voor 9 procent.

Joop Garssen en Carel Harmsen